Liefhebben, verlaten en verdwijnen in zes prachtige verhalen vervat
Een actrice kijkt terug op haar leven en liefdes, zij vertelt haar verhaal aan een journalist. Een oude man haalt herinneringen op aan het eind van de Tweede Wereldoorlog, zijn verhaal wordt verteld door zijn huisarts. Ogenschijnlijk is er geen verband. De personen van het ene verhaal spelen geen enkele rol in het andere. Het verband zit hem in de thema’s. Alle verhalen gaan over liefde, verlaten, verdwijnen, maar ook terugkijken.
Liefde voor de partner, maar ook, al dan niet voor kinderen en ouders. Het is allemaal niet ideaal. Niet elk kind heeft een warme jeugd met ouders die er voor hem zijn. Ouders hebben trouwens ook hun voorkeuren. De verschillen zijn heel duidelijk zichtbaar in het verhaal 'Ik ben de zee'. Thomas Gram, een rechercheur, wordt opgedragen Michael Arnum op te sporen, een zeer welvarend zakenman, die het op het oog aan niets ontbreekt. Maar bij de gesprekken die Gram voert, blijkt meteen al dat Arnum en zijn vrouw ieder slechts met één van hun kinderen een band hebben. En hoe is hun verhouding onderling? Gram staat voor een raadsel, geen kidnapping, geen lijk. Arnum lijkt simpelweg van de aardbodem verdwenen. Het verhaal boeit van het begin tot het eind.
Maar het meest tot de verbeelding spreekt misschien wel 'Villa Ada'. Het is ook meteen het langste verhaal en vormt zo de kern van het boek. De verteller is een Deense man, gehuwd met een Italiaanse vrouw, Silvia. Ze wonen in Rome en hebben een zoon, Francesco van vijftien. Het huwelijk kraakt in zijn voegen en het wordt er niet beter op als Francesco spoorloos verdwijnt. Zijn zij als ouders de oorzaak? Soms komen ze dichter tot elkaar, maar dan ook weer niet. De karakters van Silvia en haar man worden prachtig uitgewerkt, er zit ook duidelijk ontwikkeling in. De spanning om het verlaten worden leidt tot nieuwe inzichten. Kortom, we hebben hier eigenlijk te maken met een korte roman en die heeft ook nog eens een verrassende ontknoping.
Zes korte verhalen van de gevierde Deense schrijver Jens Christian Grøndahl. Niet iedereen zal ervoor kiezen, je moet ervan houden. Toch is het in dit geval voor de korte-verhalen-mijder de moeite waard om Dagen als gras ter hand te nemen. Al lezende raakt het idee van het korte verhaal op de achtergrond. Stuk voor stuk zijn ze te lezen als kleine romans. Het vertelperspectief is ook steeds anders. Een arts, een journalist, maar ook een vrouwelijke dominee en een weduwe doen hun verhaal. Grøndahl speelt ermee. Ooit zei hij in een interview het volgende:
‘Ik verberg me altijd achter mijn personages. In mijn romans combineer ik het persoonlijke met het imaginaire en de lezer weet niet wat feit is en wat fictie.’
En dat is wat hij nog altijd lijkt te doen.
Reageer op deze recensie