Hebban recensie
Prachtig voorbeeld van burgerinitiatief
10 maart 2019
“We staan te midden van luid kabaal tussen honderden vluchtelingen ergens op een verloren zandweg in het Franse Calais.”
Dit zinnetje gaat niet over de vluchtelingencrisis van de laatste jaren maar is een zinnetje uit het dagboek van Gabriëlle Baudot, overgrootmoeder van Ann Lamon die de schrijfster van dit boek is. Baudot vlucht op dat moment samen met haar ouders weg van de Eerste Wereldoorlog in 1914. Lamon is van beroep informaticus aan de KU Leuven en startte in 2015 op het hoogtepunt van de vluchtelingencrisis in het Franse Calais het burgerinitiatief “Hoegaarden Schenkt Warmte” op, dat zich voornamelijk richtte op moeders en kinderen op de vlucht. Over deze terreinervaringen schreef ze in 2018 dit verslag neer.
Lamon raakt direct de snaar bij de lezer die ze verder in het boek blijft bespelen: ze vermenselijkt die crisis, roept de beelden van de oorlogen in Syrië, Irak en Afghanistan op door de verhalen van de getuigen door te vertellen met wie ze bevriend raakt. Als ze samen met enkele vrienden en familieleden met haar initiatief van start gaat, krijgen ze onverwacht veel respons op hun acties, ook bij grote bedrijven en moeten ze de logistiek en de verdeling groter zien. Ze leren de verschillende kampen in de ‘jungle van Calais’ kennen, die voor mensen van buitenaf met de tijd minder toegankelijk worden als professionele hulporganisaties er neerstrijken. Toch gaan ze verder met het verdelen van schoenen, truien, dekens, winterspullen, speelgoed en huishoudspullen om zoveel mogelijk gezinnen te kunnen bijstaan en organiseren ze grime- en verkleedworkshops voor kinderen en een kapsalon voor de vrouwen. De ontmoeting met de ‘ontheemden’ en hun verhalen staat voor hun vrijwilligersgroep centraal. De vrienden die ze er maken, staan ze zoveel mogelijk met raad en daad bij, en de getuigenissen van de mensen uit het kamp blijven ook daarbuiten in hun ziel opgeslagen. Dat merk je met elke gelezen pagina meer en meer.
Lamon kan haar persoonlijke leven niet volledig buiten sluiten. Ze citeert de openingsrede van Rik Torfs, toen nog rector aan de KU Leuven, in het begin van haar boek:
‘‘Wij zijn geneigd slachtoffers goedheid toe te dichten, terwijl het volstaat dat ze slachtoffers zijn. Echte solidariteit is onvoorwaardelijk. Solidariteit is een belangrijk moreel concept. Ze kan risicovol zijn, wat de plicht om te helpen niet wegneemt."
Haar zoon maakt vriendjes in het kamp en speelt er mee. Lamon heeft zelf deels Thaise roots en kan zich ook vanuit deze achtergrond soms makkelijker identificeren met bijvoorbeeld een groepje Vietnamezen dat zich eigenlijk vrij misplaatst voelt tussen de vele Arabische migranten die het kamp rijk is.
Je leest ook over de problemen met de mensensmokkelaars en hoe deze bendes de vluchtelingenroutes in handen hebben en er maximaal profijt uit halen. Zelfs IS zou hiervan geprofiteerd hebben om dan met de winst daarvan ironisch genoeg de oorlog in de regio’s waar die vluchtelingen vandaan komen op te drijven. De vluchtelingen of (trans)migranten, die grotendeels allemaal naar het Verenigd Koninkrijk willen trekken om een beter leven op te bouwen, worden dikwijls lastiggevallen en zelfs uitgebuit. Het VK doet er overigens ook niet veel aan om haar parallelle zwarte economie op te doeken, zodat er minder aantrekkingskracht zou zijn van het land. De analyse die Lamon uiteindelijk maakt door haar eigen ervaringen, klinkt logisch en zeker niet naïef. Ze pleit niet voor een opengrenzenbeleid maar wel voor een betere organisatie en een veilige opvang van vluchtelingen die hier al zijn. Wat op zich geen onomstreden mening mag zijn. Lamon brengt de pijnpunten aan maar reikt ook geen oplossingen aan, dat is ook niet de bedoeling van dit boek. Echte oplossingen voor deze crisis zijn er in de voorbijgaande jaren ook door de autoriteiten nog steeds niet gevonden, al zijn de vluchtelingenstromen weliswaar verminderd.
Lamon geeft duidelijk toe dat ze zich beroept op haar perspectief van mensen in nood die haar steun verdienen, en doet met dit relaas beroep op een menselijk besef van mensenrechten, recht op veiligheid en op welzijn. ‘Je gaat niet iemands levenssituatie analyseren en valideren voor je hem de hand reikt als hij hulpbehoevend is.’ Zo zet ze de woorden van Rik Torfs om in haar praktijk. Haar boek is een aanrader voor diegenen die voorbeelden zoeken van goed werkende burgerinitiatieven en die de echte verhalen van de bewoners van de Calais-jungle willen leren kennen.
