Een leven als een porseleinkast, vol kwetsbaarheid
"Ger! Ben je er eigenlijk wel? En wat belangrijker is: heb je mijn laatste fax wel volledig doorgekregen?"
Zo begint het tweede deel van Faxen aan Ger, alsof Nicolien Mizee (1965) nooit opgehouden is. En eigenlijk is ze dat ook niet, integendeel, je zou kunnen zeggen dat het eerste boek vol was en dat het dus nodig was een tweede deel te schrijven, want de fax ratelde door. Het is inmiddels 1997 en nog steeds schrijft ze faxen aan Ger, haar oud-docent, vertelt hem over haar gevoelens en ervaringen en nog steeds antwoordt hij niet. Overigens vindt zij dat geen probleem. Zij houdt van hem op haar manier en dat is voldoende. Al zou ze ‘Ger van mijn hart’ graag eens in zijn buik knijpen of zijn armen strelen.
De porseleinkast is echter niet zomaar een vervolg op het eerste boek. Het is eerder een verdieping. In De kennismaking (deel I) ontmoet de lezer de familie, vrienden en overige relaties van Nicolien. Het wordt al duidelijk dat zij geen alledaags leven leidt. Een baan van negen tot vijf is voor haar niet weggelegd. Depressies kunnen maanden duren, redenen te over om een therapeut te bezoeken, Yolande, maar ons voorgesteld als het Orakel. De laatste speelt in haar leven een belangrijke rol. Zij geeft adviezen en soms, zoals bij de problemen die Nicolien met haar moeder heeft, werkt ze sturend. Toch blijft Nicolien een buitenstaander die niet kan snappen wat andere mensen beweegt.
Haar vijfjarige nichtje Bio dient als spiegel voor haar eigen gevoelens. Zij kan zich ook niet voegen naar anderen. Nicolien is dol op haar en als ze vertelt over de mislukte zwemlessen van Bio, spiegelt ze haar eigen problemen op een indrukwekkende wijze.
"Als ik naar Bio kijk, zie ik dat zij evenmin iets te kiezen heeft. Ook zij is ondergeschikt aan zichzelf. Alleen al dat ze met anderen moet omgaan, is een concessie. Het lukt haar, zolang ze aan de zijlijn mag blijven staan, maar zodra de aandacht volledig op haar gericht is en er werkelijk iets van haar verwacht wordt, haakt ze af."
Al vechtend tegen haar tekortkomingen zien we dat zij zichzelf min of meer gaat accepteren zoals ze is en dat ook gaat vragen van anderen. Op de verhouding met haar moeder heeft dat een vernietigende uitwerking.
"Wat kon het mens me nog doen? Nare dingen zeggen. Maar ik zou het verbaal vampirisme nooit meer zo ver laten komen; ik zou onmiddellijk terugslaan. Zo langzamerhand was het me duidelijk geworden dat zij net zo bang was voor mij als ik voor haar. Dat gaf moed. En ik sliep als een blok…"
Het omzetten van de faxen in een boek komt ter sprake in dit tweede deel. Compleet met verhaallijnen die zij volgt. En wie kan dat beter weergeven dan de schrijver zelf.
“We hadden ook een aardig beeld van een leven – het mijne – met als verhaallijnen de strijd om de arbeidsongeschiktheidsverklaring, de Werdegang als scenarioschrijver, op de achtergrond het familieleven, het model staan en de vroege jaren. En de verhouding met jou als de rode draad.”
Het is een bijzonder concept, een leven op papier gezet aan de hand van faxen. Niet bedacht, maar zo beleefd. Kwetsbaar is ze en onzeker, maar absoluut eerlijk. Dat, gecombineerd met een prachtige stijl van schrijven maakt het lezen van De porseleinkast zeer de moeite waard.
Reageer op deze recensie