Lezersrecensie
Extreem boek over extreme ervaringen
De broers Karamazov stond al stijf in mijn top tien, want ik vond het verpletterend. Maar nu heb ik het herlezen, en in de nieuwe vertaling (uit 2005) van Arthur Langeveld blijkt dit boek nog verpletterender dan ik mij herinnerde. Sommige mensen (zoals Nabokov en Karel van het Reve) zijn anti- Dostojevski, en dat is te begrijpen: in De broers Karamazov bijvoorbeeld word je honderden bladzijden lang meegesleurd in hysterische dialogen en gemoedsbewegingen die dicht tegen de waanzin aan zitten, en de plot plus verhaallijn vliegt door allerlei op hoge toon geformuleerde terzijdes of supernavrante taferelen steeds volkomen uit de bocht. Hij laat je ook nooit op adem komen dm.v. een rustig familietafereeltje of een natuurbeschrijving, en lijkt nauwelijks bekend met principes als dosering en spaarzaamheid. Dostojevski doet kortom alles wat een schrijver van welgevormde en evenwichtige teksten niet hoort te doen. Maar dat is voor mij juist het geniale: Dostojevski schrijft extreme teksten over extreme ervaringen, doet dit met maximale intensiteit, en daardoor KAN hij zich niet aan de normale schrijverswetten houden. Bovendien toont elk boek van Dostojevski ook een verhitte clash en dialoog tussen meerdere wereldbeelden, steeds met de wanhopige en uiteindelijk onoplosbare vraag ‘hoe te leven’ als inzet. En de intensiteit van die die clash komt dan weer extra scherp naar voren door de uit zijn voegen barstende vorm van de roman.
Een belangrijke gedachte in De broers Karamazov is dat een bestaan zonder God geen zin heeft: alles is dan geoorloofd, de mens heeft dan geen richtsnoer meer om te kiezen tussen goed en kwaad. Maar gezien het afgrondelijke kwaad in de wereld en de even afgrondelijke redeloosheid in de mens is geloof in God bijna onmogelijk. Starets Zosima en Aljosja Karamazov verwoorden hun geloof op prachtige wijze, en betogen vol vuur de waarde van verlossing door lijden en (vooral) oneindige actieve liefde voor alle schepselen op aarde en alle facetten van het leven. Maar hun geloof (zeker dat van Aljosja) is vaak ook een gevecht op het scherp van de snede met twijfel en ongeloof. Bovendien zijn andere personages minstens even welsprekend in hun atheïsme: Ivan Karamazov bijvoorbeeld verwerpt het Christendom met door Dostojevski prachtig opgeschreven argumenten en beelden, omdat de bijbel geen enkel toereikend antwoord heeft op alle smerigheid, wanhoop en leed in deze wereld en omdat de eis van universele liefde gewoon TE zwaar is. Ook gelooft hij niet dat de mens (zoals Zosima en Aljosja denken en zoals de Bijbel zegt) zelf sterk genoeg is om te kiezen tussen Goed en Kwaad. Maar hij heeft geen alternatief en dus ook geen enkel richtsnoer, en wanhoopt daaraan tot aan de rand van de totale waanzin, een wanhoop die Dostojevski prachtig wordt opgeschreven. Iets dergelijks geldt ook voor zijn minder intellectuele broer Dimitri, die vooral lijdt aan de totale richtingloosheid van zijn ordeloze gemoed.
Geloof in EN wanhoop aan God de Vader en diens Zoon staan dus centraal. Dat wordt nog extra intens door een heuse Vadermoord: de moord op Vader Karamazov. Overigens (symbolisch genoeg) allesbehalve een patriarch en wetgever van de familie, maar een paljas die zijn zoons op vrij hondse wijze bedriegt. Fascinerend en retespannend is dan de vraag: wie van de zonen (inclusief de vermoedelijke bastaardzoon Smerdjakov) heeft de vadermoord gepleegd, en (vooral) waarom? Maar nog fascinerender en belangrijker is de vraag: wie, behalve de moordenaar, dragen schuld, omdat zij (weliswaar deels onbewust en in weerwil van innerlijke verboden) deze vadermoord hebben gewenst? En welke strafmaat moet het recht toepassen op deze schuld en deze (wellicht door wanhoop gedreven) moord?
Dit alles werkt Dostojevski op adembenemende wijze uit, o.a. in een uitvoerige beschrijving van een rechtszaak waarin aanklager en verdediger fraaie betogen houden met veel treffende waarheden maar ook met flinke vergissingen. Maar nog een graadje fascinerender is de worsteling van de personages zelf met de schuldvraag. Sowieso excelleert Dostojevski vooral in het tonen van worstelingen en innerlijke verscheuring. Dit boek staat ook weer vol van verhitte dialogen en verwarde innerlijke monologen, waarin personages vechten met hun deels onbewuste en tegenstrijdige innerlijke drijfveren. Complexiteit is daarbij troef: liefde kan voortkomen uit gekwetste trots en zomaar omslaan in haat, mensen kunnen voor een uur lang geloven voor elkaar bestemd te zijn en ineens besluiten dat de liefde een begoocheling was, mensen kunnen uit verlegenheid de paljas uithangen en beledigd zijn dat men om hen lacht, en als onontkoombaar beschouwde voornemens worden in alle emotie gewoon zomaar vergeten. Alle personages bij Dostojevski zijn pijnlijke raadsels voor zichzelf, en intrigerende raadsels voor ons. Bovendien zijn ze in al hun gekte verontrustend herkenbaar. Voor mij tenminste wel.
