De wrange vruchten van een oorlog
"De reis was een hotsende beleving van blijdschap en woede. Aziz kronkelde van de pijn. En hij lachte. Het landschap verdronk in zijn tranen. En het landschap was als de verbeelding van een land."
Een land zonder naam, ergens in een woestijn, met een berg waarachter ‘de vijand’ zich bevindt. Een sinaasappelboomgaard is het aardse paradijs van de negenjarige tweelingbroers Amed en Aziz, die opgroeien in een gelukkige familie. Totdat een bom hun grootouders doodt; vanaf dat moment wordt het gezin verscheurd door eer en pijn. Vader Zahed laat zich indoctrineren tot het wreken van de dood van de grootouders. Eén van zijn zoons zal met een bomgordel een zelfmoordaanslag moeten plegen. Omdat Aziz ongeneeslijk ziek is, kiest de vader voor Amed. De moeder kiest voor Aziz, om zo in elk geval één zoon te behouden.
In dit deel van het verhaal boeit elke zin, door de spanning die goed wordt opgebouwd en de bijna poëtische dialogen die haaks op het naderende drama staan. De auteur hint naar het Midden-Oosten, zonder de naam van een land te noemen. Het zou zich in elke hedendaagse brandhaard kunnen afspelen, maar de kracht van dit verhaal is juist dat het in de ruimte wordt geplaatst, waardoor er extra nadruk komt te liggen op de onzinnigheid van welke oorlog ook, waar dan ook, wanneer dan ook. Met zinnen van een bijna kinderlijke eenvoud uit Larry Tremblay (1954, Quebec) zijn mening over oorlog, zonder de lezer in een oordeel mee te trekken.
Deel twee neemt de lezer mee naar de VS, waarnaar de overgebleven broer is verbannen. Inmiddels twintig jaar, rondt de broer net een vierjarige acteeropleiding af. Tremblay is behalve schrijver ook dramaturg, een rol die hij in dit deel toebedeelt aan Mikaël, degene die de slotvoorstelling voor de studenten geschreven heeft. Hij hoort het levensverhaal van de broer aan, waarin voor de lezer tevens de ontknoping zit. Was de kracht van deel één dat het oordeelloos werd verteld, in dit deel krijgt het boek een moraliserend karakter. Ineens speelt ook de Westerse houding en de vrijheid van meningsuiting van kunstenaars ten opzichte van oorlog een rol. Er is weinig meer over van 'show, don’t tell', vooral als Mikaël zichzelf plompverloren allerlei vragen gaat stellen, vragen die teveel voor de hand liggen:
"Wat zou hijzelf gedaan hebben in zulke omstandigheden? Zou hij, zoals miljoenen anderen, in staat zijn geweest om te doden vanwege een idee, om een stuk grond, een grens of olie te verdedigen? Zou hij ook geconditioneerd zijn geweest om onschuldigen, vrouwen en kinderen te vermoorden? Of zou hij de moed hebben gehad met gevaar voor eigen leven het bevel te weigeren om met een mitrailleurssalvo weerloze mensen neer te maaien?"
Tremblay vindt in deel drie een artistieke oplossing waarin de broer zijn verleden met het toneelstuk kan laten samensmelten. Het verhaal eindigt namelijk op het podium, de comfort zone van de auteur. Misschien is dat wel de valkuil van Tremblay in dit boek: het feit dat hij teveel werelden wil verenigen. Dit levensgrote thema terugbrengen tot een pakkend verhaal van slechts 150 pagina’s is al ambitieus, maar om het naar de theatrale wereld te trekken voor én een ontknoping én een oplossing voor het probleem van de beschadigde jongen is simpelweg een brug te ver. Het is juist de stijl van deel één van De naam van mijn broer, die prachtige vertelling over hoe een gelukkig gezin verscheurd raakt door iets pervers als wraak, die je bijblijft. De auteur had het bij die stijl moeten houden.
Reageer op deze recensie