Meer dan 6,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

6 - Boek - Young adult- / adolescentenliteratuur, 15-18 (21) jaar - Elke dag een druppel gif

mingyok 05 september 2023

Boeksamenvatting
Wilma Geldof - Elke dag een druppel gif

Feitelijke gegevens
Auteur - Wilma Geldof
Titel - Elke dag een druppel gif
Uitgeverij - The house of books
Plaats en het jaar van uitgave - Amsterdam, 2014
Genre - Fictie - adolescentenliteratuur, 15-18 (21) jaar
Aantal pagina’s - 368 pagina’s

Titelverklaring
Het is gebeurd, en dus kan het opnieuw gebeuren, daar gaat het allemaal om.
Primo Levi

Maarten gaat naar zijn ouders. Hij wil weten of zijn vader Eva heeft verraden. Zijn vader wordt boos. ‘Ik buig niet. Voor niemand. Einde verhoor.’ ‘Spelletje doen?’, vraagt Maarten? ‘Ik zie, ik zie wat jij niet ziet. Ik zag het ook niet. Ik zag de wereld door uw ogen. Het is alsof ik jaren aan een infuus heb gelegen en elke dag gif kreeg toegediend. Elke dag een druppel. Nu zie ik het wel. En nu? Wat ziet u nu?’

Personages
Maarten Prins - blonde haren, tengere ledematen. Slungelig als hij ouder is.
Hij leefde op een dieet van drie woorden per dag en een lach. Goedemorgen. Dag. Welterusten.

Hanne Brugman - tengere, maar energieke verschijning. Donkere krullen.
P. 24 Ze was anders dan andere meisjes.. iemand die haar eigen gang ging.


Walter - de grote, sterke broer van Maarten

Arthur - beste vriend van Maarten

Wolf - de hond van het gezin, in zijn jeugdq

Heiko - de vader van Maarten
Martha - de moeder van Maarten


Tijd en ruimte
Het verhaal speelt zich af in verschillende periodes. Het boek begint met een proloog in mei 1937. Daarna gaat het verhaal verder na de Tweede Wereldoorlog, in 1948.
Het verhaal speelt zich af in Amsterdam.

Vertelperspectief
Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van Maarten.

Schrijfstijl
De schrijver schrijft heel toegankelijk. De personages worden uitgebreid beschreven, hun gedachten en vooral de belevingswereld van Maarten.
Soms wordt de tekst in hoofdletters geschreven. Is dat een uitspraak van zijn moeder?

Thema van het boek
Het gaat over de liefde. En een zoektocht naar wie je bent. Ook over groei en je weg zoeken naar de toekomst.
Maarten worstelt met zijn loyaliteit naar zijn vader en tegelijkertijd moet hij zelf beginnen met nadenken. Maarten ziet zijn vader als een held en groots, wat heel normaal is voor een kind.

Terugkerend thema is dat hij over het weer praat; het regent het regent, maar nu kleurt de lucht roze en het roze waaiert uit in allemaal tinten rood oranje geel en paars. In het begin van het boek hebben ze het vooral heel veel over grijs, nu ziet hij weer kleur in de heropvoedingskamp.



Wat vond ik ervan?
Vanaf het begin heb je door dat Maarten een geheim met zich meedraagt.
‘Als hij de ogen van twee mannen op zich voelt, wendt hij zijn gezicht af.’
P. 21 Net zijn moeder, die over onnozelheden begint als het gesprek moeilijk wordt.’
P. 26 Amsterdam was niet ver genoeg om het verleden achter je te laten.

P. 102 ‘Iedereen moet werken’, zei zijn vader die avond toen Maarten vroeg waarom joden naar werkkampen moesten. ‘Nederlanders kunnen als vrijwilliger in Duitsland werken tegen een goed salaris. Joden worden uit noodzaak opgepakt. Omdat het vrijwillig niet lukt. Het moet gewoon, jongen. Duitse arbeiders gaan als soldaat naar het front, maar om te winnen van de Russen moeten de fabrieken blijven draaien.’ Moeten de kinderen ook werken? ‘Er wordt een aparte staat voor joden gezocht. Dus moeten ze die gezinnen natuurlijk niet uit elkaar halen’, zei zijn vader.
Dit stukje toont aan hoe de NSB’er dacht, je begrijpt steeds meer hoe zij eigenlijk gehersenspoeld zijn.


Samenvatting

Proloog
Maarten droomt dat hij achterna wordt gezeten, dat blijkt Eva te zijn. Eva wordt in een sloot onderwater gehouden door jongens en meisjes. Maarten redt haar en brengt haar samen met Arthur naar huis. Eva’s moeder bedankt Maarten en biedt hem een matse met suiker aan.


