Hoe oorlogsleed en familieleed elkaar versterken in Syriƫ
Een vader, Abd al-Latief, ligt in het ziekenhuis van Damascus op zijn sterfbed. Naast hem zit zijn jongste zoon, Boelboel. Hij hoort de laatste wens van de stervende en weet niets anders te doen dan hem te beloven die wens in vervulling te laten gaan. Eenvoudig zal het niet worden, de oude man wil begraven worden bij zijn vroeg gestorven zuster in zijn geboortedorp, op zo’n driehonderd kilometer van de stad. Een bijna onoverbrugbare afstand in een even onoverzichtelijk als gevaarlijk oorlogsgebied. Voorzien van de benodigde papieren gaat Boelboel met zijn zus Fatima en broer Hoessein in een minibus op weg, op de achterbank de overledene, gewikkeld in dekens.
“Boelboel kwam tot de conclusie dat hij niet kon ontsnappen aan de dood, die iedereen als een overweldigende vloedgolf omringde. Hij dacht terug aan de tijd toen het regime nog met alle egards afscheid van zijn doden nam: op de televisie speelde het ceremoniële staatsorkest martelaarsmelodieën en op elke kist lag een groot boeket bloemen met de naam van de opperbevelhebber die tegelijk de president was.”
Als een film, maar dan wel een heel droefgeestige, trekt de wereld door de ramen van het minibusje aan de lezer voorbij. Vernietigde dorpen waar geen mens meer woont, onbewerkt land waarop halfvergane lichamen, vormen het decor. Maar het meest bedreigend zijn de zwaarbewapende wachtposten, vaak vijandig en agressief. Gevangennemen, heropvoeden, martelen of doden, het gebeurt allemaal. Zelfs het arresteren en gevangennemen van een overledene is niet uitgesloten.
In het busje de drie nabestaanden, elk in hun eigen cocon. De laatste jaren hebben ze elkaar niet meer gezien en hun werelden liggen ver uit elkaar. De schrijver weet dit aspect extra te benadrukken door van perspectief te wisselen. Onbereikbaar zijn ze voor elkaar. De broers zijn boos, op elkaar, maar ook op de overleden vader, elk om eigen redenen. Fatima is verdrietig, maar eveneens niet in staat tot echt contact met haar broers. Naarmate de reis langer duurt, loopt de spanning verder op. Toch is er niet alleen ellende, zowel Boelboel als zijn vader hebben een grote liefde gekend, helaas hebben ook beiden hun eerste kans voorbij laten gaan. Voor de vader was er een tweede kans, krijgt Boelboel die ook?
“Het moment waarop je je liefde bekent, lijkt op een boeket rozen dat op de rivier drijft. Je moet het op het juiste moment pakken, want anders zal de rivier het binnen de kortste keren wegvoeren. Het is een intens moment, waarin de diepste verlangens worden erkend. Hoe vaak had Boelboel het boeket niet kalm en teer langs zijn hand zien drijven. Binnen handbereik.”
De herinneringen, die de dood van de vader bij zijn kinderen elk afzonderlijk oproept, geven dit boek een uitzonderlijk inzicht in wat het bestaan betekent in een door oorlog verdeeld en vernietigd land. Ook alle menselijke verbanden zijn beschadigd. Onderling vertrouwen is er al lang niet meer.
Khalid Khalifa (1964) is nergens melodramatisch, eerder schrijft hij onderkoeld. Vertaalster Djûke Poppinga weet dat goed over te brengen. De haast nuchtere stijl doet vaag denken aan Marga Minco die ooit over de Tweede Wereldoorlog op een vergelijkbare manier schreef. En soms zou je het bijna humoristisch kunnen noemen.
“Een nieuw leven dat je door toeval werd geschonken, want als die auto niet was voorgedrongen, was die granaat op jou neergekomen.”
Khalifa woont nog steeds in Damascus. Vluchten is voor hem geen optie. In een interview in de Süddeutsche Zeitung zei hij in maart 2017 geen angst meer te hebben, wie bang is, kan in Syrië niet leven. ‘Als je bang bent, moet je vertrekken. Het ergste wat mij kan gebeuren, is dat ik sterf, maar dan heb ik in elk geval geleefd zoals ik wilde.’
Syrië, elk heeft er zo zijn gedachten over. Dit boek kan helpen het leed in dat land en vooral de mensen (daar en hier) een beetje beter te begrijpen.
Reageer op deze recensie