Wat doen 30 jaren oorlog met een oorlogsjournalist?
De kleine Rudi Vranckx zat gedurende tien jaar aan de keukentafel van zijn grootvader om hem steeds opnieuw dezelfde vragen over de Tweede Wereldoorlog te stellen. En steeds opnieuw kreeg hij er dezelfde verhalen te horen. Vranckx is historicus en een gewaardeerde oorlogsjournalist voor de VRT. Zijn expertise ligt vooral in het Midden-Oosten maar hij reist voor zijn reportages de hele wereld over, van Roemenië tot in Afghanistan en van Egypte tot in de Dem. Rep. Congo. Met regelmaat brengt hij sinds 2003 boeken op de markt met zijn ooggetuigenverslagen en analyses, en als hij in Vlaanderen en Nederland rondtoert, brengen zijn lezingen steevast veel volk op de been. Onlangs bundelde hij zijn ervaring van 30 jaar oorlog in zijn laatste boek Mijn kleine oorlog. Hierin staat hij stil bij alle historische conflicten die hij vanop het front heeft meegemaakt: van de val van het Oostblok in 1989 tot de Arabische Lente, van de terroristische aanslagen doorheen Europa, en de recente val van het IS-kalifaat in Syrië en Irak. En vertelt hij in dit laatste boek vooral ook wat dat als mens met hem heeft gedaan.
Hij gaat in zijn werk steevast op zoek naar de echte beweegredenen van het buitensporige geweld en de misleidende propaganda, en toont vooral medeleven en betrokkenheid bij de mensen die het slachtoffer worden van de vele oorlogen en aanslagen. Voor zijn aanpak werd hij in 2018 nog bekroond door de Nederlandse Carnegie Stichting met de tweejaarlijkse Carnegie Wateler Vredesprijs. Alleen al voor de 2000 vermoorde journalisten van de afgelopen 30 jaar vond hij dat hij die prijs moest aannemen.
Voor de soundtrack bij dit boek kiest hij ‘Born to Run’ van Bruce Springsteen. En dit zinnetje: ‘We gotta get out while we’re young, ’cause tramps like us, baby we were born to run.’ Overal waar hij nu interviews geeft, vertelt hij dat hij zich nu op zijn 58ste een ‘emotionele, oude aap’ noemt. Gelukkig maar dat hij emotioneler in plaats van cynischer geworden is. Ook in zijn verhaal komt dit naar voor: hij blijft achter met de mensen in zijn hoofd, die slachtoffer werden en waarmee hij heeft samengewerkt en die hem het meest hebben geraakt hoewel hij ooit mannen als Arafat interviewde en het Afghaanse Tora Bora-gebergte introk om met de Al Qaida-troepen van Osama Bin Laden te gaan praten. Jassim, vriend, tolk en fikser uit Bagdad werd vermoord. Zijn andere assistent uit Bagdad werd bedreigd en werd door hem geholpen naar België te komen om een nieuw leven op te bouwen. Vele grote wereldzenders laten deze mensen die veel gevaar lopen, vallen van zodra ze hen niet meer nodig hebben.
Vranckx trok jarenlang door Irak en beweert dat hij Bagdad beter kent dan zijn eigen land. De laatste jaren kwam daar Syrië bij waar hij onder andere praatte met de door de Koerden gevangen gehouden IS-vrouwen van Belgische afkomst die ervoor pleitten hun kinderen terug naar België te halen, wat veel stof deed opwaaien in eigen land. Als één van de enige journalisten belandde hij in het goed afgesloten Jemen waar de regeringsgezinde Saudische bommen en de regeringsvijandige Houthi-milities de plaatselijke bevolking de absolute miserie en de hongersnood indrijven.
Dit boek is zeker niet academisch en laat je in een meeslepende vertelstijl en heldere taal meelezen met de talrijke terreinervaringen van Vranckx, ook hoe hij begon als jonge journalist aan het einde van de Koude Oorlog en de Berlijnse Muur gevallen was. In Roemenië maakte hij de revolutie toen mee die onverwacht gewelddadig zou eindigen. Nu kan de kijker en de lezer via hem nog steeds een antwoord krijgen op de vraag die hij zichzelf blijft stellen: “Wat is nog de waarheid en wat niet? En dan gaat het niet alleen over fake news, maar ook over populisme. De vraag: wat is goed en wat is kwaad? Wat is het juiste moreel kompas?” En laat nu dat de laatste zin van zijn 385 bladzijden tellende relaas zijn: “Dat is mijn kleine oorlog, de zoektocht naar mijn moreel kompas.”
Reageer op deze recensie