Een aangrijpende zoektocht van een vader naar zijn zoon
De verwarring is groot voor de lezer van het eerste hoofdstuk van De onderstroom van Hans Münstermann. Waar is hij beland? Toeschouwer is hij bij een executie in het bos van Veenendaal, in 1944. Of eigenlijk, dominee Koopman, een van de slachtoffers, laat weten wat híj ervaart voor het schot, maar vooral ook erna. Hij wordt omringd door hele hordes mensen. Zij zijn van alle tijden en hebben van alles meegemaakt. Hij kent hen niet, het verwart hem. Alhoewel, één gezicht herkent hij meteen, het is de jonge Duitse soldaat die hem neerschoot. Hij, Michael, is zelf ook door een schotwond om het leven gekomen en biedt aan om hem te helpen.
‘U hier?’ vroeg hij. ‘Ja,’ zei ik. We waren allebei met blindheid geslagen. Hij leek haast te knielen. ‘Ja, ik herinner mij die dag.’ Toen wendde hij zijn blik af over het water. ‘Nu weet ik niet wat ik moet zeggen of doen. O, ik schaam mij diep.’ Hij leek ten einde raad. ‘Blijf alstublieft bij me, ga niet weg.’ ‘Ja graag,’ zei ik, ineens blij en ontroerd. We konden nog een uitweg vinden, uit alle schuld en pijn. Misschien.’
De dominee en Michael bevinden zich, na hun dood, in een parallel universum. Ze varen op een groot schip door het Amsterdam van vandaag, dat zich wel achter glas lijkt te bevinden. Voor Koopman een onbegrijpelijke wereld, waarin hij Lyndon B. Johnson tegenkomt, die zich afvraagt of de Vietnamoorlog al afgelopen is, maar ook mensen die zich druk maken over het feit dat ze geen Wifi-bereik hebben. Het geeft het verhaal een zekere lichtheid en het is ook geestig soms. Als Paul, de zoon naar wie Koopman op zoek is, niet gevonden wordt, vraagt Koopman aan een (voormalig) opvarende van de Titanic, of hij hem soms gezien heeft.
De donkere kant, over wat aan de executie voorafging, is af en toe erg beknopt. Dat kan een functie hebben, zoals wanneer het om een briefje gaat, dat Koopman en zijn vrouw ontvangen van een joodse vriendin. Er is slechts één regel overgebleven, maar die spreekt dan ook boekdelen.
‘Kan ik een tijdje bij jullie logeren, ik verkeer in grote nood.’ Esther.
Als een soort deus ex machina verschijnt Zwaan op de boot, zijn vrouw, als negentigjarige. Het is aandoenlijk, maar tegelijk doet het wat kunstmatig aan. Het is té toevallig. Zij vertelt hem het verhaal van zijn zoon, die in 1975 vanuit Amerika de oceaan wilde oversteken met een piepklein zeilbootje, als conceptueel kunstwerk. Het lijkt wel los te staan van Koopmans geschiedenis, maar niets is minder waar.
Met De Onderstroom wil Hans Münstermann namelijk een ode brengen aan Bastiaan Jan Ader, een dominee en vooraanstaand verzetsman uit Groningen en aan diens zoon, de hier niet altijd voldoende gewaardeerde kunstenaar Bas Jan Ader. Münstermann gaf zijn hoofdpersonen andere namen, daarmee wilde hij voldoende afstand scheppen tot zijn onderwerp, zodat hij meer vrijheid had om zijn eigen bijzondere verhaal te bouwen. Het moest beslist geen biografie worden. De schrijver noemt zich schatplichtig aan het boek* dat de domineesvrouw in de oorlog schreef over de familiegeschiedenis. Wie De onderstroom volledig op waarde wil kunnen schatten, zal zelf onderzoek moeten doen naar de geschiedenis die de schrijver inspireerde.
Toch is Münstermann er bijzonder goed in geslaagd een extra laag aan te brengen boven het oorspronkelijke verhaal. De ontreddering van de hoofdpersoon in de wereld van de doden maakt zich onherroepelijk ook meester van de lezer. In korte hoofdstukken en heldere taal worden ons op een originele manier onvoorstelbare werelden gepresenteerd. Niet alleen die van na de dood, maar ook die van de Tweede Wereldoorlog.
* Helaas is het boek van mevrouw J.A. Ader-Appels (Een Groninger pastorie in den storm) alleen nog af en toe tweedehands verkrijgbaar. Het vormt een prachtige “onderlaag” bij deze geslaagde roman.
Reageer op deze recensie