Meer dan 6,0 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Ziekte en krankzinnigheid als levensdoel

Nico van der Sijde 14 december 2024
Bij de prijzenswaardig avontuurlijke uitgeverijen IJzer en Vleugels verschijnen gelukkig veel vertalingen van mijn held Thomas Bernhard. En ook her- vertalingen, zoals "De neef van Wittgenstein". Deze korte roman hangt nauw samen met Bernhards schitterende cyclus van vijf autobiografische vertellingen: "De oorzaak", "De kelder", "De adem", "De kou" en "Een kind". In die vertellingen volgen we een naamloze ik- figuur die in alles doet denken aan Thomas Bernhard. Tegelijk staan deze boekjes vol hyperbolen, overdrijvingen, groteske uitvergrotingen en fictieve elementen, dus het gaat hier niet om autobiografische memoires. Dat alles geldt eveneens voor "De neef van Wittgenstein". Want ook hier herkennen we Thomas Bernhard in de naamloze ik- figuur, en ook dit boekje is zo enorm hyperbolisch, karikaturaal en zwartgallig- satirisch dat het niet autobiografisch en waarheidsgetrouw kàn zijn. Althans, niet vanuit mijn burgermannenperspectief. Maar Bernhard zelf zou zeggen dat de zo groteske en karikaturale werkelijkheid alleen in groteske en karikaturale hyperbolen te beschrijven valt, en dat alleen ultieme overdrijving waarheidsgetrouw is.

Ook de stijl van "De neef van Wittgenstein" is vintage Bernhard: vol met doorrazende en doorrazende en doorrazende zinnen, waarin steeds luidere crescendo’s doorklinken van steeds machtelozere woede; vol met obsessieve herhalingen, die de toch al zo machteloze woede ook nog eens onderstrepen en nog machtelozer laten klinken; vol met even hilarische als beklemmende tirades, waarin de ik- figuur wanhopig de hele wereld vervloekt, en ook zichzelf tot op het bot beschimpt; vol met ironiseringen of ironische bijstellingen, zodat alle toch al zo intens doorrazende zinnen zichzelf ook nog eens ondermijnen….. En nergens is er een stuk wit of een pauze waarin de ik- figuur of de lezer tot rust kan komen. Een unieke stijl, die dankzij vertaalster Ria van Hengel ook in het Nederlands voluit schittert. En ook een enorm meeslepende stijl, zeker voor verstokte Bernhard- fans zoals ik.

Aan het begin van dit boek ligt de schrijver doodziek op de longafdeling, nog nasidderend van de operatieve verwijdering van een vuistdikke en door geneesheren nauwelijks begrepen tumor. Op een paar honderd meter ligt zijn jarenlange vriend Paul Wittgenstein, de neef van de beroemde Ludwig, in een krankzinnigengesticht. Gegrepen door een fatale, steeds vaker doorbrekende, en door de geneesheren onbegrepen waanzin. Dat is aanleiding tot een paar magnifieke tirades op de geneeskunde, tirades waar ik keihard om moest lachen terwijl ze me tegelijk ook helemaal bij de strot grepen. En tot nog magnifiekere tirades over hoe ernstig zieken altijd te kampen hebben met het hypocriete onbegrip van stompzinnige en gezonde burgermannen. Want gezonde mensen zijn volkomen allergisch voor alles wat hen herinnert aan ziekte, verval, onvermogen en dood….

Ook wordt de ziekte in opmerkelijk bizarre en groteske beelden gevat. Bijvoorbeeld: “Ik keek vanaf de bank naar de eekhoorntjes die overal in het reusachtige, van hieruit eindeloos lijkende park rondflitsten, in de bomen omhoog en weer omlaag, en die maar één hartstocht leken te hebben: ze pakten de overal op de grond liggende, door de longpatiënten weggegooide papieren zakdoekjes en schoten daarmee de bomen in. Overal renden ze met die papieren zakdoekjes in hun bek, overal vandaan en alle kanten op, totdat je in de schemering alleen nog maar de heen en weer flitsende witte puntjes kon zien van de papieren zakdoekjes die ze in hun bek hadden”. Een indringend beeld, naar mijn smaak, juist omdat het zo ongerijmd en absurd is. En ook de volgende absurde zin mag er wezen: “Het was juni en de ramen van het paviljoen stonden open en in een werkelijk contrapuntisch geniaal ontworpen en ten slotte ook gecomponeerd ritme lagen de patiënten vanuit die ramen de beginnende avond in te hoesten”.

