Lezersrecensie
Allemaal beestjes, uitgestorven beestjes
09 augustus 2019
Opabinia is de titel van de 5e gedichtenbundel van Frederik Lucien De Laere. In 2007 en 2008 was De Laere stadsdichter van Damme. Hij publiceerde de dichtbundels "Paniek in het circus", "De Martelgang" en "Secuur" bij Uitgeverij Poëziecentrum Gent en publiceerde eerder gedichten in literaire tijdschriften. Vanaf zijn vierde dichtbundel "In Uiterste Staat" in 2016 zit hij bij Uitgeverij Vrijdag.
Met deze bundel treedt De Laere in de voetsporen van Charles Darwin en geeft hij ons een lesje in biologie daar hij in deze bundel een aantal uitgestorven diersoorten aanspreekt waarvan telkens de Latijnse naam als titel van betreffend gedicht fungeert. Ik wou al direct op Wikipedia gaan zoeken naar de Latijnse namen, maar na even bladeren zag ik dat dit niet nodig was: er is namelijk een register aan de bundel toegevoegd met de namen van de uitgestorven beestjes. En daarin vind je dat de opabinia regalis, waarnaar deze bundel genoemd is, een ‘geleedpotige is die leefde in het Cambrium, een van de vreemdste wezens die ooit heeft geleefd en in geen enkele groep is onder te brengen.’ Zo, dat weten we dan ook weer.
De gedichten hebben door de taal van De Laere een wat gezwollen karakter gekregen – niet dat dit een probleem is – en doen nostalgisch aan, net als de cover, omdat het verleden wordt geëvoqueerd. Soms van miljoenen jaren her, soms van enkele honderden duizenden jaren geleden. De gij-vorm wordt ook op een bijbelse manier gebruikt. Het geeft een speciaal cachet aan dit boekje.
Om een idee te geven, is dit een uittreksel uit een gedicht:
Dusicyon australis (aka de Falklandwolf)
Gij hadt geen angst.
Gij leefde onverschrokken op een eiland,
het uniek verblijf dat gij hadt opgezocht
en waar gij, heer en meester, als gastheer
verrassend vriendelijk uit de hoek kwaamt.
Gij herkende de mens
die hier voet aan wal zette
als trouwe bondgenoot
maar hij was niet op u gesteld
zelfs al blafte gij als een hond
en huilde gij niet.
[…]
Ik durf direct denken dat biologen, wetenschappers en andere natuurbeschermers in het algemeen deze bundel wel zouden smaken. Wetenschapsjournalist en natuurvriend Dirk Draulans was ook alvast overtuigd, dixit de flaptekst.
De gedichten zijn verhalend, bevatten meestal een beschrijving van eigenschappen of van een evolutie, en daarom interessant en leerzaam. De bundel klaagt duidelijk de verdwijning van soorten aan. Op het einde worden ook de homo erectus, de homo neanderthalensis en de homo sapiens sapiens aangeroepen. En in die laatste klinkt De Laere’s aanklacht het scherpste door:
Gij stinkend dier. Gij stinkdier onwaardig,
gij bevuilt uw nest en gaat ten onder
– andere soorten gingen u voor.
Gij denkt dat gij heer en meester zijt
omdat gij rechtop loopt
maar uw brein is te klein voor de goden.
Gij valt steeds weer op de aarde neer
ondanks verwoede pogingen
met vleugels van was of raketmotoren.
Gij tergt uw soortgenoten keer op keer
tot bloedens toe, gij bouwt toren na toren
en wilt altijd de grootste zijn
maar eindigt in een spraakverwarring.
Gij verdooft uw verstand
met de voorhanden zijnde godsdiensten
of drugs.
Er is geen land met u te bezeilen,
gij rooft zielen en vernietigt
de schoonheid.
Gij zult bakzeil halen.
Uw robotten zullen uit elkaar vallen
Uw stranden zullen worden bevolkt door miljoenen kwallen.
