Verborgen levens, bijzonder verteld
Vier generaties maar liefst beslaat deze debuutroman van Sebastiaan Chabot, in de mannelijke lijn wel te verstaan. En ze zijn niet allemaal even belangrijk. De oudste van de vier, Kurt Victor Karl Kuschfeld, is geboren in Reichsburg an der Mosel in 1899. We stappen zijn leven binnen in 1950. Hij is in Reichsburg verantwoordelijk voor het onderhouden en aansteken van de straatverlichting. Je zou kunnen zeggen dat zijn levensverhaal de hoofdmoot vormt.
De geschiedenis van de overgrootvader wordt doorsneden met fragmenten uit het leven van achterkleinzoon Victor en (zijn) Vader. De jongste telg is elf, zijn vader loopt al naar de vijftig. Behalve dat Victor het schilderij van zijn overgrootvader in brand laat vliegen en wat meer alledaagse gebeurtenissen in het gezin, blijft zijn rol wat vaag. Van Vader weten we dat hij dichter is en eigenlijk een roman zou willen schrijven. Over zijn eigen vader, de man van wie we het minst te weten komen en die meer vragen oproept dan hij beantwoordt.
De opbouw van de roman is niet chronologisch van de eerste tot de laatste pagina. De tijd verspringt, onder andere door in eerdergenoemde droombeelden de geschiedenis terug te halen. Chabot heeft een bijzondere vorm gekozen om het leven van de eerstgenoemde Kurt te verbeelden. We missen namelijk zo’n vijfentwintig jaar. Om de essentiële geschiedenis van die tijd weer te geven, wordt een soort schaduw in het leven geroepen; een dubbelganger van Kurt of zijn eigen innerlijk, dat is niet echt te zeggen. Samen kijken de mannen in een als film afgespeelde droom van Kurt hoe dat leven verlopen is.
Vooral de droomfiguur maakt dat er surrealistische elementen op de voorgrond treden. Dat is geen gemakkelijk genre en het lukt ook niet helemaal om dat aannemelijk te brengen. Chabot komt er niet helemaal uit, moet af en toe te veel uitleggen.
'De droom kroop terug in meneer Kuschfelds gedachten in de vorm van zijdelingse zinspelingen en verdachtmakende vingerwijzingen, en één gedachtegestalte stond vastig in de dunne hersenmist: de man in zijn torenkamer was evenzeer Kurt Victor Karl Kuschfeld.'
Het taalgebruik van Chabot is origineel, maar af en toe ook vergezocht. Een woord als ‘wandelstokgelukkig’ is wel aardig gevonden, maar ‘de geur van gebrande koffiebonen die zich als repeterend dichter over het perron bewoog’, daarbij is het moeilijk je iets voor te stellen. Een heel mooi beeld, dat doorheen het boek wordt volgehouden, tekent zich al af in de eerste zin. Daarin wordt duidelijk dat Kurt de envelop van zijn leven simpelweg wil dichtlikken. Later komt die envelop nogmaals in beeld, wanneer Kurt zich afvraagt of zijn leven nog altijd in een bescheiden envelop past.
Voor zijn schrijversopleiding had Chabot het geluk een grote leermeester te treffen. Hij had de niet geringe eer af te studeren bij een van de belangrijkste moderne schrijvers van de Verenigde Staten van dit moment, Jonathan Safran Foer. Ook hij schreef al jong zijn debuutroman, Alles is verlicht. Het werd meteen een wereldsucces. Ook hier vinden we verschillende generaties met een geschiedenis die niet los van de Tweede Wereldoorlog gezien kan worden. Ook hierin spelen surrealisme en geestig taalgebruik.
Helaas moet gezegd worden dat waar Foer direct slaagde, Chabot het voor zichzelf wellicht wat te moeilijk heeft gemaakt. Het is allemaal net iets te veel, waardoor de personen niet veel diepte krijgen en de geheimen van de familie wel erg onderbelicht blijven. Wel is het uitkijken naar een volgend boek, want Sebastian Chabot heeft zeker talent.
Reageer op deze recensie