Rijke, bevlogen en filosofische gedichtenbundel
De nieuwste bundel van dichteres, vertaalster, proza- en essayschrijfster Anneke Brassinga (1948) van januari 2019 heet Verborgen tuinen. Bij de belangrijkste prijzen die ze heeft gewonnen, horen de Constantijn Huygens-prijs (2008) en de P.C. Hooft-prijs (2015). Naar eigen zeggen werd ze vooral beïnvloed door de symbolistische grote Nederlandse dichter J.H. Leopold. Het juryrapport van de P.C. Hooft-prijs prees met name haar rijke taalgebruik en noemde haar oeuvre 'een geestverruimend heelal van taal' waarin per gedicht 'onvermoede vergezichten van zeggingskracht' voor de lezer opdoemen.
In deze nieuwe bundel overziet zij haar leven in vier verschillende delen. Het eerste deel bestaat uit 8 zwart-witfoto’s van Berlijn waar ze korte teksten heeft bijgeschreven. Je ziet een begraafplaats, een vervallen deel van de stad, een schaduw: de vergankelijkheid wordt er al onmiddellijk uitgelicht, maar ook de mistroostigheid valt er erg in op.
Om in het tweede deel de verborgen tuinen te bezoeken waarin meerdere teksten met veel aan de natuur ontleende beelden aan bod komen. De bundel blijkt een genot te zijn voor liefhebbers van dichters en auteurs als Gorter, Leopold, Mallarmé, Cioran en Jean-Paul Sartre. De boeken Zijn en Niets (L'être et le néant) en De Woorden (Les Mots) van Jean-Paul Sartre worden gebruikt in het uitgebreide gedicht 'Het bezingt zich' uit het derde deel 'Mogen blijven zijn'. Ze gaat een duet aan met dichter en literair criticus Piet Gerbrandy in het laatste deel, naar aanleiding van diens vertaling van een boek van de Romeinse filosoof en staatsman Boëthius uit 523, Troost in filosofie, dat die Boëthius schreef toen hij in detentie op zijn doodstraf wachtte waartoe hij werd veroordeeld door de Ostrogotische koning Theoderik. Gelukkig is deze introductie ook opgenomen in de bundel.
Brassinga schrijft geen vrijblijvende gedichten en vraagt daarentegen veel van haar lezers als achtergrondkennis vanwege haar verwijzingen naar andere dichters en auteurs, en naar de klassieke literatuur. En ook voldoende tijd én aandacht om ze allemaal te kunnen doorgronden. Haar taal klinkt beurtelings nogal formalistisch en wat archaïsch en dan weer wat oubollig anarchistisch. (Ook het anarchisme heeft zijn tijd tegenwoordig gehad.) De zware toon, moeilijk geconstrueerde zinnen, gezochte of nieuw gevormde woordvondsten zijn niet van die aard dat haar gedichten zeer toegankelijk zijn.
De bundel is wel erg rijk en bevlogen, liefdesgedichten zijn er ook in opgenomen naast wat langere filosofische en essayistische stukken. Van belang kan zijn dat ze in een gedicht ook terugkeert naar haar Gelderse dorp van afkomst, Schaarsbergen, met ‘Onvindbare tuin in de Schaarse Bergen’.
Er is een 'Verzoekschrift aan de filosofie' in opgenomen, en ten slotte als afsluiter de ‘Overgave onder protest’ aan de liefde.
“U geeft mij geen keuze dan uw onverbiddelijke genade
te aanvaarden want mijn woordkraam is geronnen en onvrij.
Ik stem niet in maar leg mij neer ootmoedig.”
(p. 98)
De echte poëziegenieter zal zijn hart wel kunnen ophalen aan deze nieuwe veeleisende en meerlagige bundel.
“Een mens is een mes. Snijdende ogen, vlijmscherpe nagels
als bladranden van een woestijnplant, een mens is een spons,
zachte buik van de egel die drinkt in de schemer”
(‘Een liefdesgedicht’, p.69)
Reageer op deze recensie