Dramatische zoektocht naar een Oost-Europees Joods verleden
De naam Safran Foer is overal ter wereld een begrip, zij het dat we hem kennen van Jonathan, de tweede zoon van Esther Safran Foer. Hij schreef Alles is verlicht, een debuut dat nog steeds klinkt als een klok en in vele talen vertaald is. Het beschreven onderwerp in beide boeken is nauw verwant en toch kon het verschil niet groter zijn. Het nu verschenen Ik wil je laten weten dat we er nog zijn van Esther, vertaald door Robert Neugarten, vertelt wat er werkelijk gebeurd is in het Oekraïne in de jaren voor én tijdens de Tweede Wereldoorlog met de enorme joodse gemeenschap daar. Je zou willen dat het verzonnen was, maar helaas, niets is minder waar. Het is allemaal gebeurd. Zelfs wie veel over de Jodenvervolging gelezen heeft, zal hierdoor geschokt zijn. Zoon Jonathan heeft de schaarse gegevens die hij had, verwerkt in een roman.
Esther werd geboren in 1946, wanneer in dat jaar en waar is het eerste raadsel waar zij mee opgroeit. Er is een geboorteakte die 8 september vermeldt, maar haar moeder feliciteerde haar altijd op 17 maart. Er staat Duitsland op, maar dat is ook onjuist – in de tijd dat Esther geboren werd, zaten haar ouders in een vluchtelingenkamp in Polen. Wellicht een door haar vader gemaakt dwaalspoor, om het verleden niet traceerbaar te maken.
De centrale figuur in Safran Foers zoektocht naar het verleden, is haar moeder. Ethel ontvluchtte haar geboortedorp Kolki, in het westen van de huidige Oekraïne, in 1941. Ze was eenentwintig en vertrok impulsief, ze vluchtte oostwaarts en bij terugkomst bleek haar gehele familie te zijn omgebracht. Ze trouwde in het kamp met Louis Safran, eveneens een alleen achtergeblevene. Hij had naast zijn familie ook zijn eerste vrouw en dochter verloren. In 1949 komt het gezin Safran in de Verenigde Staten aan, waar nog een zoon geboren wordt. Hoewel Louis aanvankelijk succesvol lijkt, is hij toch dermate door de oorlog getekend dat hij het op veertigjarige leeftijd opgeeft en een eind aan zijn leven maakt.
Moeder Ethel kan nauwelijks spreken over haar verleden. Soms komt er een kort beeld naar boven, maar als Esther dan doorvraagt is het antwoord steevast ‘Genug shoyn’. Waarmee ze bedoelt dat ze er niet meer over kwijt wil. Maar Esther wil meer weten en gaat op onderzoek. Ze gebruikt alle middelen die haar ten dienste staan. Informatie van andere overlevenden, internet en zelfs DNA-onderzoek. Het gaat haar dan om de overleden zus en haar naam, maar ook om de Oekraïense familie die haar vader gered heeft door hem te laten onderduiken.
Kern van het boek vormt de zoektocht naar de verdwenen sjtetl, het dorp, waar haar voorouders vandaan kwamen. Trochenbrod, waar geen steen meer van terug te vinden is en naar de plaatsen in de omgeving, zoals Kolki. Esther gaat met zoon Frank op zoek naar sporen. Het drama dat zich toen heeft afgespeeld, heeft nog niets ingeboet aan onmenselijkheid. Ze vinden de gedenktekens op de massagraven, waar Esther familiefoto’s begraaft om zo de familie als het ware weer bij elkaar te brengen. Er waren geen kampen daar, maar de manier waarop dorpen vol mensen uitgemoord werden, is hartverscheurend.
Voor de lezer zijn de familieverbanden niet altijd even duidelijk, al staat er achter in het boek een stamboom afgedrukt. De familiebezoeken in Israël en op andere plaatsen in de wereld, zijn ook niet allemaal even interessant. Maar het zij haar vergeven. Dit verhaal moest verteld worden. En iedereen zou het gelezen moeten hebben.
Esther Safran Foer in een interview in de Volkskrant:
‘Families en kinderen zijn weerbaarder als ze weten dat het leven niet altijd perfect is en dat hun families verschrikkelijke tijden hebben doorgemaakt, maar dat ze die hebben overleefd. Joden geloven enorm in het geheugen, in verhalen die een metafoor vormen voor het overleven, voor de continuïteit van een heel volk. Dat is hoe we kracht en weerbaarheid opbouwen.’
Reageer op deze recensie