Een waanzinnig rijk boek dus, dat door de intensiteit van inhoud en stijl stevig aankomt bij de lezer (in elk geval bij mij). Door de verhitte dialogen over existentiële vragen blijf je ook als lezer niet buiten schot: zelf begon ik tenminste weer eens te piekeren over de vraag ‘hoe te leven’. Maar prachtig vind ik vooral de veelheid aan uitzinnige personages, worstelend met het bestaan, verhit tot op de rand van de waanzin, soms behept met stuitend en zelfdestructief gedrag, maar ook met een intensiteit van emotie die bewondering afdwingt. Soms word ik wel eens doodmoe van al die gekken bij Dostojevski. Maar aan de andere kant: wat een rijkdom aan intense emoties en veelkantige personen, en wat een rijkdom aan prangende vragen over de zin van het bestaan!
Een belangrijke gedachte in De broers Karamazov is dat een bestaan zonder God geen zin heeft: alles is dan geoorloofd, de mens heeft dan geen richtsnoer meer om te kiezen tussen goed en kwaad. Maar gezien het afgrondelijke kwaad in de wereld en de even afgrondelijke redeloosheid in de mens is geloof in God bijna onmogelijk. Starets Zosima en Aljosja Karamazov verwoorden hun geloof op prachtige wijze, en betogen vol vuur de waarde van verlossing door lijden en (vooral) oneindige actieve liefde voor alle schepselen op aarde en alle facetten van het leven. Maar hun geloof (zeker dat van Aljosja) is vaak ook een gevecht op het scherp van de snede met twijfel en ongeloof. Bovendien zijn andere personages minstens even welsprekend in hun atheïsme: Ivan Karamazov bijvoorbeeld verwerpt het Christendom met door Dostojevski prachtig opgeschreven argumenten en beelden, omdat de bijbel geen enkel toereikend antwoord heeft op alle smerigheid, wanhoop en leed in deze wereld en omdat de eis van universele liefde gewoon TE zwaar is. Ook gelooft hij niet dat de mens (zoals Zosima en Aljosja denken en zoals de Bijbel zegt) zelf sterk genoeg is om te kiezen tussen Goed en Kwaad. Maar hij heeft geen alternatief en dus ook geen enkel richtsnoer, en wanhoopt daaraan tot aan de rand van de totale waanzin, een wanhoop die Dostojevski prachtig wordt opgeschreven. Iets dergelijks geldt ook voor zijn minder intellectuele broer Dimitri, die vooral lijdt aan de totale richtingloosheid van zijn ordeloze gemoed.
Geloof in EN wanhoop aan God de Vader en diens Zoon staan dus centraal. Dat wordt nog extra intens door een heuse Vadermoord: de moord op Vader Karamazov. Overigens (symbolisch genoeg) allesbehalve een patriarch en wetgever van de familie, maar een paljas die zijn zoons op vrij hondse wijze bedriegt. Fascinerend en retespannend is dan de vraag: wie van de zonen (inclusief de vermoedelijke bastaardzoon Smerdjakov) heeft de vadermoord gepleegd, en (vooral) waarom? Maar nog fascinerender en belangrijker is de vraag: wie, behalve de moordenaar, dragen schuld, omdat zij (weliswaar deels onbewust en in weerwil van innerlijke verboden) deze vadermoord hebben gewenst? En welke strafmaat moet het recht toepassen op deze schuld en deze (wellicht door wanhoop gedreven) moord?
Dit alles werkt Dostojevski op adembenemende wijze uit, o.a. in een uitvoerige beschrijving van een rechtszaak waarin aanklager en verdediger fraaie betogen houden met veel treffende waarheden maar ook met flinke vergissingen. Maar nog een graadje fascinerender is de worsteling van de personages zelf met de schuldvraag. Sowieso excelleert Dostojevski vooral in het tonen van worstelingen en innerlijke verscheuring. Dit boek staat ook weer vol van verhitte dialogen en verwarde innerlijke monologen, waarin personages vechten met hun deels onbewuste en tegenstrijdige innerlijke drijfveren. Complexiteit is daarbij troef: liefde kan voortkomen uit gekwetste trots en zomaar omslaan in haat, mensen kunnen voor een uur lang geloven voor elkaar bestemd te zijn en ineens besluiten dat de liefde een begoocheling was, mensen kunnen uit verlegenheid de paljas uithangen en beledigd zijn dat men om hen lacht, en als onontkoombaar beschouwde voornemens worden in alle emotie gewoon zomaar vergeten. Alle personages bij Dostojevski zijn pijnlijke raadsels voor zichzelf, en intrigerende raadsels voor ons. Bovendien zijn ze in al hun gekte verontrustend herkenbaar. Voor mij tenminste wel.
Een waanzinnig rijk boek dus, dat door de intensiteit van inhoud en stijl stevig aankomt bij de lezer (in elk geval bij mij). Door de verhitte dialogen over existentiële vragen blijf je ook als lezer niet buiten schot: zelf begon ik tenminste weer eens te piekeren over de vraag ‘hoe te leven’. Maar prachtig vind ik vooral de veelheid aan uitzinnige personages, worstelend met het bestaan, verhit tot op de rand van de waanzin, soms behept met stuitend en zelfdestructief gedrag, maar ook met een intensiteit van emotie die bewondering afdwingt. Soms word ik wel eens doodmoe van al die gekken bij Dostojevski. Maar aan de andere kant: wat een rijkdom aan intense emoties en veelkantige personen, en wat een rijkdom aan prangende vragen over de zin van het bestaan!
7
25
Reageer op deze recensie