I Amsterdam, maart-april 1948
Elf jaar later.
1. Maarten spreekt in cafe Eijlders af met Hanne, die hij kent van zijn werk in het Wilhelmina Gasthuis als nachtportier. Maarten vindt Hanne op een Jood lijken. Hanne is geobsedeerd door de oorlog, terwijl iedereen het over de opbouw vh land heeft. Maarten vertelt dat hij trompet en piano speelt. Hanne moedigt hem aan piano te spelen in de bar. Maarten speelt een onbekend stuk van Wagner, hopende dat niemand het herkent.
2. Maarten fiets Hanne naar een halte van de blauwe tram. Hanne zegt tegen Maarten dat ze verliefd op hem is. ‘Ik ben verliefd! roept hij. De wind waait zijn woorden de lucht in. P.34 Een NSB’er is een NSB’er.
3. Drie weken na zijn afspraak krijgt Maarten Een uitnodiging voor een reünie van zijn HBS. Hij heeft maar kort op het HBS gezeten, alleen het eerste jaar. Toen is hij veel gepest en uitgemaakt voor een verrader.
4. Maarten nodigt Hanne uit om naar zijn kamer te komen. Hanne vind het krantenberichtje met de uitnodiging voor de reünie. Hanne wil dat Maarten iets over zichzelf verteld. Maarten wil niets vertellen en Hanne zegt dat het zo niet langer kan. Hanne gaat weg. Maarten gaat haar achterna. En vertelt dat hij heel erg gepest werd op de HBS. Hanne loopt weg en springt een wachtende tram in. Maarten rent haar achterna. In de tram vertelt hij dat hij uit een NSB gezin komt. Het maakt Hanne niets uit. Ik ben verliefd op jou, Maarten prins. ‘Jij bent je ouders niet.’

