Meer dan 6,1 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Een meeslepende postume puzzel, vol intrigerende vraagtekens

Nico van der Sijde 25 januari 2025
De Frans- Joodse schrijver Georges Perec (1936-1982), een van de meest inventieve en originele schrijvers ooit, werkte de laatste maanden van zijn leven aan ’53 dagen’. Dat moest een volkomen onorthodoxe detectiveroman worden, vol dubbele bodems en valse aanwijzingen, en met veel verborgen verwijzingen naar Stendhal. Door zijn ziekte en dood kon Perec deze roman helaas niet afmaken, maar zijn vrienden Harry Matthews en Jacques Roubaud hebben de onvoltooide versie aangevuld op basis van Perecs aantekeningen. De aangevulde versie (hoewel niet het complete dossier) is door Edu Borger nu in soepel Nederlands vertaald, en van behulpzame voetnoten voorzien. Bovendien zorgde Perec- kenner Manet van Montfrans voor een heel verhelderend nawoord.

Dit boekje is lang niet zo briljant als Perecs geniale meesterstukken "Het leven een gebruiksaanwijzing" en "W of de jeugdherinnering". En ’53 dagen’ zou vast nog mooier en completer zijn geweest als Perec het had kunnen afmaken. Maar het is voor Perec- junks zoals ik zonder meer een leesfeest. Ook liefhebbers van experimentele literatuur, of van originele literaire puzzels en van detective- verhalen, kunnen hun lol op. Bovendien is dit boekje, volgens De Arbeiderspers, nog maar het eerste van een nieuwe reeks van Perec- werken. Deze reeks omvat enkele nieuwe nog te verschijnen vertalingen, onder andere van "Récits de Ellis Island" en "Je me souviens", en daarnaast een aantal herziene uitgaven van al bestaande vertalingen, waaronder "Ruimten rondom" en "De dingen". Wat een vooruitzicht!

Perecs boeken zijn altijd anders dan al zijn andere, en dat geldt ook voor ’53 dagen’. Maar in veel van zijn boeken is Perec, als lid van de Oulipo- groep, aangestoken door het procedé van de ‘contrainte’: het zichzelf opleggen van soms heel bizarre, vaak moeilijk uitvoerbare, maar wel dwingende spelregels. In "La disparition" (’t Manco), een roman van 300 bladzijden, komt bijvoorbeeld geen enkele – e voor. In "Les revenentes" (De wedergekeerden) komen juist alleen maar - e's voor en geen andere klinkers. En in ’53 dagen’ had Perec zichzelf voor de uitdaging gesteld om strikt 28 hoofdstukken te schrijven, precies evenveel als "De Kartuize van Parma" van Stendhal, en om elk hoofdstuk te beginnen met een speelse variant van de openingszin uit het gelijkgenummerde hoofdstuk van Stendhal.

Andere schrijvers zouden zulke spelregels niet eens bedenken, maar Perec legde ze zelfs aan zichzelf op. Zo dwong hij zich om originele en creatieve oplossingen te vinden voor problemen die ‘normale’ schrijvers helemaal niet kennen. En zo wilde hij een nooit eerder aangeboorde creativiteit bij zichzelf aanboren, en los komen van de stereotypen in zijn eigen hoofd. Tegelijk gaat de ‘contrainte’ samen met het speelplezier dat ook puzzelaars en cryptogrammenmakers kenmerkt, of makers en oplossers van schaakproblemen. Perec, en Oulipo- genoten als Queneau of Calvino, behoren tot de meest speelse schrijvers die ik ken, en tot de meest creatieve. Al hun boeken staan stijf van inspirerend spelplezier en aanstekelijk puzzelvernuft. Die boeken lezen bovendien als een trein, ondanks de complexiteit van hun spelregels. En ze zijn heerlijk ongewoon.

