Hoe de fundering van een huis én een familie dreigt in te storten
Het is het beroemdste spookhuis van Amsterdam. Het Huis met de Gouden Ketting aan de Keizersgracht 268. Hoofdpersoon Bram Wenksterman nodigt de lezer op de eerste pagina al uit om dat zelf maar eens op te zoeken. Deze lezer doet dat uiteraard meteen en wat blijkt? Zoeken is niet nodig, het is meteen raak, het huis bestaat, dat wil zeggen het bestaat weer. In 1998 stortte het in en inmiddels is het volledig herbouwd en het ziet eruit of het nooit weg geweest is. Volgens de verhalen op internet spookte het er. Bram vertelt dat zijn betovergrootmoeder een einde aan haar leven maakte, toen ze hoorde dat haar man bij een brand was omgekomen. Zij spookte daar nog rond.
Nu woont Bram, zevende generatie inmiddels, in het huis met veertien kamers en vier wc’s. In de tuin liggen zijn voorouders begraven. Ieder onder zijn eigen eik. Bram heeft zijn vrouw Veerle laten opnemen in een inrichting omdat ze depressief is en zijn dochter Amber studeert in Cambridge. Zelf is hij natuurfilosoof en columnist. Het huis vertoont de nodige gebreken:
“De kozijnen hingen erbij als aan een waslijn: hoger van opzij dan in het midden. Het gaf de boel wat nonchalants. De ruitjes ongewassen, het balkon was met klimop overwoekerd.”
De nieuwe buurman is net langs geweest om te zeggen dat er iets aan de fundering van hun huizen gedaan moet worden omdat de boel ernstig verzakt. Bram heeft het geld niet en de enige van wie hij geld zou kunnen krijgen is zijn schoonvader, die daar niet veel voor voelt, gezien de situatie waarin zijn dochter verkeert. Hij stelt zijn schoonzoon uiteindelijk voor een moeilijke keus.
Geheel onverwacht komt dochter Amber binnenvallen. Zij heeft haar studie opgeschort en wil een poosje thuis komen wonen. Dat Bram niet enthousiast is over dat idee, wordt mede veroorzaakt door het feit dat Ella, een nichtje van zijn vrouw, bij hem is ingetrokken. Deze laatste wil een feest organiseren voor Bram zijn verjaardag, waarbij zij en Amber dan samen een lied ten gehore zullen brengen. Alsof dit allemaal al niet genoeg is, blijkt er ook nog een familiegeheim te zijn, waar vooral Amber niets van mag weten.
Intriges genoeg om het verhaal te laten ontaarden. En dát doet Rinske Hillen (1975) dus niet. Ze is soms poëtisch, maar zeker niet sentimenteel.
Als Ambers grootvader lijkt te doorzien dat ze teleurgesteld is, constateert ze:
“Dat was het lastige aan familie, het gebrek aan emotionele privacy.”
Ook het omgaan met een depressief iemand wordt raak getypeerd:
“Je investeert in troost, maar als het niet werkt, wordt iemand een wandelende confrontatie met je eigen falen.”
De schrijfster maakt gebruik van een wisselend perspectief. Dan weer zien we de situatie vanuit Amber, een volgend hoofdstuk laat ze Ella aan het woord. De vrouwen domineren, Bram laat zijn oren naar hen hangen. De verhalen kloppen niet altijd met elkaar, waardoor je als lezer af en toe behoorlijk op het verkeerde been gezet wordt. Het draagt er zeker toe bij dat je verder wilt lezen. De stijl is helder, al is de beeldspraak niet altijd fraai te noemen. Wat te denken van: “zijn grijze pupillen stonden verregend” of “deze plek in huis beroerde hem”?
Wie spoken verwacht, komt bedrogen uit. Dat laat Hillen niet gebeuren. Als er al spoken rondwaren in het vervallen huis dan zijn het de hoofdpersonen zelf, die allen eenzaam opgesloten zijn in hun eigen problemen. Elkaar een helpende hand bieden of echt begrijpen, doen ze niet. Behalve Johnno dan, de ex van Amber, hij doet een paar pogingen, maar die zijn tot mislukken gedoemd. De onthulling van het familiegeheim had trouwens wel iets minder dramatisch gekund.
Rinske Hillen heeft met Houtrot een boeiende start gemaakt, gebruikmaken van een waargebeurd verhaal is niet gemakkelijk, zij doet dat ogenschijnlijk zonder moeite en blijft geloofwaardig.
Reageer op deze recensie