II Prinsje Haarlem, Mei 1937-juni 1942
1. Mussert of Moskou. Na het eten vertelt vader over hun leider meneer Mussert. ‘De Führer wil een rechtvaardige verdeling van alle bodemschatten’, zei vader. De rijken worden steeds rijker, maar de armen steeds armer. Papa hoort bij de allereerste leden van de NSB.
2. Maarten en Arthur zijn aan het stoeien, Mussert of Moskou. Arthurs oma zegt dat ze moeten ophouden met die onzin. Jullie weten niet waar je het over hebt. Maarten en Arthur lopen naar school. Ze komen Eva en haar broer Moshe tegen. Eva geeft Maarten een gladde steen met een hartje erop.
3. Maarten vraagt waarom mensen schelden op socialisten. Socialisten vonden dat alle mensen gelijk waren. Ze kwamen op voor de arbeiders en zetten zich af tegen de rijken. De moeder van Maarten heeft drie miskramen gehad. Daarom was ze extra blij met Maarten. Ze noemt hem haar prinsje. NSB’ers worden uitgescholden omdat democratie niet werkt, zei zijn vader. Hitler is de man om wie het Duitse volk heeft gevraagd. 10 mei 1940.
4. Tientallen vliegtuigen gaan naar het westen, Engeland. Het zijn Duitsers. Er staan hakenkruizen op de vleugels. Maarten vlucht met zijn hele familie naar buiten. Alle buren kijken naar hem. Ze gaan weer naar binnen. Maartens vader zegt: nationaal socialisme was de bedoeling, dit niet.
5. Er wordt op de deur gebonkt. Politie staat voor de deur. Daar achter soldaten. Ze nemen Maartens vader mee. Ze denken dat hij de Duitsers heeft geholpen.
6. Maartens moeder en Walter gaan naar het politiebureau. Daar worden ze uitgelachen. Op de terugweg schuilen ze, maar ze mogen niet een portiek in. Het portiek is vol. Mensen houden niet van NSB ers. Tijdens een lucht alarm schuilen ze in de kleine kelder, met pannen over hun hoofd. In de nachten slaapt Maarten naast zijn moeder in bed, Walter slaapt met zijn matras op de grond met de hond.
7. Op de vijfde dag is de oorlog voorbij. Duitsland heeft Rotterdam gebombardeerd, en de regering heeft zich overgegeven. Maartens vader komt thuis. Hij heeft in de gevangenis gezeten in Hoorn. Zijn vader vond het verschrikkelijk dat Duitsland Nederland was binnen gevallen, maar nu begreep hij het pas goed, Duitsland zou de Nieuwe Tijd brengen. Ze gaan naar het centrum van Haarlem, omdat de Duitsers daar zouden aankomen. Arthur en Eva negeren Maarten. Naast hen doen mensen de Hitlergroet. Waarom doet u dat niet, vroeg hij. ‘Dit is geen goed moment om openlijk steun te betuigen jongen’, zei zijn vader. Net vrij, en nu alweer hield hij rekening met domme mensen die hem als de vijand zagen. Zijn vader was groots.
8. Maarten haalt Arthur op voor school. Athurs oma hoopt dat Maartens vader iets heeft geleerd in de gevangenis. Maarten hoopt dat Nederland er van geleerd heeft. Arthurs oma strijkt onverwacht teder over zijn wang. ‘Maarten je bent echt een hele goede zoon’, zei ze langzaam, ‘maar je moet zelf na gaan denken.’ Fatsistische staat. Maarten weet niet eens waar hij het over heeft. Als Maarten op school aankomt, wordt hij in elkaar geslagen. Hij moet het Wilhelmus zingen. In de klas vertelt de bovenmeester dat de kinderen niet met NSB’ ers om mogen gaan. De juf zegt echter dat de kinderen Maarten niet mogen plagen. Buiten het klaslokaal komt een groep soldaten voorbij. De kinderen maken kotsende geluiden. Ze zijn gehersenspoeld. Allemaal. Kon hij het Eva maar uitleggen.
9. Het verhaal springt naar dik een jaar later. Maarten en Arthur hebben hun eerste dag op de HBS school. OHogere Burgerschool, anno 1900. Arthur baalt dat ze allemaal naar andere scholen gaan. Moshe en Eva zijn joods. En joden worden naar werkkampen gestuurd, zei Arthur. Maarten mag bij Arthur op de fiets achterop naar school, maar daarna moet Maarten ophoepelen. In de hal vragen jongens of Maarten een broertje is van Walter. Daarna knijpt een jongen, de beer, hem heel hard in zijn hand bij het handen schudden. Was Walter er maar.
10. Maarten vraagt naar de werkkampen. Joden moeten naar de werkkampen, omdat de fabrieken moeten blijven draaien. De Duitse arbeiders gaan namelijk als soldaat naar het front. ‘Moeten de kinderen ook werken?’, vraagt Maarten. ‘Er wordt een aparte staat voor de joden gezocht. Dus moeten ze die gezinnen natuurlijk niet uit elkaar halen’, zei zijn vader. … Maar tussen Arthur en hem, tussen de wereld en hem, was er steeds meer oorlog. Elke dag was een beetje erger dan de vorige. In de hal is een pilaar die de NSB-paal wordt genoemd. Daar staan de jongens van de jeugdstorm. De jongens uit Maartens schaar, zoals de groepen van de Jeugdstorm heten, gaan naar andere scholen. Maarten is bang dat De Beer hem ziet bij de NSB-paal. Maarten eet zijn boterham in de wc, naast de leraren wc. Daar voelt hij zich tenminste veilig. Er waren ook betere dagen. Dagen dat hij er alleen maar niet bij hoorde.
