Het vademecum wandelen
Altijd al alles over wandelen willen weten? Dit boek voldoet aan die behoefte, en meer. Veel meer. Rebecca Solnit noemt het ‘een filosofische geschiedenis van wandelen’ waarin ze de importantie van het lopen belicht. Alle vormen van lopen, in een eindeloos landschap of gewoon wandelen zonder te weten waarnaartoe, of verdwalen in een stad.
Parijs bijvoorbeeld, waar Walter Benjamin (volgens Solnit dé kenner van steden en de kunst van het wandelen daarin) ooit op zoek was naar ‘de flaneur’:
‘Wat een flaneur precies is, is nooit bevredigend gedefinieerd maar te midden van alle varianten van de flaneur, van aartsluilak tot zwijgende dichter, blijft één ding overeind: het beeld van een eenzame man die al observerend door Parijs slentert.’
Tsja. Het is de vraag of dit soort regelmatig opduikende observaties interessant genoeg zijn om in een filosofisch getint boek als dit opgenomen te worden. Uit het oogpunt van volledigheid misschien wel, maar als onmisbare component ter kennisvermeerdering lijken dit soort feitjes overbodig.
Solnit intussen definieert het wandelen eerst op basisniveau, namelijk het ene been voor het andere zetten en jezelf naar voren laten vallen, zodat je lichaamsgewicht van het ene naar het andere been zwiept. Meer dan dat is het niet, lichamelijk gezien. Geestelijk daarentegen is die cyclus van bewegingen juist een uitgelezen kans om al slingerend met benen, armen en romp je gedachten de vrije loop te laten.
Dat laatste is de basisgedachte hier. Vrije uitloop-wezens zijn we, met daardoor geolied werkende hersens. Wandelen voedde de hersens van filosofen als Jean-Jacques Rousseau tot Aristoteles en van de sofisten in Athene tot Plato. Maar ook modernere filosofen zoals John Stuart Mill en Thomas Hobbes verrichtten hun denkwerk tijdens de wandeling, net als Kant, Nietsche, Wittgenstein. In razend tempo komen beroemde namen voorbij (iets minder name-dropping had wel gemogen). Rousseau wordt genoemd als fundamentlegger voor het ideologische bouwwerk waarin het wandelen zelf gekoesterd werd.
Lopen helpt dus de gedachten ordenen, maar wat ís lopen eigenlijk, geschiedkundig gezien? Het antwoord: de oorsprong van het menselijk lopen ontstond in Afrika door evolutie en noodzaak. Die vaardigheid evolueerde bijvoorbeeld naar pelgrimstochten, zoals die naar Santiago de Compostella. Op dat onderwerp gaat Solnit de diepte in:
‘De pelgrimage bewandelt een delicate scheidslijn tussen het spirituele en het materiële... Of misschien verzoent de tocht het spirituele met het materiële want op een pelgrimstocht gaan is hetzelfde als het lichaam en de handelingen een uitdrukking laten zijn van de verlangens en de overtuigingen van de ziel.’
Dit citaat laat zien dat er grondig over het onderwerp wordt nagedacht, en dat die gedachten uitvoerig zijn neergepend. Dat is de kracht én de zwakte van dit boek. Kracht, omdat elke denkbare invalshoek over het wandelen beredeneerd en behandeld wordt. Zwakte, omdat een dusdanige grondigheid een soms taai boek oplevert waar je niet zo snel in bladert. Toch is het aan te raden even door te bijten en te genieten van de goede passages vol eruditie, veelzijdigheid en de talrijke zijpaden die al mijmerend ingeslagen worden in dit lijvige boek.
Reageer op deze recensie