Lezersrecensie
Een verhalenbundel met rake observaties, scherpe taal en een dosis hilariteit
De Vlaamse literaire sensatie Griet op de Beeck (1973) werd bejubeld om haar romans Vele hemels boven de zevende (2013), Kom hier dat ik u kus (2014), Het beste wat we hebben (2017) en Let op mijn woorden (2019). Ze verkocht meer dan 1,5 miljoen boeken in negen talen. Haar werk werd verfilmd en vertaald naar toneel. Ondanks haar succesvolle oeuvre aan romans waagde Op de Beeck zich aan het schrijven van een kinderboek (Jij mag alles zijn, 2021) en de verhalenbundel Gij nu (2016). Gij nu werd genomineerd voor de NS Publieksprijs 2016. De bundel werd uitgegeven door Prometheus.
De bundel Gij nu bevat vijftien korte verhalen over uiteenlopende mensen die ieder op hun manier worstelen met een ondraaglijke last, wurgende eenzaamheid en verdovend verdriet. Het zijn mensen die een moord plegen, of juist dader zijn, een liefde verliezen of zich niet geliefd voelen, een grote levensbeslissing moeten maken of zich in levensbedreigende situaties werken.
Op de Beeck weet met haar uiterst zorgvuldige observaties het menselijk leed bij je binnen te laten komen. Het ene verhaal komt weliswaar meer binnen dan het andere. De schrijfster speelt met het pure ongemak en de intense triestheid van de situatie waar haar hoofdpersonages in zitten. Ze is uitgebreid in haar omschrijvingen van deze pijnlijke situaties zonder meteen expliciet de gebeurtenis te benoemen, zoals bij het verhaal van Kathleen die een opmerkelijke vondst doet. Daarbij weet de auteur er ook een komisch tafereel van te maken. Zo zijn er in de verhalenbundel nog meer hilarische fragmenten te bespeuren.
“Ze dacht niet dat ze ooit al eens zo’n grote was tegengekomen. Niet dat ze al aan vergelijkende studies had gedaan, normaal bestudeerde Kathleen geen inhouden van toiletpotten, maar in dit geval was er niet veel nodig om het enorme gevaarte op te merken.” (p. 86).
De lezer valt ergens in het verhaal van een hoofdpersonage binnen tijdens een kantelpunt in zijn of haar leven. De auteur laat zien dat als mensen in benarde situaties terechtkomen en tot wanhoop worden gedreven, ze handelen vanuit een overlevingsreactie (‘vechten, vluchten, of bevriezen’) en daardoor vreemde keuzes maken die niet altijd voor de hand liggen. Dat kan elk mens overkomen en dat maakt Op de Beecks analyses van menselijk gedrag zo treffend.
Op de Beeck mag wel een grootmeester genoemd worden in de rake zinnen waarmee ze haar observaties op papier zet. Ze lijkt moeiteloos filosofische en prachtige zinnen uit haar mouw te schudden, als ‘Doden zijn niet meer de mensen die ze waren, alsof wat hen definieerde samen met alle warmte uit hun gezicht verdween,’ ‘dat wat men dan maar het lot noemt eigenlijk een stuk van zijn binnenkant is waar nog niet naar werd gekeken,’ en ‘deelnemen aan het leven leek haar iets waarvoor je een toegangsticket moest hebben gekocht, terwijl zij niet eens meer wist waar ze dat zou kunnen krijgen.’ De Vlaamse auteur omschrijft feilloos gedachten die ieder mens zou kunnen hebben, maar dan scherper verwoord.
De verhalen in de bundel kennen vrijwel allemaal eenzelfde snelle spanningsopbouw. Er zijn veel gelijkenissen tussen de verhalen te bespeuren. Vaak bestaan de verhalen uit vier kortere hoofdstukken en veelal schrijft Op de Beeck in de derde persoon, waardoor ze een bepaalde afstand tot de lezer en het hoofdpersonage creëert. Dit kan de verhalenbundel wat voorspelbaar maken. Later in de bundel experimenteert de auteur met de opbouw en het vertelperspectief, waarbij naast het personaal perspectief ook gebruik wordt gemaakt van een ik-perspectief.
