Lezersrecensie
Aangrijpende roman over huiselijk geweld met bijzonder vertelperspectief
Philip Huff (1984) is schrijver, regisseur en dichter. Hij schreef vier romans, een verhalenbundel, een dichtbundel, een novelle en meerdere filmscenario’s. Zijn werk verscheen onder andere in De Groene Amsterdammer, The Paris Review en Das Magazin. In 2009 debuteerde hij met zijn roman Dagen van gras, gevolgd door de bestseller Niemand in de stad (2012) en Boek van de doden (2014). Drie van zijn boeken werden verfilmd. Zijn roman Wat je van bloed weet is gebaseerd op belevenissen uit zijn jeugd en stond op één in de Bestseller Top 60. Zijn roman verscheen bij uitgeverij Prometheus.
Achter de voordeur van een welgesteld Gooisch gezin wordt het leven van het jonge hoofdpersonage beheerst door excessief huiselijk geweld. De buitenwereld doet alsof ze niets zien. Samen met zijn broertje Alex en zus Emilie probeert het hoofdpersonage zijn schooltijd zo normaal mogelijk te doorlopen. Met de jaren groeit het verzet en blijkt het voor de drie kinderen niet zo makkelijk om hun verleden achter zich te laten.
Wat je van bloed weet is een coming-of-age verhaal. In elf delen volg je het hoofdpersonage in verschillende fases in zijn leven - van kind en puber tot student en volwassene - in de periode van 1992 tot 2016. Het verhaal speelt zich op drie plaatsen af: het ouderlijk huis in ‘t Gooi, de boerderij van zijn oom en tante in de Veluwe en de studentenstad Amsterdam. Huff maakt dus grote sprongen in verteltijd en plaats, daardoor verlies je het hoofdpersonage weleens.
Hoe groot of klein de voordeur ook is, Huff laat je zien dat er achter iedere voordeur huiselijk geweld kan plaatsvinden. In Wat je van bloed weet zijn daarvoor alle ingrediënten aanwezig. Aan spullen ontbreekt er niets in ‘t Gooische huishouden. Hoe anders is dat wat betreft het empathische vermogen van ouders, Peter en Annabelle. Zij zijn verbaal en fysiek agressief tegen hun kinderen. Peter slaat zijn vrouw, maar reageert dat ook af op de kinderen. Annabelle is een instabiele moeder met emotionele uitbraken. In haar ogen ligt het probleem altijd bij de kinderen. Door het onvoorspelbare gedrag van zijn ouders groeien het hoofdpersonage, Alex en Emilie op in onveiligheid en angst.
“Het gevaar is altijd voelbaar, hoe lief je moeder zich ook gedraagt: het kan zomaar misgaan.” (p. 15).
Als lezer voel je de machteloosheid van het hoofdpersonage door de bladzijden heen. Dat het hoofdpersonage de liefde voor zijn ouders mist, is voelbaar tot op het bot. Nergens in het verhaal noemt hij ze zijn ouders of pap en mam. Voor hem heten ze Peter en Annabelle. Het hoofdpersonage vindt die liefde wel bij zijn oom en tante, die hem en zijn broertje een veilige haven bieden. Maar je proeft ook onbegrip bij het hoofdpersonage. Alhoewel zijn familie weet wat er thuis speelt, grijpen ze toch niet in. Ook het hele dorp weet ervan maar zwijgt erover. Wanneer het erop aankomt, zijn het de kinderen die thuis de vrede moeten bewaren en ervoor zorgen dat het geweld niet verder escaleert, vaak zonder succes.
“ ‘Pap!’ roep je. ‘Nee!’ Stoppen. Mama, stop!’ Maar je vader heeft zijn hand al tot een vuist gebald en slaat omlaag. Hard. De stomp landt op je moeders borst. (...) Je moeder wil nog iets zeggen, maar dat gaat niet. Ze maakt bij elke inademing korte, rochelende geluiden. Je vader stompt haar nogmaals, in haar gezicht. Huid op huid, bot op bot. Een druppel bloed loopt over zijn voorhoofd.” (p. 42).
Met behulp van een bijzonder vertelperspectief schrijft Huff over zijn eigen ervaringen met huiselijk geweld, dat plaatsvond tijdens zijn jeugd. In zijn dankwoord laat de schrijver de lezer weten dat situaties en mensen uit het boek zijn gebaseerd op zijn leven. Hij gebruikt de jij-vorm als vertelperspectief. Dat is een gewaagde keus die niet veel schrijvers aandurven. Door het gebruik van dit vertelperspectief kan Huff als het ware zijn ervaringen vanuit vogelvlucht analyseren. Uit een interview met de Volkskrant blijkt dat het schrijven vanuit de tweede persoon de schrijver hielp om afstand te bewaren tot de pijnlijke gebeurtenissen uit zijn jeugd. Het gebruik van de jij-vorm is een slimme zet van de schrijver. De lezer kan zo zijn eigen ervaringen aan het verhaal verbinden.
Huff maakt pijnlijk duidelijk dat geweld in volgende generaties kan doorwerken. Het lukt het hoofdpersonage maar niet om op latere leeftijd zijn ouderlijk huis voorgoed te ontvluchten. Zijn kwetsbare broertje Alex, die nog thuis woont, blijkt te kampen met drugs- en psychische problemen, en zelf worstelt het hoofdpersonage met zijn woede-uitbarstingen die zijn relatie niet ten goede doen. Genoeg problemen dus. Al mist de ontroering die je voor het hoofdpersonage hebt in zijn kindertijd wel wanneer je verder in het boek komt.