11. Maarten hoort Walter en zijn moeder schreeuwen thuis. Walter is namelijk naar het werving’s bureau gegaan en is al goedgekeurd. Daarna heeft Walter zich aangemeld voor het vrijwilligerslegioen. Maarten voelde zich in de steek gelaten. Walter vertrok en het zou niet voor even zijn. Hij had een grote broer aan wie hij niets meer had.
12. Maarten heeft een blauwe plek in zijn gezicht. Hij zegt dat hij gevochten heeft. Hij ontkent dat hij in elkaar geslagen is. Maartens moeder vindt dat ze met de directeur moeten praten. Walter zegt dat dat het alleen maar erger maakt. Die nacht hoort Maarten zijn ouders ruzie maken. Maertens moeder zegt dat Maarten een gevoelig kind is. En dat ze met de directeur moet praten. Hij wordt geslagen, omdat hij de kind van een NSB’er is. Daarnaast zegt Maartens moeder dat Walter het legioen in gaat voor Walters vader. ‘Hij doet het voor jou.’ Als Maarten in het stapelbed ligt, vraagt hij Walter hoe hij het deed op school, met dat jennen. Walter geeft hem een tip. Zorg ervoor dat hij bang voor je is. Zeg tegen die zak dat je hem aangeeft als hij je niet met rust laat. Hij heeft een Joodse vader. Zeg gewoon dat je naar de Gestapo in het stadhuis kunt gaan. Walter zegt tegen Maarten dat hij Ralf heeft opgezocht en dat hij hem vanaf nu met rust zal laten. Maarten voelt een lach in zich op borrelen, diep vanuit zijn buik. Maarten zegt tegen Walter dat hij niet wil dat Walter weggaat. Walter slaapt.
13. Maarten loopt in een defile met 700 Jeugdstormers. 300 nieuwelingen gaan de gelofte vandaag afleggen. Walter is al een half jaar van huis. Maarten ziet Eva in de menigte staan.
14. Maarten moet na de les bij meneer Bosman nablijven. Meneer Bosman zegt dat Walter met Ralph Behrmann heeft gevochten, maar Ralph is een goeie jongen. Hij zamelt voedselpakketten in voor Joodse kinderen. In de jongens wc wordt Maarten opgewacht door De Beer en anderen. Zijn hoofd wordt in een wc pot geduwd. Daarna gaat hij naar huis. Uitgebraakt door de school als een ongewenst lichaam. Een Fremdkorper.
15. Daarna gaat Maarten niet meer naar school maar gaat hij zitten op een bankje in het Kenaupark. Op een middag zit hij Moshe en Eva een eind verderop. Moshe zegt dat ze binnenkort een oproep krijgen. Naar een kamp. Misschien wel Duitsland. Eva maakt zich zorgen over haar kat Tijgertje. Maarten biedt aan voor Tijgertje te zorgen. Maarten wil ze troosten en zegt dat zijn leider in Dachau is geweest en dat alles goed was. Eva vraagt Maarten of hij dat gelooft. Maarten zegt echt. Daarna lopen Eva en Moshe zwijgend weg. Die middag bleef Maarten maar denken aan de bordjes met ‘voor joden verboden’ waarom gelden voor hen andere regels. Hij gaat het aan vader vragen.
16. Maertens moeder komt er achter dat Maarten niet naar school is gegaan. Maarten zegt dat zijn ouders er toch niets aan kunnen doen. Maarten verscheurt de foto van de Führer. Maarten moet zijn moeder Moeder beloven om weer naar school te gaan. In ruil daarvoor zegt zij niets tegen papa.
17. Maarten besluit langs Arthur‘s huis te gaan. Hij gaat naar binnen. Hij ruikt eten maar Arthur is niet thuis. Dan komt Arthur’s oma er aan en zegt dat hij naar buiten moet. Als Maarten buiten staat ziet hij op de bovenetage de gesloten gordijnen bewegen. Maarten denkt dat het Arthur is en gaat weg. Buiten komt hij Arthur tegen op de fiets. Maarten springt achterop bij Arthur. Ze krijgen ruzie. Op school doet Maarten alsof hij Arthur’s beste vriend nog steeds is. De Beer staart naar Arthur.
18. Arthur wil maar te ontmoeten in het fietsenhok. Maarten twijfelt. Maarten gaat toch het fietsenhok in. Daar staat De Beer, Gerben en een jongen die hij niet kende. Arthur gaat weg. De Beer zegt dat iedereen een keuze heeft ook Maarten. Maarten kan kiezen uit klappen of kietelen. Maarten kiest voor kietelen. Ze houden hem vast en doen van alles met hem.
19. Maarten gaat naar huis en gaat direct badkamer in. Zijn moeder komt hem achterna. Ze vraagt wat er is gebeurd. ‘Ze hebben me gekieteld’, zegt Maarten terwijl hij hikte. Maarten gaat zijn bed in tot hij weer warm is.
20. Zijn vader komt thuis en zegt dat hij uit bed moet. ‘Germaanse jongens horen niet in bed.’ Maarten komt Arthur tegen bij de bakker. Maarten besluit nog wel eens een keer wraak te nemen. Als Maarten thuiskomt pakt zijn vader de militaire kaart en kijkt waar Walter allemaal is geweest. Maarten zegt dat Arthur onderduikers heeft. Zijn vader zegt dat hij zich niet moet bemoeien. Maarten wil zelf naar de Sicherheitsdienst gaan.

