Maar was het eten ook lekker?
De jaren ’50 zijn al weer lang geleden. Nu denken we eraan als aan een periode toen ook geluk nog heel gewoon was. Toen we nog tijd hadden voor elkaar. Mensen die altijd in huizen met stromend water en elektriciteit hebben gewoond, zijn gevoelig voor de charme van schilderachtige oude huisjes met de WC in de achtertuin. Wie nooit gebrek heeft gekend, is geneigd om het eten uit vroeger tijden door een roze bril te bezien.
Dit boekje speelt in op dat verlangen naar de dagen van weleer. Maar hoe terecht is die nostalgie? Tenslotte kwamen in deze periode voor het eerst allerlei kant-en-klaar producten en smaakmakers op de markt. Alles om de huisvrouw zoveel mogelijk te ontlasten van dat vervelende corvee; koken. Culinair gezien is deze periode een kruispunt. Aan de ene kant de ontwikkeling naar meer geprefabriceerd voedsel, aan de andere kant het begin van culinaire belangstelling en experimenteerdrift. Dit kookboekje is een weerslag van dat laatste aspect.
Lisette Bossert heeft met tien min of meer bekende mensen, allemaal jong in de jaren ’50, gesprekken gevoerd over hun herinneringen aan het eten van vroeger. Elk gesprek wordt afgesloten met een paar persoonlijke recepten. Ondanks het retro-karakter zijn ze modern. Lisette Bossert gebruikt bijvoorbeeld agavesiroop, spelt en snijbiet.
Naast gesprekken en recepten staan door het boek heen korte terzijdes over zaken als keukeninrichting, nieuwe apparaten en -producten. Het boek besluit met basisrecepten.
Grappig is dat de geïnterviewde Wieteke van Dort, Alexandra Radius en Miep Diekman allemaal zeggen dat ze eten vroeger niet interessant of zelfs ronduit vies vonden… Vooral het gesprek met Alexandra Radius heeft indruk op me gemaakt. Als jonge danseres at ze een jaar lang elke dag varkenslever. Dat is nog eens lijden voor de kunst.
Anderzijds is het niet toevallig dat voor de basisrecepten een gloedvolle ode aan Wina Born staat. In deze periode stijgt de welvaart en gaan mensen vaker reizen. De moeder van Lisette Bossert leert op vakantie de Franse keuken kennen en ontwikkelt zich tot een geïnspireerde kokkin. En ze is niet de enige.
Koolrabi met venkel-citroenolie en kruidnagelkaas-kletskoppen bedacht Lisette Bossert voor Alexandra Radius. Ik maakte de helft; met brood erbij een lekkere lunch voor 1 persoon.
35 gram oude kruidnagelkaas
300 gram koolrabi
2 tenen knoflook
½ el venkelzaad
1 el citroenschil in dunne reepjes
½ el citroensap
50 gram rucola
Bereiding:
Verwarm de oven voor op 175 0C.
Rasp de kaas. Leg een vel bakpapier op een ovenplaat en verdeel daarop de kaas in vier bergjes. Bak de kaaskletskoppen in 10 minuten goudbruin en laat ze afkoelen op het bakpapier.
Breng een bodem water aan de kook. Schil ondertussen de koolrabi en snijd in blokjes van 2 cm. Blancheer de blokjes in 4 minuten beetgaar. Schep ze in een zeef en spoel ze koud af onder de kraan. Schep de koolrabi op een theedoek en dep de blokjes goed droog.
Snijd de knoflook in plakjes. Verwarm de olie in een pannetje. Voeg citroenschil, venkelzaad en knoflook toe. Zet het vuur heel laag en smoor de ingrediënten 5 minuten zonder ze te bruinen. Zet het vuur uit en laat de olie 20 minuten staan.
Leg wat blaadjes rucola op een groot bord of vier kleine borden. Schep daar de koolrabiblokjes op. Zeef de venkel-citroenolie, voeg peper en zout toe en verdeel de dressing met een lepel over de koolrabi.
Maal nog wat peper en zout over de groente, steek er overdwars een kletskop in en serveer.
Een makkelijk klaar te maken, lekker en verrassend recept. De kletskoppen kun je ook heel goed bakken in een koekenpan met bakpapier op de bodem. Dan hoef je niet voor twee stuks je hele oven voor te verwarmen.
Dit is een sympathiek en bijzonder mooi uitgegeven boekje. De prachtige fotocollages en dito typografie zijn een hommage aan de vormgeving van de jaren ’50. Af en toe overdrijft de schrijfster de nostalgie een beetje; kunstmest werd in de jaren ‘50 al lang gebruikt.
Reageer op deze recensie