De naamloze ik- figuur en Paul hebben dus de vriendschapsband van lijders aan ongeneeslijke en onbegrijpelijke ziekten. En de vriendschapsband van buitenstaanders, want door hun levensvernietigende aandoeningen zijn zij buitenstaanders in de burgermannenwereld van gezonden. Die buitenstaanderspositie is tegelijk een vorm van radicaal en compromisloos verzet: “Paul is krankzinnig geworden omdat hij zich opeens tegen alles verzette en daardoor natuurlijk instortte, zoals ik op een dag instortte omdat ik mij net zoals hij tegen alles verzette”. Dus het verzet tegen alles leidt tot totale instorting, maar precies die instorting wordt ook als een wapenfeit omarmd, omdat die instorting de gehate maar ook gekoesterde buitenstaanderspositie verder versterkt. De ik- figuur zegt zelfs dat hij zijn longziekte en zijn krankzinnigheid altijd heeft geëxploiteerd, en tot zijn levensinhoud heeft gemaakt, “zoals ik ten slotte van die longziekte en van die krankzinnigheid zogezegd mijn kunst heb gemaakt”. En datzelfde geldt tot op zekere hoogte ook voor Paul.

Dat herinnert sterk aan de thematiek van Bernhards eerder genoemde autobiografische novellen, met name "De adem" en "De kou". In "De Adem" overleeft de naamloze ik- figuur een dodelijke pleuritis, en ervaart hij de verschrikkingen van ziekte en nakende dood als een "beslissend noodzakelijk denkgebied" voor elke schrijver en als "een onvermijdelijke noodzaak". Volgens hem zijn de confrontaties met dit soort extreme, en in het dagelijks leven geloochende verschrikkingen nodig om zijn wil optimaal te stalen, en om dit zo verschrikkelijke bestaan met open oog en met volle intensiteit te doorleven. En om zijn geest zo te versterken dat die geest alles het hoofd kan bieden: de zwakten van het lichaam, de walgelijke wisselvalligheden van het door ziekte en verval geteisterde bestaan, de voosheid van het ganse leven.

In "De kou" overleeft de naamloze ik- figuur weer een andere dodelijke ziekte: tuberculose. Een ziekte die bovendien versterkt wordt door alle ziekmakende nawerkingen van de nog steeds niet vergeten Tweede Wereldoorlog, en door alle ziekmakende aspecten van de moderne wereld, inclusief de eindigheid van alles en allen en ons onherroepelijke verval. Van alles dus wat gezonde burgermannen als u en ik verdringen, afweren, uit laf zelfbehoud niet willen weten. Maar de ik- figuur kijk recht in de bek van die ziekte, en gaat ook de confrontatie aan met de totale zinloosheid en gedoemdheid van alles. Met alles trotserende wilskracht en verbeeldingskracht. Met de ijzeren wil van iemand die zijn ziekte niet verdringt, maar als kunstvorm exploiteert. En dus tot in het groteske en karikaturale uitvergroot. Want onze groteske wereld laat zich volgens Bernhard alleen in groteske hyperbolen beschrijven, zoals ik eerder al zei.

Ziekte is bij Bernhard dus niet alleen een uiterst intens fysiek en mentaal fenomeen, maar ook nog eens een uiterst intens symbool voor alles wat vies, voos, ontoereikend en in verval is. En tegelijk is het voor schrijvers als Bernhard “een beslissend noodzakelijk denkgebied”. Niet alleen in "De adem" en "De kou", maar ook in "De neef van Wittgenstein". Dat geeft een schroeiende intensiteit aan de vele tirades in dit boek, en aan de steeds aanzwellende crescendo’s van woede en wanhoop in die tirades. Bovendien kankert de ik- figuur, net als zijn vriend Paul, op alles wat beweegt: het benepen Oostenrijkse burgerdom, het lege circus van literaire prijzen, de holheid van de Duitse en de Oostenrijkse cultuur, de filisters die zijn toneelstukken niet begrijpen of verkeerd opvoeren, en meer. Al die tirades zijn vol van wanhopige en onmachtige gekrenktheid. Ze worden uitgeschreeuwd door iemand die zieker en zieker wordt van de hele wereld en ook van zichzelf. Maar ook door iemand die deze ziekte radicaal omarmt, hoezeer hij er ook onder lijdt.

Sommige zinnen in die tirades zijn werkelijk zwarte parels van ultieme troosteloosheid: “Jarenlang had ik alleen maar mijn toevlucht gezocht in een verschrikkelijke geestdodende zelfmoordoverweging, die alles ondraaglijk maakte, mijzelf het ondraaglijkst, tegen de alledaagse zinloosheid in, die mij omringde en waarin ik mezelf, waarschijnlijk vanuit mijn algemene zwakheid, maar vooral vanuit mijn karakterzwakheid, had gestort”.