Dat alles geldt ook voor ’53 dagen’. Op het eerste gezicht lijkt dat een gewone -zij het opvallend goed geschreven- detectiveroman, vol met intriges, raadselachtige verdwijningen, dubbele bodems, moeilijk oplosbare moorden, verborgen aanwijzingen en onnavolgbare plotwendingen. Maar in deze detective- roman ontbreekt de gebruikelijke oplossing die alle raadsels verklaart. Alle vraagtekens worden dus door nieuwe vraagtekens gevolgd. Elke zekerheid blijkt “onmiddellijk weer te vervagen, te vervliegen in wazigheid, vluchtigheid en onzekerheid”. Elk puzzelstukje is weer een nieuwe puzzel. Elk uitroepteken verandert in een vraagteken. De “onnaspeurbare en onwaarneembare realiteit die men uit alle macht probeert te reconstrueren” wordt steeds onnaspeurbaarder en onwaarneembaarder. Dat alles maakt ’53 dagen’ ook heel pregnant: volgens Perec is de realiteit een ondoorgrondelijke labyrint waarin we allemaal op de dool zijn, en dat wordt mooi belichaamd door een detectiveroman waarin vol vergeefse passie wordt gezocht naar de logische lijnen in dat labyrint.

In het eerste deel van ‘53 dagen’ krijgt de naamloze ik- figuur, een wiskundeleraar in het fictieve Noord- Afrikaanse stadje Grianta, het verzoek om te achterhalen wat er gebeurd is met de verdwenen detectiveschrijver Robert Serval (pseudoniem voor Stéphane Réal). Een deel van de oplossing zou verborgen kunnen zijn in een door Serval geschreven detectiveroman, "De crypte", waarin trouwens ene Robert Serval de hoofdrol speelt. Ook schijnt Serval (Réal) een schoolgenoot te zijn geweest van die ik- figuur. Al herinnert de ik- figuur zich dat in het geheel niet. Op basis hiervan reconstrueert de ik- figuur, op even adembenemende als minutieuze wijze, zijn jeugdherinneringen. Vele personages op klassenfoto’s worden opgesomd en kort gememoreerd, allerlei details van vroeger worden kort maar met veel levendigheid geschetst, en zelfs systeemkaarten van leraren worden op onnavolgbare wijze tot in detail beschreven. Zodat je als lezer vele fascinerende flarden krijgt voorgetoverd van een ongrijpbaar veelvormige wereld. Maar nergens in die flarden ziet de ik- figuur de gedaante van Robert Serval. Ook herinnert de ik- figuur zich vooral veel gezichten zonder naam, veel namen zonder gezicht, en veel “herinneringen aan plekken die een fantoomtopografie schetsen”. Zijn zo rijke herinneringen zijn dus doordrenkt van onvolledigheid.

Weinig schrijvers kunnen de veelvormigheid van onze ervaringen en herinneringen zo schitterend voelbaar maken als Georges Perec. Tegelijk kunnen ook maar weinig schrijvers zo pijnlijk voelbaar maken dat onze ervaringen en herinneringen altijd vol zijn van lacunes, open plekken en schrijnende vraagtekens. En dat maakt dat we gebiologeerd volgen hoe de ik- figuur zijn rijkgeschakeerde herinneringen reconstrueert, maar zonder daarin de oplossingen te vinden die hij zoekt.

Zelfs nog grotere hoogten bereikt Perec in de passages waarin de ik- figuur Servals detectiveroman "De crypte" bestudeert, zoekend naar verborgen aanwijzingen. Die fictieve roman wordt enorm smakelijk samengevat, zo smakelijk dat je hem graag zou willen lezen. Bovendien is de ik- figuur werkelijk ongehoord vernuftig in het speuren naar en decoderen van mogelijke aanwijzingen. Zelfs mogelijke letterraadsels, cijferraadsels of anagrammen weet hij heel inventief te duiden. Als lezer applaudisseerde ik vaak verbaasd en opgetogen. Alleen, elke hypothese doet de voorafgaande hypotheses weer teniet. Elke mogelijke oplossingsrichting of verborgen aanwijzing wordt door andere aanwijzingen weer helemaal omgekeerd of ontkracht. Elke plotlijn verandert door diverse verrassende plotwendingen in zijn totale tegendeel. Bovendien bestaat "De crypte" uit meerdere elkaar soms tegensprekende versies. Voorts verwijst dat boek naar meerdere cryptische intertekstuele bronnen, die zichzelf en elkaar ook weer tegenspreken.

Zelfs de titel van '53 jaren' is raadselachtiger dan hij lijkt. Bijvoorbeeld door de aanhalingstekens die er in die titel staan, zodat de titel gepositioneerd wordt als een citaat. Wat ons eraan herinnert dat ook Servals roman "De crypte" vol verborgen citaten lijkt te staan, die het raadsel alleen maar vergroten. Bovendien is de titel een verwijzing naar Stendhal. Die namelijk schreef "De Kartuize van Parma" in 52 dagen, en Perec wilde over zijn roman één dag langer doen.