III Amsterdam, mei 1948
’En toen?’, vraagt Hanne. Maarten loopt weg naar de keuken om te koken. Hanne vraagt weer: ‘En toen? Nooit is het Hanne genoeg, elke keer gaat ze verder. Zoals laatst in het park. Hanne vraagt aan Maarten: ‘Had je geen idee wat er met joden gebeurde?’ Maarten zegt dat hij het niet wist. Hanne zegt dat iemand er van moet hebben geweten. Hannes familie had graag onderduikers gehad. Maar hun huis was te klein. Terug in de keuken zegt Hanne dat ze al wist dat Maarten uit een NSB nest komt. Ze wist dit van Doortje van haar werk. Hanne vraagt Maarten om op de trompet te spelen. Maarten blijkt dit heel goed te kunnen. Dan speelt Maarten een stukje Jazz. Dat is ook heel goed. Dan komt de student binnen, een huisgenoot van Maarten. Hij vindt dat Maarten zo naar het conservatorium kan.

IV Elite Juni 1942-april 1945
1. Maarten wil naar de kostschool. Een nationaalsocialistische school. Zijn moeder ziet het niet zo zitten.
2. Maarten gaat naar een uitgebreide theorieexamen in Den Haag. Daarna heeft hij een lichamelijke keuring. Een dokter, een NSB’er en een schooldirecteur. Hij wordt gewogen en gemeten. Hij vertelt dat hij een broer heeft. Zijn stamboom is goed, zeer goed zelfs. Daarna een sportexamen. Hij was de snelste loper. Tenslotte moest hij de moedproef doen: van een hoge duikplank springen. Twee weken later krijgt Maarten de brief. Er staat dat je met 57 jongens uit 500 bent toegelaten tot Hitlers Eliteschool. Maarten kan het niet geloven.
3. Maarten pakt de trein naar station Valkenburg. samen met met 30 andere kinderen voor Maarten opgehaald door Detlef een jongen uit een hoge klas. De Reichsschule was eerst een klooster met monniken. Maarten is derdejaars samen met Okko Woltjer, iemand uit Groningen, en deelde een kamer met Okko, Diether en Ate. Diether komt van de Napola, de Nationale Politie Academie. Ate had een jaar in Schaarsbergen op school gezeten, de voorloper van de Reichsschule.
4. Hier zaten de uitverkorenen. De besten op intellectueel gebied en sportief gebied en qua moed. Er rolt een proeftijd van een jaar en daarna vielen ook nog jongens af. Het was een echte militaire school. Een grote familie waren ze.
5. Op een avond moeten ze al allemaal naar de kelder, schuilen. Ze horen duikbommenwerpers en een explosie.
6. Jongens verlaten de school vanwege heimwee en discipline. Maarten wilde nergens anders zijn. Hij had Okko en Detlef, in plaats van Arthur en Walter en Eva. Opeens dacht hij ik ben iedereen kwijt. Nee, hij was bevoorrecht dat hij hier mocht zijn. Dat woog overal tegen op.
7. De hele klas heeft een afgrijselijke Gelandelauf. Okko kan niet meer. Maarten blijft bij Okko. Als het fanfarekorps hen begeleiden en het marcheren goed ging, voelde het of ze werkelijk een waren. Twee keer per week zong hij in het koor. Maarten had muzikaal talent en krijgt trompetles. In het koor voelde hij zich nog meer verbonden met de jongens.
8. Het is kerstvakantie en alle jongens gaan naar huis. Maartens blik valt op een jongen en een meisje. Waren dat puntje.? Maarten valt extra op met zijn uniform, haren gekamd, glimmende schoenen. Als hij thuiskomt kleedt hij zich direct om. Zijn moeder huilt als ze hem ziet. Thuis vindt hij allemaal brieven van Walter, ‘jullie frontrat’. Zijn moeder is soms zo bang. Zijn vader zegt: ‘Hij wou het zelf’. Moeder vindt dat zijn kamer zo netjes is. Kleding keurig gevouwen, niets op de vloer en het bed opgemaakt. Maarten mist zijn kameraden en zijn trompet. Hij is opgelucht als hij weer terug gaat naar de Reichsschule.
9. De ouders van Maarten gaan verhuizen naar Bilthoven. Moeder kwam Arthur tegen, hij liep gewoon door. Walter heeft het zwaar aan het front. En Maarten is blij dat hij in de vakanties niet meer naar huis hoeft. Detlef is geslaagd en gaat van school af. Hij wil dat Maarten trompet speelt. Daarna nemen ze afscheid.
10. Tijdens Biologie wordt verteld hoe je zuivere teelt kan fokken. Er waren superieuren en inferieure rassen bij de mens. Maartens gedachten dwalen af naar een jurk en witte kniekousen. Opeens had hij zomaar zin om te huilen. Er klopt niets van. Hoorden Moshe en Eva tot een inferieure ras. En waren alle ellendelingen van de HBS het superieure ras?
11. Tijdens de zomervakantie heeft Walter verlof, ze stoeien. Vader zegt dat Maarten een harde, sterke vent is geworden. Het nieuwe huis is groter. Maarten vraagt een Walter hoe het aan het front is. Vader wil het ook weten, ‘je bent al een week thuis’. Walter wil dat ze zijn brieven lezen. Walter zegt: ‘Oorlog is niet mooi’. Walter wil niet over de oorlog praten, hij heeft nu vrij. Walter slaapt onrustig. De volgende avond staat er een jongen in een lange regenjas voor het raam. Hij gooit een baksteen door het raam. Weer de volgende dag staat er een jute zak voor de deur. Moeder vindt de zak en gilt zo hard dat Walter en Maarten aankomen rennen. Niet openmaken zegt ze. Er valt een briefje uit de zak: “Groeten van de vorige bewoners“. Walter opent de jutezak en ziet poten. ‘Wolf was vergiftigd door de illegaliteit’, zei zijn vader.
12. En jaar vloog voorbij. Officieren van de Wehrmacht hadden geprobeerd de Führer te vermoorden. Na de zomervakantie van 1944 keerden ze terug naar school, treinen werden beschoten. Duitsers vluchtten uit Nederland. Het Duitse leger was zich niet aan het terugtrekken, het ware tactische frontbewegingen.
13. Detlefs naam wordt genoemd als een soldaat die naar de SS was gegaan hij heeft het hoogste offer gebracht en mogelijk was.
14. Maarten wil Detlefs dood wreken. Ze gaan weg naar het oosten van Duitsland. Dichterbij Walter. Naar de Napola.
15. In januari 1945 komen twee hoge SS officieren. Ze moeten een bijdrage leveren. Iedereen kan helpen vanaf 16 jaar. Okko en Maarten gooi een muntje om te bepalen wie gaat. Okko moet gaan.
16. Dresden is gebombardeerd. Ze trekken verder naar het noorden van Duitsland, bijna bij Denemarken. De Jungmannen worden ondergebracht bij de boeren. In april worden ze oogehaald en moeten ze naar het front. Pa en ma waren weg, hij miste ze al lang niet meer. Afscheid nemen hoeft hij niet. Van niemand.

V Amsterdam, mei 1948

1. Hannah kan niet geloven dat ze acht piano’s hadden, zij haalde voedsel met haar broertje op de fiets in Groningen. Op straat liggen een vrouw en een meisje dood te gaan, ze rijden door. ‘Jij bent dus niet de enige hier die zich schuldig voelt’. Hanne vraagt aan Maarten om haar vast te houden. Als hij een tijd later wakker schrikt, is Hanne weg.
2. Hanne en Maarten zijn op weg naar de ouders van Hanne, met bonbons. Dan vraagt Hanne aan Maarten: ‘Waarom geloofde je dat joden untermenschen waren?’ Ze krijgen ruzie. Hanne vertelt dat ze onderduikers in huis wilde . Dan vallen de Duitse soldaten binnen. Ze besluiten geen onderduikers meer in huis te nemen. Hanne neemt Maarten niets kwalijk. Wel zijn vader. ‘Jij was een kind.’
3. Ze komen aan in Haarlem. Hij is er al zes jaar niet geweest. Hanne vertelt over Doortje, die ook een vriend heeft. Hannah zegt dat haar ouders en familie naar haar opa en oma zijn. Ze beginnen te zoenen. Dan wil Hanne dat Maarten stopt. Hanne maakt thee. Als ze terugkomt zegt ze sorry, ook van vanmiddag. Dan krijgen ze weer ruzie. Maarten zegt hele gemene dingen. Een hongertocht heb je afgelegd. Twee keer zelfs. Fantastisch hoor. Moet ik klappen?

VI Uitschot (1) Amsterdam, Mei 1948
Mei-September 1945

1. Maarten meldt zich ziek. Dan haalt hij buiten een fles jonge jenever. De dagen erna staat hij steeds later op en begint hij steeds vroeger te drinken. Het blijft maar regenen. Hij herinnert zich niet meer wat hij heeft gezegd tegen Hanne. Heeft hij dat echt gezegd? Hij doet de radio aan en denkt terug aan vroeger, de maanden na mei 1945.
2. Maertens groep is opgepakt door de geallieerden. Ze zaten twee weken lang op een veld.
3. Nachten hadden ze gereden. Het lijkt er wel op alsof ze vluchten. Wanneer ze in de laadbak liggen onder het zeil, worden ze aangehouden. Ze moeten zich overgeven. Maarten had geen schot gelost, geen front gezien.
4. Ze worden naar een kamp gebracht dat vroeger bij Bergen Belsen hoorde. Rijen houten barakken. Tienduizenden gevangenen. Langzaam verloor Maarten alle besef van tijd. Appel. Liggen. Hangen. Honger. Appel. Hij dacht: ‘Dit is eenzaamheid, ergens zijn waar niemand om je geeft.’
5. Alle nationaliteiten worden in aparte barakken gezet. Het begon te regenen. Maarten en Dirk zoeken in vuilnisbakken naar eten. Op een dag laat een Engelse commandant een foto zien aan Maarten. Uitgemergelde armen, een vuilnisbelt van lichamen. Propaganda van de Engelsen denkt Maarten.
6. Morgenochtend om 6:00 uur moet Maarten klaar staan. Niemand weet waar ze naartoe gaan. Als ze aankomen in Amersfoort, schreeuwen mensen landverraders naar hen.
7. Maarten komt terecht in een bewaring‘s en -verblijfskamp in Amersfoort. Ze moeten al hun spullen inleveren. Veel mannen in Maarten barak waren opgepakte NSB’ers.
8. Maarten zoekt zijn vader moeder en Walter in het kamp. Op een dag biedt een bewaker hem een stuk cake aan. Er was hoop.
9. Maarten wordt overgebracht naar de jeugd prak. Op een dag komt de maatschappelijk werkster. Er is bericht van het rode kruis. Over Walter Prins. Maarten hoort dat zijn broer is omgekomen. Alles was voorbij. Alles was verloren. Hij gelooft het niet. Na een week droomde hij weer over eten.

VII Reunie Amsterdam, Mei Juni 1948

1. Hanna komt langs. Hanne verteld dat zij net zo goed heeft besloten geen onderduikers te laten komen. Dat meisje en haar broer hadden een onderduikadres gevonden. De ouders niet. Die zijn omgekomen in Auschwitz. Alles wat je doet heeft gevolgen, maar wat je niet doet ook.
2. Maarten gaat naar de reünie, en komt Doortje tegen. Doortje is verloofd met Arthur. Maarten ziet ook De Beer. Arthur loopt naar Maarten toe. Arthur vraagt hoe het met Maarten gaat. In Duitsland was de Reichsschule ook na de oorlog nog altijd een aanbeveling, maar in Nederland niet. Hij was een nachtportier zonder diploma. De Beer komt op hun af, hij kan zich Maartens naam niet meer herinneren. Het ligt gelukkig achter ons. Maarten gooit een biertje in het gezicht van de beer. ‘Misschien heb ik dat wel verdiend’, zegt De Beer. Arthur en Maarten lopen naar buiten. Arthur heeft vaker Maarten gedacht. Ik had je niet mogen verraden, toen op school. Arthur vertelt dat zijn oma onderduikers gehad. Ook Moshe en Eva. Uiteindelijk zijn ze beiden vermoord in Auschwitz.
3. Maarten fietst terug van de reünie. Hij moet terugdenken aan de donkere fietsenstalling. Papa, bij Arthur hebben ze onderduikers. Wanneer waren Eva en Moshe afgevoerd? Wat zei Arthur, juli 1942? Het was juni toen hij hey tegen zijn vader zei. Acht gulden krijg je voor het verraden van een jood. Die nieuwe beige jas, die hij kreeg toen hij op de Reichsschule was toegelaten. Er was opeens geld voor een jas. Thuis kokhalst hij boven de wc, daarna gaat hij op bed liggen. Hij weet niet wat hij met zichzelf aan moet.