Dit zinnetje gaat niet over de vluchtelingencrisis van de laatste jaren maar is een zinnetje uit het dagboek van Gabriëlle Baudot, overgrootmoeder van Ann Lamon die de schrijfster van dit boek is. Baudot vlucht op dat moment samen met haar ouders weg van de Eerste Wereldoorlog in 1914. Lamon is van beroep informaticus aan de KU Leuven en startte in 2015 op het hoogtepunt van de vluchtelingencrisis in het Franse Calais het burgerinitiatief “Hoegaarden Schenkt Warmte” op, dat zich voornamelijk richtte op moeders en kinderen op de vlucht. Over deze terreinervaringen schreef ze in 2018 dit verslag neer.
Lamon raakt direct de snaar bij de lezer die ze verder in het boek blijft bespelen: ze vermenselijkt die crisis, roept de beelden van de oorlogen in Syrië, Irak en Afghanistan op door de verhalen van de getuigen door te vertellen met wie ze bevriend raakt. Als ze samen met enkele vrienden en familieleden met haar initiatief van start gaat, krijgen ze onverwacht veel respons op hun acties, ook bij grote bedrijven en moeten ze de logistiek en de verdeling groter zien. Ze leren de verschillende kampen in de ‘jungle van Calais’ kennen, die voor mensen van buitenaf met de tijd minder toegankelijk worden als professionele hulporganisaties er neerstrijken. Toch gaan ze verder met het verdelen van schoenen, truien, dekens, winterspullen, speelgoed en huishoudspullen om zoveel mogelijk gezinnen te kunnen bijstaan en organiseren ze grime- en verkleedworkshops voor kinderen en een kapsalon voor de vrouwen. De ontmoeting met de ‘ontheemden’ en hun verhalen staat voor hun vrijwilligersgroep centraal. De vrienden die ze er maken, staan ze zoveel mogelijk met raad en daad bij, en de getuigenissen van de mensen uit het kamp blijven ook daarbuiten in hun ziel opgeslagen. Dat merk je met elke gelezen pagina meer en meer.
Lamon kan haar persoonlijke leven niet volledig buiten sluiten. Ze citeert de openingsrede van Rik Torfs, toen nog rector aan de KU Leuven, in het begin van haar boek:
‘‘Wij zijn geneigd slachtoffers goedheid toe te dichten, terwijl het volstaat dat ze slachtoffers zijn. Echte solidariteit is onvoorwaardelijk. Solidariteit is een belangrijk moreel concept. Ze kan risicovol zijn, wat de plicht om te helpen niet wegneemt."
Haar zoon maakt vriendjes in het kamp en speelt er mee. Lamon heeft zelf deels Thaise roots en kan zich ook vanuit deze achtergrond soms makkelijker identificeren met bijvoorbeeld een groepje Vietnamezen dat zich eigenlijk vrij misplaatst voelt tussen de vele Arabische migranten die het kamp rijk is.
Je leest ook over de problemen met de mensensmokkelaars en hoe deze bendes de vluchtelingenroutes in handen hebben en er maximaal profijt uit halen. Zelfs IS zou hiervan geprofiteerd hebben om dan met de winst daarvan ironisch genoeg de oorlog in de regio’s waar die vluchtelingen vandaan komen op te drijven. De vluchtelingen of (trans)migranten, die grotendeels allemaal naar het Verenigd Koninkrijk willen trekken om een beter leven op te bouwen, worden dikwijls lastiggevallen en zelfs uitgebuit. Het VK doet er overigens ook niet veel aan om haar parallelle zwarte economie op te doeken, zodat er minder aantrekkingskracht zou zijn van het land. De analyse die Lamon uiteindelijk maakt door haar eigen ervaringen, klinkt logisch en zeker niet naïef. Ze pleit niet voor een opengrenzenbeleid maar wel voor een betere organisatie en een veilige opvang van vluchtelingen die hier al zijn. Wat op zich geen onomstreden mening mag zijn. Lamon brengt de pijnpunten aan maar reikt ook geen oplossingen aan, dat is ook niet de bedoeling van dit boek. Echte oplossingen voor deze crisis zijn er in de voorbijgaande jaren ook door de autoriteiten nog steeds niet gevonden, al zijn de vluchtelingenstromen weliswaar verminderd.
Lamon geeft duidelijk toe dat ze zich beroept op haar perspectief van mensen in nood die haar steun verdienen, en doet met dit relaas beroep op een menselijk besef van mensenrechten, recht op veiligheid en op welzijn. ‘Je gaat niet iemands levenssituatie analyseren en valideren voor je hem de hand reikt als hij hulpbehoevend is.’ Zo zet ze de woorden van Rik Torfs om in haar praktijk. Haar boek is een aanrader voor diegenen die voorbeelden zoeken van goed werkende burgerinitiatieven en die de echte verhalen van de bewoners van de Calais-jungle willen leren kennen.
0
Reageer op deze recensie