Lezersrecensie
Een wonderlijke roman over het verscheurde Kroatië
Ergens in 2021 werd ik helemaal weggeblazen door "De reparatie van de wereld", een meesterlijke roman van de mij volkomen onbekende Kroaat Slobodan Šnajder. Zelden las ik een zo imponerende, originele, kunstzinnige en veelvormige roman over een zo onherstelbaar door oorlogsgeweld kapotgemaakte wereld. Dus ik was heel benieuwd naar "De engel van het verdwijnen", Šnajders nieuwe roman die in rap tempo is vertaald en geannoteerd door meestervertaler Roel Schuyt. Dat heeft hij uitstekend gedaan, want zijn Nederlands is net zo voortreffelijk als in "De reparatie van de wereld". Toch vond ik deze nieuwe Šnajder veel minder sterk dan zijn vorige. Al is Šnajders originele meerstemmigheid ook nu weer fascinerend, en al zijn diverse van zijn zinnen en alinea’s ook nu weer even briljant als schrijnend.
In veel van de korte hoofdstukken volgen we het weesmeisje Anda, en haar ervaringen in de Joegoslavische partizanenstrijd tijdens WO II en in de roerige tijden voor, tijdens en na het bewind van Maarschalk Tito. "De engel van het verdwijnen" zou je, volgens de flaptekst, kunnen lezen als het historisch epos van de stad Zagreb en van het Kroatische volk. Maar dit boek biedt ons geen uitgebreide verhandelingen over de Kroatische geschiedenis voor, tijdens en vooral na WO II: we volgen alleen de kleine geschiedenissen van Anda en haar vrienden en kennissen. En hoe de grote geschiedenis ingrijpt in al die zo verschillende kleurrijke kleine geschiedenissen.
Ontroerend is hoe weinig die personages begrijpen van de grote geschiedenis die hen zo overweldigt, en hoe weerloos zij zijn tegen alle redeloosheid die hen omringt. Inspirerend is soms hun revolutionaire elan: het meeslepend beschreven utopische geloof in een betere wereld dat de partizanen tijdens hun bevrijdingstijd koesterden. Een geloof ook in een wereld waarin Serviërs en Kroaten in volkomen natuurlijke broederschap samenleven. Schrijnend is hoe dat geloof vooral na de dood van Tito vervolgens wordt gesmoord in desillusie, bloed en nieuwe volkerenhaat. Maar heel prachtig is dan weer hoe vooral Anda toch sprankjes van haar bevlogenheid blijft behouden, en hoe zij toch naar manieren blijft zoeken om niet te sterven in verbittering. Ondanks alle desillusie die haar omringt, en die haar van binnenuit overwoekert.
Intrigerend is bovendien het vertelperspectief van deze roman. Veel taferelen zien we bijvoorbeeld door de ogen van het mysterieuze weesjongetje Magus, in de vorm van magisch- realistische visioenen van het verre verleden, van de verre toekomst, en van het hallucinatoire hier en nu. Visioenen bovendien waarin de tijd soms ontspoort, zodat de chaos van de wereld zich in al zijn onbevattelijke naaktheid toont. Veel andere taferelen zien we door de ogen van een huis, dat niet weet wie zijn eigenaar is en ook veel van wat het ziet niet kan duiden en verklaren, maar dat wel ziet wat zijn bewoners dromen en wat zij heimelijk denken als zij kijken in de spiegel. Šnajder kiest dus geregeld voor een magisch- realistisch, niet meer menselijk perspectief: voor een verteller die de wereld ervaart op manieren die ondenkbaar zijn voor mensen als u en ik, en die dus meer ziet dan u en ik ooit zouden kunnen. Maar zonder ooit echt te begrijpen of te kunnen verklaren wat hij nou precies ziet.
De toch al zo vreemde en verbijsterende taferelen in het door oorlog verscheurde Kroatië worden dus ook nog eens bekeken vanuit een sterk vervreemdend en vervormend perspectief. En vanuit het perspectief van iets of iemand die volkomen ontworteld is, en als buitenstaander staart naar de zo onwerkelijke wereld. Waardoor de ongrijpbare vreemdheid van die taferelen op fraaie wijze wordt benadrukt. En dat wordt weer versterkt door de wijze waarop veel van die taferelen worden beschreven als een bizarre en onwerkelijke toneelvoorstelling, of als magisch- realistische belevenissen vol van droomachtige en onwerkelijke magie. Of als werelden vol van drogbeelden, net als Plato’s Grot, maar dan zonder een hogere waarheid die deze drogbeelden ontstijgt. Ook staat de roman sterk in het teken van de furiën van het verdwijnen die de geschiedenis zouden beheersen, en van de ruiters en engelen van de alles vernietigende Apocalyps. Dus van bovennatuurlijke en bovenmenselijke oorzaken, die in deze roman niet zozeer een leven na de dood beloven of een hogere waarheid waarin wij eeuwige rust vinden, maar het onherroepelijk verdwijnen van de levens en de orde die wij menen te kennen.