VIII Uitschot (2)
Het Gooi Januari 1946- januari 19488

1. Maarten is met de kleine groep JPD’ers, jeugdige politiek delinquenten, naar een heropvoedings kamp in Bussum overgeplaatst. Er zijn jeugdleiders en een maatschappelijke werker. Geen bewakers. Hij was onderzocht op tbc en ingeënt op difterie. Tegen luizen en tegen schurft behandeld. Overdag zetten ze speelgoed in elkaar, en het eten is beter en vooral meer. ‘Met het verdwijnen van de honger loste zijn sluimertoestand langzaam op.’ Maarten heeft groepsgesprekken, de groepsleider heet Bakx. Hij deelt foto’s uit in de kring en geeft iedereen in de kring er een. Maarten denkt dat het propaganda is, dezelfde mensen telkens vanuit een andere hoek. Bakx keek hem aan en Maarten keek terug, een krachtmeting met de ogen. Langzaam drong het tot hem door dat de blik van de groepsleider niet uitdagend of dominant was. Hij herinnerde zich de tekening van de Engelse commandant. Waarschijnlijk was het wel een foto geweest! Zijn adem stokte. Hij boog zich voorover om te braken, maar er wilde niets uit.
2. Alles was voor altijd anders. Hij was uitschot in plaats van elite. Nooit had hij getwijfeld aan de woorden van zijn vader. Maar de wereld was nu gekanteld. Om sommige ochtenden leek de nieuwe informatie ver weg. Maar dan kwam er een vaag gevoel van onrust terug. En in een flits kwam alles terug. Een enorme misselijkheid overviel hem en hij wist dat het waar was. Er waren verschillende jongens; Hajotters (jongens uit de Hitlerjugend van de Nederlandse tak van de Duitse NSDAP) en jeugstormers. En Nederlandse jongens, die zich uit verveling aanmelden bij de SS en de marine of eten zochten in Duitsland. Meneer Bakx zegt: ‘Wie het naziregime heeft gesteund, is medeverantwoordelijk voor de wandaden van dat regime.
3. Eindelijk weet Maarten waar zijn ouders zijn. Zijn vader zit in de gevangenis in Scheveningen. En zijn moeder zit in kamp Westerbork. Maarten bezoekt zijn moeder. Haar armen klemden hem als een bankschroef. Hij wilde dat ze hem losliet. 1 1/2 jaar had hij voor zichzelf moeten zorgen. Op een paar brieven na had hij niets van haar gehoord. Maartens moeder zegt: ‘Rusland heeft Europa mooi niet onder de voet gelopen dankzij jongens als onze Walter. ‘ ‘Duitsland heeft Rusland aangevallen, ma.’ Waarom hadden ze hem hier in laten geloven? Walter is dood. Omdat u hem niet hebt tegen kunnen houden, wilde hij zeggen, maar hij zweeg. Hij zijn moeder wist niet hoe lang ze daar moest blijven, dat betekende dat hij niet bij haar kon komen wonen. Hij was net 17, hij had geen geld hij had niets. ‘Dag, mijn prinsje.’ Ze moederde niet meer, niet als vroeger.
4. ‘Alle mensen zijn gelijkwaardig’, zei meneer Bax. Soms is hiërarchie nodig. Maar waarom zou juist ons ras het beste zijn? Maarten voelde zich een geweldige leeghoofd. Een dunne laag sneeuw in het wit. De groepsleiders vertelden over Treblinka, een nepstation met een cafeetje, loketten en overzichten met vertrektijden, zodat de joden die op het station arriveerden rustig de enige uitgang zouden nemen-naar de gaskamers. Ze moesten er met zoveel tegelijk in, dat de werkjoden de lijken er naderhand rechtopstaand uithaalden. Het nationaal socialisme was geen jas die hij zomaar uit trok; het was zijn huid die hij af moest stropen. Eva. Mishe. Hoe had hij zo niet na kunnen denken?
5. Maarten bezoekt zijn vader. Zijn vader fluisterde: ‘De illegaliteit is nu aan de macht, jongen.’ Hoorde hij hem dit echt zeggen? Hoe kon hij zijn leven lang op een fout kompas hebben vertrouwd? Vader moet vier jaar zitten.
6. Elke paar maanden ging een jongen met ontslag. Oom Durk neemt hem tijdelijk in huis nadat er werk voor hem was gevonden in een kaasfabriek. Na twee jaar werd de nazorg afgesloten, hij was toen een burger. Augustus 1946 kwam zijn moeder vrij, toen alle lichte gevallen buiten vervolging werden gesteld. Januari 1948 komt zijn vader vervroegd vrij. Maarten beseft dat hij iets van zijn leven moet maken. Hij leeft nog.

