Lezersrecensie
Genuanceerde kijk op het slavernijvraagstuk
Voor de titelraders: Boto Banja is het lied van de tot slaaf gemaakten. De uit hun thuisland ontvoerde slaven gaven met dat lied boodschappen aan elkaar door tijdens hun gedwongen bootreis naar de andere kant van de wereld, waar ze niet mochten praten maar zo toch communiceerden. De Boto is de boot en een Banja is een banjo-achtig instrument.
Dat slavernijvraagstuk is waar dit boek om draait: een ernstig besmet gedeelte van de geschiedenis. De Jong bewaakt het evenwicht van de tekst als een volleerd koorddanser; hij is niet mordicus tégen blanken maar ook niet onwrikbaar vóór zwarten. Daarnaast verlucht hij de tekst met gepaste ironie. Dat blijkt precies de goede aanpak bij dit heikele onderwerp.
Voor de schrijver begint het allemaal met een zoomcall waarin hij gevraagd wordt het Boekenweekessay 2023 te schrijven. Hij barst in huilen uit omdat op dat moment twee dingen samen komen: zijn eigen zoektocht naar het verleden, en de eer om die zoektocht te verwerken in het Boekenweekessay.
Bij wijze van ervaringsdeskundigheidopdoening stapt hij daarna met een open blik, relativeringsvermogen en een scherpgeslepen pen op de boot naar Curaçao:
“Aangezien ik voor het eerst in mijn leven op een zeilboot sta en we midden in het orkaanseizoen naar Curaçao zullen varen, beginnen we de Boto Banja vandaag met een testtocht: een paar mijl de oceaan op en weer terug naar Lupéron. Dana start de motor, Russel beent over het schip .... De zeilen zijn gehesen, de motor gaat uit, en dan is er het grote open water, waar alles ooit begon. De Boto Banja is geopend.”
Onderweg leest De Jong slavernij-gerelateerde boeken. Wij lezen mee over Zora Neale Hurston die opgroeide in Eatonville, een van de eerste zwarte stadjes in de Verenigde Staten die bestuurd werd door vrije zwarte mensen:
”Toen de boot bij Haïti was, had Zora korte verhalen geschreven, essays, een roman, onderzoek gedaan als antropoloog, films gemaakt en muziek opgenomen.”
Dan arriveren ze op het strand van het stadje Sosúa en kan De Jong gaan verhalen over het leven van zwarte mensen in Amerika. Ook daarin is een rijke geschiedenis van verschillen tussen zwart en wit te vinden, die netjes wordt uitgediept. Hij heeft een goede neus voor mensen die ondanks de discriminatie en achterstelling hun rug recht genoeg houden om succesvolle ondernemingen op te zetten. Of met het schrijven van boeken de top weten te bereiken. Hij belicht dat heikele thema door zowel de woede als de gelatenheid aan het woord te laten.
Ietwat voorspelbaar wordt die manier van werken dan langzamerhand wel, maar door de luchtigheid die De Jong de tekst meegeeft, blijft het helder leesbaar. Het levert een mooi beeld op van een nog altijd onevenwichtige verdeling van kleur en macht in de (westerse) wereld.
Dat slavernijvraagstuk is waar dit boek om draait: een ernstig besmet gedeelte van de geschiedenis. De Jong bewaakt het evenwicht van de tekst als een volleerd koorddanser; hij is niet mordicus tégen blanken maar ook niet onwrikbaar vóór zwarten. Daarnaast verlucht hij de tekst met gepaste ironie. Dat blijkt precies de goede aanpak bij dit heikele onderwerp.
Voor de schrijver begint het allemaal met een zoomcall waarin hij gevraagd wordt het Boekenweekessay 2023 te schrijven. Hij barst in huilen uit omdat op dat moment twee dingen samen komen: zijn eigen zoektocht naar het verleden, en de eer om die zoektocht te verwerken in het Boekenweekessay.
Bij wijze van ervaringsdeskundigheidopdoening stapt hij daarna met een open blik, relativeringsvermogen en een scherpgeslepen pen op de boot naar Curaçao:
“Aangezien ik voor het eerst in mijn leven op een zeilboot sta en we midden in het orkaanseizoen naar Curaçao zullen varen, beginnen we de Boto Banja vandaag met een testtocht: een paar mijl de oceaan op en weer terug naar Lupéron. Dana start de motor, Russel beent over het schip .... De zeilen zijn gehesen, de motor gaat uit, en dan is er het grote open water, waar alles ooit begon. De Boto Banja is geopend.”
Onderweg leest De Jong slavernij-gerelateerde boeken. Wij lezen mee over Zora Neale Hurston die opgroeide in Eatonville, een van de eerste zwarte stadjes in de Verenigde Staten die bestuurd werd door vrije zwarte mensen:
”Toen de boot bij Haïti was, had Zora korte verhalen geschreven, essays, een roman, onderzoek gedaan als antropoloog, films gemaakt en muziek opgenomen.”
Dan arriveren ze op het strand van het stadje Sosúa en kan De Jong gaan verhalen over het leven van zwarte mensen in Amerika. Ook daarin is een rijke geschiedenis van verschillen tussen zwart en wit te vinden, die netjes wordt uitgediept. Hij heeft een goede neus voor mensen die ondanks de discriminatie en achterstelling hun rug recht genoeg houden om succesvolle ondernemingen op te zetten. Of met het schrijven van boeken de top weten te bereiken. Hij belicht dat heikele thema door zowel de woede als de gelatenheid aan het woord te laten.
Ietwat voorspelbaar wordt die manier van werken dan langzamerhand wel, maar door de luchtigheid die De Jong de tekst meegeeft, blijft het helder leesbaar. Het levert een mooi beeld op van een nog altijd onevenwichtige verdeling van kleur en macht in de (westerse) wereld.
2
Reageer op deze recensie