Veel bladzijden van deze roman heb ik met plezier gelezen. Vooral door de steeds weer verrassende stijl, en door de soms bijtende en soms juist weer vertederende ironie. Ook het geraffineerde spel van motieven en herhalingen vond ik mooi, net als de vaak spannende tijdsprongen. Intrigerend vond ik ook de vernuftige vooruitwijzingen en terugwijzingen, waardoor sommige gebeurtenissen en motieven slechts beetje bij beetje hun geheim onthullen. Zonder dit geheim ooit helemaal te verliezen. Voorts bewonder ik hoe Šnajder op elke pagina weer kiest voor fantasie en verbeeldingskracht, en vaak ook voor sprankjes van hoop. Terwijl de zo naargeestige Kroatische geschiedenis van tijdens en na WO II juist erg uitnodigt om alle hoop te verliezen en elke vorm van verbeeldingskracht overboord te gooien.
Bovendien bewonder ik hoe Šnajder die hoop niet op moraliserende wijze toelicht of verklaart, maar in al zijn ongrijpbaarheid voelbaar maakt. Bijvoorbeeld in suggestieve beschrijvingen van een naakt zwemmende en ongeremd van het leven genietende Tito, die dan voor even veel lichter en gelukkiger is dan in zijn dagelijkse politieke leven. Maar ook in poëtische en bijna utopische beschrijvingen van een ongerepte open plek als vrijstaat midden in een bos, ver van de door gewelddadige tegenstellingen getekende wereld. En zeker ook in mysterieuze beschrijvingen van iemand die sterft met een raadselachtig gelukzalige glimlach op haar mond, en die haar dood- haar verdwijnen- op bijna engelachtige wijze ondergaat. Waarmee zij niet de dood overwint, maar wel het schrikbeeld dat de dood doorgaans is. In dat soort passages kiest Šnajder niet voor pamflettisme maar juist voor de verbeeldingskracht van de romancier. En dat juich ik toe.
Maar toch raakte ik geleidelijk aan de greep op deze roman enigszins kwijt. Om wat voor reden dan ook. Misschien door de veelheid van verschillende geschiedenissen. Misschien door de veelheid van op zichzelf intrigerende motieven. Misschien door de veelheid van subtiele herhalingen en van passages die in elkaar resoneren. Misschien omdat ik steeds meer moeite kreeg om de kern van de roman echt beet te pakken. Dat vond ik lastig, terwijl ik aan de andere kant het middelpuntvliedende gehalte van deze roman juist ook weer een kracht vond. Misschien was deze roman mij ook gewoon net iets te lang. Hoe fraai ik hem vaak ook vond.
Niettemin vind ik het heel mooi dat uitgeverij Wereldbibliotheek nu ook deze, bij vlagen prachtige roman van Šnajder heeft uitgegeven. En ik hoop dat er nog meerdere mogen volgen.
In veel van de korte hoofdstukken volgen we het weesmeisje Anda, en haar ervaringen in de Joegoslavische partizanenstrijd tijdens WO II en in de roerige tijden voor, tijdens en na het bewind van Maarschalk Tito. "De engel van het verdwijnen" zou je, volgens de flaptekst, kunnen lezen als het historisch epos van de stad Zagreb en van het Kroatische volk. Maar dit boek biedt ons geen uitgebreide verhandelingen over de Kroatische geschiedenis voor, tijdens en vooral na WO II: we volgen alleen de kleine geschiedenissen van Anda en haar vrienden en kennissen. En hoe de grote geschiedenis ingrijpt in al die zo verschillende kleurrijke kleine geschiedenissen.
Ontroerend is hoe weinig die personages begrijpen van de grote geschiedenis die hen zo overweldigt, en hoe weerloos zij zijn tegen alle redeloosheid die hen omringt. Inspirerend is soms hun revolutionaire elan: het meeslepend beschreven utopische geloof in een betere wereld dat de partizanen tijdens hun bevrijdingstijd koesterden. Een geloof ook in een wereld waarin Serviërs en Kroaten in volkomen natuurlijke broederschap samenleven. Schrijnend is hoe dat geloof vooral na de dood van Tito vervolgens wordt gesmoord in desillusie, bloed en nieuwe volkerenhaat. Maar heel prachtig is dan weer hoe vooral Anda toch sprankjes van haar bevlogenheid blijft behouden, en hoe zij toch naar manieren blijft zoeken om niet te sterven in verbittering. Ondanks alle desillusie die haar omringt, en die haar van binnenuit overwoekert.
Intrigerend is bovendien het vertelperspectief van deze roman. Veel taferelen zien we bijvoorbeeld door de ogen van het mysterieuze weesjongetje Magus, in de vorm van magisch- realistische visioenen van het verre verleden, van de verre toekomst, en van het hallucinatoire hier en nu. Visioenen bovendien waarin de tijd soms ontspoort, zodat de chaos van de wereld zich in al zijn onbevattelijke naaktheid toont. Veel andere taferelen zien we door de ogen van een huis, dat niet weet wie zijn eigenaar is en ook veel van wat het ziet niet kan duiden en verklaren, maar dat wel ziet wat zijn bewoners dromen en wat zij heimelijk denken als zij kijken in de spiegel. Šnajder kiest dus geregeld voor een magisch- realistisch, niet meer menselijk perspectief: voor een verteller die de wereld ervaart op manieren die ondenkbaar zijn voor mensen als u en ik, en die dus meer ziet dan u en ik ooit zouden kunnen. Maar zonder ooit echt te begrijpen of te kunnen verklaren wat hij nou precies ziet.
De toch al zo vreemde en verbijsterende taferelen in het door oorlog verscheurde Kroatië worden dus ook nog eens bekeken vanuit een sterk vervreemdend en vervormend perspectief. En vanuit het perspectief van iets of iemand die volkomen ontworteld is, en als buitenstaander staart naar de zo onwerkelijke wereld. Waardoor de ongrijpbare vreemdheid van die taferelen op fraaie wijze wordt benadrukt. En dat wordt weer versterkt door de wijze waarop veel van die taferelen worden beschreven als een bizarre en onwerkelijke toneelvoorstelling, of als magisch- realistische belevenissen vol van droomachtige en onwerkelijke magie. Of als werelden vol van drogbeelden, net als Plato’s Grot, maar dan zonder een hogere waarheid die deze drogbeelden ontstijgt. Ook staat de roman sterk in het teken van de furiën van het verdwijnen die de geschiedenis zouden beheersen, en van de ruiters en engelen van de alles vernietigende Apocalyps. Dus van bovennatuurlijke en bovenmenselijke oorzaken, die in deze roman niet zozeer een leven na de dood beloven of een hogere waarheid waarin wij eeuwige rust vinden, maar het onherroepelijk verdwijnen van de levens en de orde die wij menen te kennen.
Veel bladzijden van deze roman heb ik met plezier gelezen. Vooral door de steeds weer verrassende stijl, en door de soms bijtende en soms juist weer vertederende ironie. Ook het geraffineerde spel van motieven en herhalingen vond ik mooi, net als de vaak spannende tijdsprongen. Intrigerend vond ik ook de vernuftige vooruitwijzingen en terugwijzingen, waardoor sommige gebeurtenissen en motieven slechts beetje bij beetje hun geheim onthullen. Zonder dit geheim ooit helemaal te verliezen. Voorts bewonder ik hoe Šnajder op elke pagina weer kiest voor fantasie en verbeeldingskracht, en vaak ook voor sprankjes van hoop. Terwijl de zo naargeestige Kroatische geschiedenis van tijdens en na WO II juist erg uitnodigt om alle hoop te verliezen en elke vorm van verbeeldingskracht overboord te gooien.
Bovendien bewonder ik hoe Šnajder die hoop niet op moraliserende wijze toelicht of verklaart, maar in al zijn ongrijpbaarheid voelbaar maakt. Bijvoorbeeld in suggestieve beschrijvingen van een naakt zwemmende en ongeremd van het leven genietende Tito, die dan voor even veel lichter en gelukkiger is dan in zijn dagelijkse politieke leven. Maar ook in poëtische en bijna utopische beschrijvingen van een ongerepte open plek als vrijstaat midden in een bos, ver van de door gewelddadige tegenstellingen getekende wereld. En zeker ook in mysterieuze beschrijvingen van iemand die sterft met een raadselachtig gelukzalige glimlach op haar mond, en die haar dood- haar verdwijnen- op bijna engelachtige wijze ondergaat. Waarmee zij niet de dood overwint, maar wel het schrikbeeld dat de dood doorgaans is. In dat soort passages kiest Šnajder niet voor pamflettisme maar juist voor de verbeeldingskracht van de romancier. En dat juich ik toe.
Maar toch raakte ik geleidelijk aan de greep op deze roman enigszins kwijt. Om wat voor reden dan ook. Misschien door de veelheid van verschillende geschiedenissen. Misschien door de veelheid van op zichzelf intrigerende motieven. Misschien door de veelheid van subtiele herhalingen en van passages die in elkaar resoneren. Misschien omdat ik steeds meer moeite kreeg om de kern van de roman echt beet te pakken. Dat vond ik lastig, terwijl ik aan de andere kant het middelpuntvliedende gehalte van deze roman juist ook weer een kracht vond. Misschien was deze roman mij ook gewoon net iets te lang. Hoe fraai ik hem vaak ook vond.
Niettemin vind ik het heel mooi dat uitgeverij Wereldbibliotheek nu ook deze, bij vlagen prachtige roman van Šnajder heeft uitgegeven. En ik hoop dat er nog meerdere mogen volgen.
1
Reageer op deze recensie