IX Elke dag een druppel gif Amsterdam, juni 1948

1. Maarten wil weten of zijn vader het wist van de vernietigingskampen. Een keer eerder is hij er al over begonnen. Zijn vader zegt: ‘Als jij het zou begrijpen, zou je jezelf als mede verantwoordelijk beschouwen.’
2. Maarten gaat naar zijn ouders. Hij wil weten of zijn vader Eva heeft verraden. Zijn vader wordt boos. ‘Ik buig niet. Voor niemand. Einde verhoor.’ ‘Spelletje doen?’, vraagt Maarten? ‘Ik zie, ik zie wat jij niet ziet. Ik zag het ook niet. Ik zag de wereld door uw ogen. Het is alsof ik jaren aan een infuus heb gelegen en elke dag gif kreeg toegediend. Elke dag een druppel. Nu zie ik het wel. En nu? Wat ziet u nu?’ Zijn vader blijft stil. Zijn moeder vertelt later aan Maarten dat zijn vader alles is verloren. Zijn huis, zijn werk, zijn trots. Maarten fietste naar huis. Heeft hij directe schuld aan de dood van Eva? Hij weet het niet. Weet het niet weet het niet weet het niet.
3. Maarten wordt gebeld door zijn moeder. Het is dringend. Zijn vader is opgenomen in het Wilhelmina Gasthuis, cardiologie. Zijn hart. Als Maarten binnenkomt, heeft zijn vader verband om zijn hoofd. Hij ziet gelig. Het is zijn vader, en niet zijn vader. Zijn vader heeft geprobeerd zelfmoord te plegen. Hij lag met zijn hoofd in de oven.
4. Heeft zijn vader het daarom gedaan gedaan, omdat Maarten de waarheid wilde weten? Hij raakt zijn vader aan. Ik hou van u. Ondanks alles. U bent mijn vader. En dan rollen de tranen over zijn wangen. Omdat de woorden leugens zijn. Er is niets. Alleen leegte.
5. Zijn vader was depressief zegt zijn moeder. Maarten vraagt waar hij het meeste mee zat. Zijn vader voelde zich verraden door Nederlanders. Maarten vraagt aan zijn moeder of het zijn schuld is. ‘Nee, natuurlijk niet’, zegt zijn moeder. De laatste tijd ging het beter met zijn vader. Maarten vraagt: ‘Zou zijn dood dan zijn laatste schuld bekentenis zijn?’ Zijn moeder wordt boos en loopt weg. Waarom nu, drie dagen na een ruzie. En waarom gas?
6. Op de dag van de begrafenis ziet hij NSB’ers. En Hanne en Arthur. Zijn oude en nieuwe werelden ritsen in elkaar. Hij kan geen religie meer verdragen. Maarten moet denken aan Walter. Hij loopt naar de piano en begint te spelen. Hij speelt en huilt. Omdat hij verloren heeft, om Eva, om Walter, en ook om zichzelf.
7. Na de begrafenis wil Maarten iets vertellen aan Arthur en Hanne. Maarten vertelt dat het zelfmoord was. Drie dagen nadat hij zijn vader had geconfronteerd met het verraad van Eva. Martin vertelt ze ook wat hij had gezegd tegen zijn vader.
8. Maarten zegt tegen zijn moeder dat ze de dienst ook hadden moeten opdragen aan Walter.
9. Maarten wordt opgehaald door Arthur en Hanne. Ze gaan naar het park. Arthur verteld dat Eva is verraden in Den Haag, door hun onderduikgever. De onderduikers bij Arthur zijn verraden door een politieagent. Maartrn vraagt zich af waarom zijn vader dan zelfmoord heeft gepleegd. Misschien heeft hij het wel geweten. Dankbaarheid overspoelt hem, omdat zijn verraad zonder gevolgen is gebleven en verdriet omdat het Eva niet minder dood maakt. Hij huilt om zijn vader.
10. Maartens lichaam voelt zachter. Opeens heeft Maarten een herinnering aan zijn vader. Ze steken de kaarsjes aan in de kerstboom. Zijn vader tilt hem op. Hij voelt zijn vaders sterke armen om zich heen en de warmte van de kaarsjes.




1

Reageer op deze recensie

Meer recensies van mingyok

Gesponsord

Als Hyoyoung wordt gevraagd in een brievenwinkel in Seoul te komen werken, realiseert ze zich al snel hoe helend een brief kan zijn. Schrijf je nu in voor de Hebban Leesclub.