Zo zijn er meer toespelingen op Stendhals roman. Ik noemde al de 28 hoofdstukken (evenveel als in Stendhals roman) en de variaties op Stendhals beginzinnen. Ook komt er een professor Shetland voor, wat een anagram is van Stendhal. Het eerste deel van ’53 dagen’ speelt in Grianta: dat is ook de naam van het ouderlijk huis van Fabrice del Dongo, hoofdpersoon van Stendhals roman. Er is sprake van het (fictieve) Marhenbey-schandaal, waarvan de naam is samengesteld uit de letters MAR(ie) HEN(ri) BEY(le), Stendhals burgerlijke naam. Het paspoort van één van de personages heeft nummer 233184259, wat een combinatie is van 23-3-1842 (Stendhals geboortedatum) en 59 (de leeftijd waarop hij stierf). Duizelingwekkend. Immers, de ik- figuur van ’53 dagen’ raakt helemaal in de war van alle verborgen aanwijzingen in De crypte, maar de lezer van ’53 dagen’ wacht hetzelfde. Temeer omdat nergens onthuld wordt wat die aanwijzingen precies betekenen. En zelfs niet altijd óf ze wel iets betekenen. Ze lijken ook niks bij te dragen aan de oplossingen waarnaar in ’53 dagen’ zo gretig wordt gezocht. Al is het voor de lezer wel plezierig om met die aanwijzingen te puzzelen.

Nog duizelingwekkender is echter dat de ‘53’ in de romantitel niet alleen een verwijzing is naar Stendhal. Want Manet van Montfrans wijst op het legernummer van Perecs in de oorlog vermoorde vader. Dat was 3716. En 37 + 16 = 53……. Perec verwijst ook in andere boeken op cryptische wijze naar zijn door WO II en de holocaust weggewiste ouders, via letterraadsels, cijferraadsels en andere verborgen aanwijzingen. Juist dat cryptische benadrukt hoe onbevattelijk het is dat ze zijn weggerukt uit de wereld. In La disparition (’t Manco) ontbreekt de letter – e: dat verwijst eveneens in stilte naar de “disparition” van Perecs ouders, en naar de onbevattelijkheid van hun leven en lot.

Ook in ’53 dagen’ gedenkt Perec dus zijn ouders in stilte en cryptisch. Dit boek maakt, door al zijn dubbele bodems en dubbelzinnigheden, mooi invoelbaar hoe de “onnaspeurbare en onwaarneembare realiteit die men uit alle macht probeert te reconstrueren” steeds onnaspeurbaarder en onwaarneembaarder wordt. Dat krijgt scherpe randen omdat het in ’53 dagen’ gaat om onoplosbare misdaad en onoplosbare verdwijningen. En de stille verwijzing naar Perecs beide verdwenen ouders geeft daaraan nog veel extra diepte en lading. Want hun verdwijning was een “onnaspeurbare realiteit” voor Perec, waar hij tot zijn dood mee bleef worstelen.

De conclusie is kortom dat er geen conclusie is. Want: “De ‘werkelijkheid’ is dus het tegendeel van wat je eerst dacht; […] het is heel goed mogelijk dat Serval niet dood is; het is heel goed mogelijk dat hij dood is, maar dat de moordenaar niet X is, zoals men ons wil laten geloven, maar Y; het is heel goed mogelijk dat Serval zelfmoord heeft gepleegd en dat X of Y de schuld van zijn dood in de schoenen geschoven wordt…”. Precies die niet- conclusie dringt zich in ’53 dagen’ sterk op. Vooral als we zien hoe vergeefs de ik- figuur ‘de werkelijkheid’ tracht te reconstrueren in zijn herinneringen en door close reading van Servals De crypte. En ook door de verrassende plotwending halverwege de roman, waardoor inderdaad de hele onbegrijpelijke werkelijkheid in zijn al even onbegrijpelijke tegendeel verandert. Maar het is zonde om de details te verklappen van deze zo vernuftige plotwending.

In zijn laatste, postume boek was Perec dus weer goed in vorm. Het is vol van het vertelplezier dat je ook in ‘gewone’ detectiveromans tegenkomt. Tegelijk roept het werelden vol van pijnlijke vraagtekens op die je in maar weinig boeken ziet. Ik ben dus blij met deze nieuwe vertaling. En ik verheug mij als een kleuter op de nieuwe en vernieuwde Perec- vertalingen die nog gaan komen.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde