Onze hersenen, soms een vriend, soms ook een vijand
Op de laatste mooie dag van het jaar installeert Alfred zich aan een tafeltje op een buitenterras voor een kop koffie. Een onbekende dame komt ongevraagd bij hem zitten en stelt zich voor als Prunella. Alfred houdt vreemden liever op een armlengte afstand maar als slechts seconden later een geldwagen zich in het volle terras aan de overkant van de straat boort en vervolgens een aantal terroristen in het rond begint te schieten, liggen hij en Prunella in geen tijd ongemakkelijk dicht bij elkaar op de grond, hopend dat ze dit zullen overleven.
Bert Natter (1968) behaalde met zijn vorige boeken al een aantal prijzen en nominaties. Op Hebban, maar ook in kranten, krijgen zijn boeken bovengemiddeld veel sterren en lovende recensies. Hij begon zijn carrière als schrijver in 1993 en publiceerde in die periode verschillende boeken, bijna alle samen met Ronald Giphart. Daar zaten historische boeken bij, kinderboeken, doe-boeken, naslagwerken, en slechts één roman. Na 1999 volgde een literaire stilte van zes jaar, waarna hij in 2005 maar liefst vier boeken publiceerde, meestal historisch geïnspireerd, slechts een enkele keer geromantiseerd. In 2008 maakt hij zijn “echte” debuut als romanschrijver met Begeerte heeft ons aangeraakt. Met Ze zullen denken dat we engelen zijn levert hij ondertussen zijn vijfde roman af.
Veel sneller dan in Ze zullen denken dat we engelen zijn kan een lezer niet middenin de actie geworpen worden. De auteur heeft minder dan een bladzijde nodig om de hoofdpersonages met elkaar in contact te brengen en de geldwagen ten tonele te voeren. Een superspannend begin van een thriller. Maar Natter besloot een andere kaart uit zijn mouw te toveren en greep deze bloederige start aan om er een roman uit te puren. Een bijzonder geslaagde dan nog wel.
300 bladzijden lang gunt de auteur ons inkijk in het leven van Alfred Ellerau in de dagen en weken na de aanslag. Alfred doet zijn best om het juiste te doen, probeert door te gaan met zijn leven, probeert te negeren dat weinigen onbevooroordeeld naar hem kijken omwille van zijn verleden, en verzwijgt voor de meeste mensen dat hij bij de aanslag aanwezig was. Nog in de nasleep van het gebeuren hechten Alfred en Prunella zich vaster aan elkaar dan gezond is, en ook daar heeft Alfred het bijzonder moeilijk mee. Bert Natter voedt al deze informatie aan de lezer in kleine partjes waaruit steeds duidelijker blijkt wie Alfred is, wat hij in het verleden reeds heeft meegemaakt, en hoe hij worstelt om geestelijk boven water te blijven. Alfred is de vertelstem in het boek. De lezer ziet de gebeurtenissen door zijn ogen en leest voornamelijk mee met wat Alfred denkt. Dit levert boeiende proza op waarbij vooral ons vermogen om A te denken en B te zeggen, sterk uit de verf komt. Alfred toont zich ook een scherpe observator die soms heldere verbanden legt die we allemaal onbewust leggen maar nooit zo scherp uitgedacht krijgen als Alfred dat doet.
“Als je zo zwaargewond bent dat je volgens anderen voor je leven vecht, dan vecht je vast niet meer zelf, dan vechten anderen voor jouw leven.”
Andere observaties zijn niet zozeer scherp maar zetten de lezer wel aan het denken over de betekenis ervan:
“De koffer van mijn vader ruikt als een woord waar je niet op kunt komen.”
Natter heeft ook handig ingespeeld op moderne technologie zoals de alomtegenwoordige beveiligingscamera’s en smartphonende medemensen om te laten zien hoe onze beleving afwijkt van de feiten. Meermaals is de lezer getuige van hoe Alfred bepaalde gebeurtenissen ervaart, waarna opgenomen beelden bewijzen dat het anders gegaan is. Onze zintuigen en hersenen leggen ons voortdurend in de luren, is een boodschap die lezers ijzersterk meekrijgen. Natter zal met dit boek ongetwijfeld weer mooie kritieken aan zijn palmares toevoegen. Dit is het soort boek waarvan we steeds hopen dat er nog vele van zullen verschijnen dit jaar.
Reageer op deze recensie