Alhoewel de verhalenbundel niet het succes van de romans van Op de Beeck evenaart, levert de schrijfster toch weer een groot aantal verhalen af met - zoals we haar kennen - rake observaties en analyses, scherpe taal en een gezonde dosis hilariteit. De schrijfster is niet bang om buiten haar comfortzone nieuwe verhaalvormen te ontdekken die de moeite waard zijn om vastgehouden te worden.
De bundel Gij nu bevat vijftien korte verhalen over uiteenlopende mensen die ieder op hun manier worstelen met een ondraaglijke last, wurgende eenzaamheid en verdovend verdriet. Het zijn mensen die een moord plegen, of juist dader zijn, een liefde verliezen of zich niet geliefd voelen, een grote levensbeslissing moeten maken of zich in levensbedreigende situaties werken.
Op de Beeck weet met haar uiterst zorgvuldige observaties het menselijk leed bij je binnen te laten komen. Het ene verhaal komt weliswaar meer binnen dan het andere. De schrijfster speelt met het pure ongemak en de intense triestheid van de situatie waar haar hoofdpersonages in zitten. Ze is uitgebreid in haar omschrijvingen van deze pijnlijke situaties zonder meteen expliciet de gebeurtenis te benoemen, zoals bij het verhaal van Kathleen die een opmerkelijke vondst doet. Daarbij weet de auteur er ook een komisch tafereel van te maken. Zo zijn er in de verhalenbundel nog meer hilarische fragmenten te bespeuren.
“Ze dacht niet dat ze ooit al eens zo’n grote was tegengekomen. Niet dat ze al aan vergelijkende studies had gedaan, normaal bestudeerde Kathleen geen inhouden van toiletpotten, maar in dit geval was er niet veel nodig om het enorme gevaarte op te merken.” (p. 86).
De lezer valt ergens in het verhaal van een hoofdpersonage binnen tijdens een kantelpunt in zijn of haar leven. De auteur laat zien dat als mensen in benarde situaties terechtkomen en tot wanhoop worden gedreven, ze handelen vanuit een overlevingsreactie (‘vechten, vluchten, of bevriezen’) en daardoor vreemde keuzes maken die niet altijd voor de hand liggen. Dat kan elk mens overkomen en dat maakt Op de Beecks analyses van menselijk gedrag zo treffend.
Op de Beeck mag wel een grootmeester genoemd worden in de rake zinnen waarmee ze haar observaties op papier zet. Ze lijkt moeiteloos filosofische en prachtige zinnen uit haar mouw te schudden, als ‘Doden zijn niet meer de mensen die ze waren, alsof wat hen definieerde samen met alle warmte uit hun gezicht verdween,’ ‘dat wat men dan maar het lot noemt eigenlijk een stuk van zijn binnenkant is waar nog niet naar werd gekeken,’ en ‘deelnemen aan het leven leek haar iets waarvoor je een toegangsticket moest hebben gekocht, terwijl zij niet eens meer wist waar ze dat zou kunnen krijgen.’ De Vlaamse auteur omschrijft feilloos gedachten die ieder mens zou kunnen hebben, maar dan scherper verwoord.
De verhalen in de bundel kennen vrijwel allemaal eenzelfde snelle spanningsopbouw. Er zijn veel gelijkenissen tussen de verhalen te bespeuren. Vaak bestaan de verhalen uit vier kortere hoofdstukken en veelal schrijft Op de Beeck in de derde persoon, waardoor ze een bepaalde afstand tot de lezer en het hoofdpersonage creëert. Dit kan de verhalenbundel wat voorspelbaar maken. Later in de bundel experimenteert de auteur met de opbouw en het vertelperspectief, waarbij naast het personaal perspectief ook gebruik wordt gemaakt van een ik-perspectief.
Alhoewel de verhalenbundel niet het succes van de romans van Op de Beeck evenaart, levert de schrijfster toch weer een groot aantal verhalen af met - zoals we haar kennen - rake observaties en analyses, scherpe taal en een gezonde dosis hilariteit. De schrijfster is niet bang om buiten haar comfortzone nieuwe verhaalvormen te ontdekken die de moeite waard zijn om vastgehouden te worden.
2
Reageer op deze recensie