Een poëtische ziel in een prozaïsch land
Arghavan, geboren in Iran, woont in Amsterdam waar ze een tweedehandswinkel heeft. Voor haar is het inkopen en verkopen van tweedehands goederen meer dan handel. Ze bedenkt en schrijft verhalen bij wat ze verkoopt. Ze voelt zich eenzaam in Nederland, mensen zijn niet zo toegankelijk als in haar geboorteland. In haar ogen zijn ze allemaal eenzaam en verbergen ze dat als onder een kleurig kleed.
'Van een afstand leek het alsof deze mensen onafhankelijk waren en vrij. Het was of ze allemaal een kleurrijk kleed droegen, maar daaronder naakt en lelijk zouden zijn. [...] Nu draag ik ook dit zware kleed. Eenzaamheid is de prijs die je moet betalen om in deze prachtige herberg te verblijven.'
Haar contacten beperken zich tot één vriendin, Anna, die haar danskleding bij Arghavan koopt en Johan, een al wat oudere man die haar 'lieve dame' noemt en met wie zij de liefde voor bomen deelt. En dan is er Mees, de muzikant op wie ze verliefd wordt en met wie ze probeert een relatie op te bouwen.
De bomen vormen de rode draad in het verhaal, zij komen steeds weer terug als metaforen voor wat het leven allemaal veroorzaakt: verdriet en heimwee, maar ook liefde. Vooral de Judasbomen tegenover haar winkel krijgen betekenis. Als ze gekapt worden, is dat voor haar, maar ook voor Johan, heel verdrietig. In tegenstelling tot planten in een pot zijn bomen met elkaar verbonden; ze zijn niet eenzaam.
Sholeh Rezazadeh is van huis uit dichter en aan haar stijl van schrijven is dat goed af te lezen. Haar proza zou je poëtisch kunnen noemen. Prachtige zinnen, originele beelden. Met Mees zit ze onder een Judasboom en vraagt zich af wat die boom voelt:
'Misschien denkt hij dat ieder blad vogels aantrekt. Misschien ziet hij ieder blad als een vleugel waarmee hij ooit zal vliegen.'
Het verhaal slingert van Iran naar Amsterdam, van kindertijd naar volwassenheid. Elk voorwerp, iedere gebeurtenis kan een herinnering oproepen. Die herinneringen betreffen vooral haar vader, van wie ze heel veel houdt, maar die haar ook veel verdriet doet. Hij is opiumverslaafde en drijft steeds verder bij haar vandaan. Zij delen de liefde voor poëzie, die overigens bij elke Iraniër ingebakken is. Dichters staan er in hoog aanzien en vrijwel iedereen kan wel gedichten declameren.
In een interview vertelt Rezazadeh dat het verhaal voor een deel autobiografisch is. Oorspronkelijk wilde ze alleen een boek schrijven over een immigrante uit Iran. Maar toen haar vader een rol ging spelen in haar verhaal, werd de vader/dochter-verhouding steeds belangrijker. Tekenend voor het verdriet dat ze had over haar vader is dat ze niet meer in staat was in het Iraans over hem te schrijven, het kwam zo te dichtbij. Vanaf dat moment schreef ze alleen nog in het Nederlands.
Iemand die pas vijf jaar in Nederland woont en zich de taal zo eigen heeft gemaakt, is een belofte voor de toekomst. Dit is Rezazadehs debuutroman, laten we hopen dat het hier niet bij blijft.
Reageer op deze recensie