Het is uw eigen schuld, dikke bult.
De Laere komt hiermee op voor het behoud van de biodiversiteit en steekt een hart onder de riem van de indianen die opkomen voor hun leefgebieden en de klimaatjongeren die opkomen voor het behoud van de wereld. Sterk werk hoor!
Met deze bundel treedt De Laere in de voetsporen van Charles Darwin en geeft hij ons een lesje in biologie daar hij in deze bundel een aantal uitgestorven diersoorten aanspreekt waarvan telkens de Latijnse naam als titel van betreffend gedicht fungeert. Ik wou al direct op Wikipedia gaan zoeken naar de Latijnse namen, maar na even bladeren zag ik dat dit niet nodig was: er is namelijk een register aan de bundel toegevoegd met de namen van de uitgestorven beestjes. En daarin vind je dat de opabinia regalis, waarnaar deze bundel genoemd is, een ‘geleedpotige is die leefde in het Cambrium, een van de vreemdste wezens die ooit heeft geleefd en in geen enkele groep is onder te brengen.’ Zo, dat weten we dan ook weer.
De gedichten hebben door de taal van De Laere een wat gezwollen karakter gekregen – niet dat dit een probleem is – en doen nostalgisch aan, net als de cover, omdat het verleden wordt geëvoqueerd. Soms van miljoenen jaren her, soms van enkele honderden duizenden jaren geleden. De gij-vorm wordt ook op een bijbelse manier gebruikt. Het geeft een speciaal cachet aan dit boekje.
Om een idee te geven, is dit een uittreksel uit een gedicht:
Dusicyon australis (aka de Falklandwolf)
Gij hadt geen angst.
Gij leefde onverschrokken op een eiland,
het uniek verblijf dat gij hadt opgezocht
en waar gij, heer en meester, als gastheer
verrassend vriendelijk uit de hoek kwaamt.
Gij herkende de mens
die hier voet aan wal zette
als trouwe bondgenoot
maar hij was niet op u gesteld
zelfs al blafte gij als een hond
en huilde gij niet.
[…]
Ik durf direct denken dat biologen, wetenschappers en andere natuurbeschermers in het algemeen deze bundel wel zouden smaken. Wetenschapsjournalist en natuurvriend Dirk Draulans was ook alvast overtuigd, dixit de flaptekst.
De gedichten zijn verhalend, bevatten meestal een beschrijving van eigenschappen of van een evolutie, en daarom interessant en leerzaam. De bundel klaagt duidelijk de verdwijning van soorten aan. Op het einde worden ook de homo erectus, de homo neanderthalensis en de homo sapiens sapiens aangeroepen. En in die laatste klinkt De Laere’s aanklacht het scherpste door:
Gij stinkend dier. Gij stinkdier onwaardig,
gij bevuilt uw nest en gaat ten onder
– andere soorten gingen u voor.
Gij denkt dat gij heer en meester zijt
omdat gij rechtop loopt
maar uw brein is te klein voor de goden.
Gij valt steeds weer op de aarde neer
ondanks verwoede pogingen
met vleugels van was of raketmotoren.
Gij tergt uw soortgenoten keer op keer
tot bloedens toe, gij bouwt toren na toren
en wilt altijd de grootste zijn
maar eindigt in een spraakverwarring.
Gij verdooft uw verstand
met de voorhanden zijnde godsdiensten
of drugs.
Er is geen land met u te bezeilen,
gij rooft zielen en vernietigt
de schoonheid.
Gij zult bakzeil halen.
Uw robotten zullen uit elkaar vallen
Uw stranden zullen worden bevolkt door miljoenen kwallen.
Het is uw eigen schuld, dikke bult.
De Laere komt hiermee op voor het behoud van de biodiversiteit en steekt een hart onder de riem van de indianen die opkomen voor hun leefgebieden en de klimaatjongeren die opkomen voor het behoud van de wereld. Sterk werk hoor!
1
Reageer op deze recensie