Lezersrecensie
Zintuigelijk geschreven boek vol rake observaties van een gedeeld kluizenaarsbestaan
Het is een ongekende prestatie: de Brits-Ierse schrijfster Sara Baume brengt op een dag twee boeken uit. ‘Weken, maanden, jaren’ is fictie en ‘Handwerk’ is non-fictie. De boeken zijn los te lezen, maar kunnen elkaar wel aanvullen.
Het boek ‘Weken, maanden, jaren’ is bovendien genomineerd voor de Europese Literatuurprijs. De jury prijst haar originaliteit en noemt het een verrassend poëtisch boek.
Lette Vos heeft op fantastische wijze de vertaling gedaan. Mooi dat haar naam een plekje heeft gekregen op de cover.
Het begon als een experiment: een gedeeld kluizenaarsbestaan, een sekte met twee leden.
De hoofdpersonen van dit boek zijn Bell en Sigh, allebei geboren als middelste van een groot gezin, allebei niet iets naars meegemaakt in hun jeugd, maar allebei wel erg op zichzelf. ‘Ze leerden elkaar kennen aan de voet van een lage, puntige berg die ze met wederzijdse vrienden gingen beklimmen’.
Na een half jaar gaan ze samenwonen met hun honden Pip en Vos. Hun manier van leven past goed bij elkaar. Ze leven van een bijstandsuitkering, zijn niet materialistisch en stellen weinig eisen. Ze bewaren veel, kunnen moeilijk iets weggooien, houden van dagelijkse rituelen, kunnen samen overal over praten en hebben geen behoefte aan andere mensen.
Door de vele gedetailleerde observaties leer je hen kennen. Er is verder geen dialoog.
Jaar in jaar uit nemen Bell en Sigh zich voor om de berg achter hun huis te beklimmen. Het komt er steeds niet van. Weken worden maanden, maanden worden jaren. Zo verglijden de levens van Bell en Sigh. Er is geen uitgestippeld pad, het leven wordt gewoon geleefd.
Langzamerhand versmelten ze met elkaar. ‘Ze hadden allebei het ritme en de intonatie van de ander overgenomen. Ze zuchtten simultaan. Ze neurieden dezelfde onzindeuntjes. Ze waren altijd samen, alleen op de wc waren ze even gescheiden’.
Sara Baume verstaat de kunst om zo te schrijven dat al je zintuigen worden ingezet. Je beleeft de natuur, voelt de regen en storm, ziet de spinnen kruipen door het huis en overal zit muziek in. ‘Zo was er de bas van de bolle bromvlieg, de snerpende sopraanmug, de altpartij door een clubje kamervliegen’.
De observaties zijn origineel, het taalgebruik is beeldend en ook een vleugje humor ontbreekt niet: ‘Wat Bell en Sigh betrof waren die schriele poten (van de koe) echt een ontwerpfout; dat vier korte, knokige, taps toelopende ledematen een slenterbeest van een ton omhoog moesten houden’. Ook houdt ze ervan om vanuit een tegenstelling te schrijven: ‘Zij dachten dat ze de honden uitlieten; de honden dachten dat ze hen uitlieten’.
Een bijzonder boek. Er zit weinig verhaal in en een verrassend plot zul je niet aantreffen. Daar zal niet iedereen van houden. Maar je krijgt er wel iets anders voor terug: een prachtig, poëtisch traag geschreven boek. Ik heb genoten van de stijl.
Het boek ‘Weken, maanden, jaren’ is bovendien genomineerd voor de Europese Literatuurprijs. De jury prijst haar originaliteit en noemt het een verrassend poëtisch boek.
Lette Vos heeft op fantastische wijze de vertaling gedaan. Mooi dat haar naam een plekje heeft gekregen op de cover.
Het begon als een experiment: een gedeeld kluizenaarsbestaan, een sekte met twee leden.
De hoofdpersonen van dit boek zijn Bell en Sigh, allebei geboren als middelste van een groot gezin, allebei niet iets naars meegemaakt in hun jeugd, maar allebei wel erg op zichzelf. ‘Ze leerden elkaar kennen aan de voet van een lage, puntige berg die ze met wederzijdse vrienden gingen beklimmen’.
Na een half jaar gaan ze samenwonen met hun honden Pip en Vos. Hun manier van leven past goed bij elkaar. Ze leven van een bijstandsuitkering, zijn niet materialistisch en stellen weinig eisen. Ze bewaren veel, kunnen moeilijk iets weggooien, houden van dagelijkse rituelen, kunnen samen overal over praten en hebben geen behoefte aan andere mensen.
Door de vele gedetailleerde observaties leer je hen kennen. Er is verder geen dialoog.
Jaar in jaar uit nemen Bell en Sigh zich voor om de berg achter hun huis te beklimmen. Het komt er steeds niet van. Weken worden maanden, maanden worden jaren. Zo verglijden de levens van Bell en Sigh. Er is geen uitgestippeld pad, het leven wordt gewoon geleefd.
Langzamerhand versmelten ze met elkaar. ‘Ze hadden allebei het ritme en de intonatie van de ander overgenomen. Ze zuchtten simultaan. Ze neurieden dezelfde onzindeuntjes. Ze waren altijd samen, alleen op de wc waren ze even gescheiden’.
Sara Baume verstaat de kunst om zo te schrijven dat al je zintuigen worden ingezet. Je beleeft de natuur, voelt de regen en storm, ziet de spinnen kruipen door het huis en overal zit muziek in. ‘Zo was er de bas van de bolle bromvlieg, de snerpende sopraanmug, de altpartij door een clubje kamervliegen’.
De observaties zijn origineel, het taalgebruik is beeldend en ook een vleugje humor ontbreekt niet: ‘Wat Bell en Sigh betrof waren die schriele poten (van de koe) echt een ontwerpfout; dat vier korte, knokige, taps toelopende ledematen een slenterbeest van een ton omhoog moesten houden’. Ook houdt ze ervan om vanuit een tegenstelling te schrijven: ‘Zij dachten dat ze de honden uitlieten; de honden dachten dat ze hen uitlieten’.
Een bijzonder boek. Er zit weinig verhaal in en een verrassend plot zul je niet aantreffen. Daar zal niet iedereen van houden. Maar je krijgt er wel iets anders voor terug: een prachtig, poëtisch traag geschreven boek. Ik heb genoten van de stijl.
2
Reageer op deze recensie