Philip Huff schreef een aangrijpend verhaal over hoe huiselijk geweld je vormt als kind en doorwerkt tot in de volwassenheid. Geweld stopt niet bij de voordeur of één generatie. Met zijn opvallende vertelperspectief - de jij-vorm - en tijdsprongen geeft hij een bijzondere twist aan zijn boek, waar je als lezer wel open voor moet staan.
Achter de voordeur van een welgesteld Gooisch gezin wordt het leven van het jonge hoofdpersonage beheerst door excessief huiselijk geweld. De buitenwereld doet alsof ze niets zien. Samen met zijn broertje Alex en zus Emilie probeert het hoofdpersonage zijn schooltijd zo normaal mogelijk te doorlopen. Met de jaren groeit het verzet en blijkt het voor de drie kinderen niet zo makkelijk om hun verleden achter zich te laten.
Wat je van bloed weet is een coming-of-age verhaal. In elf delen volg je het hoofdpersonage in verschillende fases in zijn leven - van kind en puber tot student en volwassene - in de periode van 1992 tot 2016. Het verhaal speelt zich op drie plaatsen af: het ouderlijk huis in ‘t Gooi, de boerderij van zijn oom en tante in de Veluwe en de studentenstad Amsterdam. Huff maakt dus grote sprongen in verteltijd en plaats, daardoor verlies je het hoofdpersonage weleens.
Hoe groot of klein de voordeur ook is, Huff laat je zien dat er achter iedere voordeur huiselijk geweld kan plaatsvinden. In Wat je van bloed weet zijn daarvoor alle ingrediënten aanwezig. Aan spullen ontbreekt er niets in ‘t Gooische huishouden. Hoe anders is dat wat betreft het empathische vermogen van ouders, Peter en Annabelle. Zij zijn verbaal en fysiek agressief tegen hun kinderen. Peter slaat zijn vrouw, maar reageert dat ook af op de kinderen. Annabelle is een instabiele moeder met emotionele uitbraken. In haar ogen ligt het probleem altijd bij de kinderen. Door het onvoorspelbare gedrag van zijn ouders groeien het hoofdpersonage, Alex en Emilie op in onveiligheid en angst.
“Het gevaar is altijd voelbaar, hoe lief je moeder zich ook gedraagt: het kan zomaar misgaan.” (p. 15).
Als lezer voel je de machteloosheid van het hoofdpersonage door de bladzijden heen. Dat het hoofdpersonage de liefde voor zijn ouders mist, is voelbaar tot op het bot. Nergens in het verhaal noemt hij ze zijn ouders of pap en mam. Voor hem heten ze Peter en Annabelle. Het hoofdpersonage vindt die liefde wel bij zijn oom en tante, die hem en zijn broertje een veilige haven bieden. Maar je proeft ook onbegrip bij het hoofdpersonage. Alhoewel zijn familie weet wat er thuis speelt, grijpen ze toch niet in. Ook het hele dorp weet ervan maar zwijgt erover. Wanneer het erop aankomt, zijn het de kinderen die thuis de vrede moeten bewaren en ervoor zorgen dat het geweld niet verder escaleert, vaak zonder succes.
“ ‘Pap!’ roep je. ‘Nee!’ Stoppen. Mama, stop!’ Maar je vader heeft zijn hand al tot een vuist gebald en slaat omlaag. Hard. De stomp landt op je moeders borst. (...) Je moeder wil nog iets zeggen, maar dat gaat niet. Ze maakt bij elke inademing korte, rochelende geluiden. Je vader stompt haar nogmaals, in haar gezicht. Huid op huid, bot op bot. Een druppel bloed loopt over zijn voorhoofd.” (p. 42).
Met behulp van een bijzonder vertelperspectief schrijft Huff over zijn eigen ervaringen met huiselijk geweld, dat plaatsvond tijdens zijn jeugd. In zijn dankwoord laat de schrijver de lezer weten dat situaties en mensen uit het boek zijn gebaseerd op zijn leven. Hij gebruikt de jij-vorm als vertelperspectief. Dat is een gewaagde keus die niet veel schrijvers aandurven. Door het gebruik van dit vertelperspectief kan Huff als het ware zijn ervaringen vanuit vogelvlucht analyseren. Uit een interview met de Volkskrant blijkt dat het schrijven vanuit de tweede persoon de schrijver hielp om afstand te bewaren tot de pijnlijke gebeurtenissen uit zijn jeugd. Het gebruik van de jij-vorm is een slimme zet van de schrijver. De lezer kan zo zijn eigen ervaringen aan het verhaal verbinden.
Huff maakt pijnlijk duidelijk dat geweld in volgende generaties kan doorwerken. Het lukt het hoofdpersonage maar niet om op latere leeftijd zijn ouderlijk huis voorgoed te ontvluchten. Zijn kwetsbare broertje Alex, die nog thuis woont, blijkt te kampen met drugs- en psychische problemen, en zelf worstelt het hoofdpersonage met zijn woede-uitbarstingen die zijn relatie niet ten goede doen. Genoeg problemen dus. Al mist de ontroering die je voor het hoofdpersonage hebt in zijn kindertijd wel wanneer je verder in het boek komt.
Philip Huff schreef een aangrijpend verhaal over hoe huiselijk geweld je vormt als kind en doorwerkt tot in de volwassenheid. Geweld stopt niet bij de voordeur of één generatie. Met zijn opvallende vertelperspectief - de jij-vorm - en tijdsprongen geeft hij een bijzondere twist aan zijn boek, waar je als lezer wel open voor moet staan.
1
Reageer op deze recensie