In andere zinnen is er dan weer schrijnend verlangen om de lang afwezige Paul weer terug te zien, gecombineerd met walging voor al die onverdraaglijke burgermannen met wie de ik- figuur wel contact heeft: “[I]k verlangde naar niets intenser dan naar onze eerste gemeenschappelijke ontmoeting na zoveel maanden waarin ik het hoofd van Paul had moeten ontberen en waarin ik tussen honderden andere, over het algemeen volkomen holle hoofden bijna was gestikt, want laten we elkaar niets wijs maken, de hoofden die de meeste tijd bereikbaar voor ons zijn, zijn oninteressant, ze hebben ons niet veel meer te bieden dan een samenzijn met volgroeide aardappelen, die op erbarmelijke lichamen in vrij smakeloze kleren een armoedig, helaas zeker niet deerniswekkend bestaan leiden”. Volkomen hilarisch, naar mijn smaak, maar tegelijk ook vol van onmachtige woede over de onontkoombare ontoereikendheid van de wereld om hem heen. En van hulpeloos razend verdriet, omdat de wereld door Pauls nakende dood zelfs nog ontoereikender en onverdraaglijker zal worden.

Maar ook de eigen onverdraaglijke ontoereikendheid klinkt in de tirades van de ik- figuur harder en harder door. Met name in de zinnen waarin hij niet alleen op ijzingwekkende wijze lamenteert over Pauls verval en nakende dood, maar vooral over hoe hij de doodzieke Paul van zich wegduwt en ontvlucht. Omdat ook hijzelf, net als de door hem verachte burgermannen, toch niet altijd in staat is om ziekte en dood van zijn vriend recht in de bek te kijken. Ondanks dat hij zijn ziekte en die van Paul tot zijn kunst en tot zijn levensinhoud heeft gemaakt. Maar precies dat onvermogen beschrijft hij dan weer wel, met adembenemende meedogenloosheid zelfs. Net als zijn “laaghartige neiging tot zelfbehoud, wat ik mezelf niet vergeef”. En dat is naar mijn gevoel dan weer imponerend.

Compromislozer, radicaler, meeslepender en intenser proza dan dat van Thomas Bernhard is ter wereld nauwelijks te vinden. Ook uit "De neef van Wittgenstein" blijkt dat weer. Ik genoot dus met volle teugen. En ik hoop dat er nog veel meer werk van Thomas Bernhard zal worden vertaald of hervertaald.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde

Gesponsord

Aan het lot kun je niet ontsnappen ... of wel?

Intermezzo is een prachtige roman over broers en geliefden, van dé literaire stem uit Ierland.

Door de late middeleeuwen letterlijk aan te raken blaast Van Loo ons verre verleden meer dan ooit nieuw leven in.

Een ode aan de Hollandse keuken en de smaak van thuis.

Meer dan 200 recepten voor de kerstdagen.

Superdikke editie met 3D-beeld, geuren en vele andere extra's!

Het leukste cadeau voor iedereen: lol verzekerd!

Toine Heijmans neemt zijn lezers mee naar de uiterwaarden, de laatste Nederlandse wildernis.

Een roman over iemand die floreert als onderzoeker, maar zich het comfortabelst voelt als ze zelf in de schaduw blijft

In Lijtje deelt Harmen van Straaten ontroerende, grappige en herkenbare verhalen over zijn dementerende moeder.

De schitterende beelden en poëtische teksten vertellen het verhaal van een bijzondere vriendschap, tussen het meisje en de drie dieren.

Een magisch coming-of-age-verhaal over een jongen die zijn eerste weekend zonder zijn ouders doorbrengt. . . en een leeuw die op hem komt passen.

Een thriller over verloren zielen, familiebanden en dodelijke loyaliteit.

Deze nieuwe fase kan er een zijn van vreugde, vervulling en verdieping.

De Gouden Griffel-winnaar in een luxe uitgave!

De auteur van Het meisje in de trein is terug! Ligt de waarheid op het eiland begraven?

Kenia, 1926. De jonge Ivy staat voor grote uitdagingen. Ondertussen is Ranjana, een jonge Indiase vrouw, op de vlucht.

Een nieuwe, inclusieve geschiedenis van het vroegst bewoonde continent van de wereld.

Een prachtig overzicht van de liefdespoëzie, van de vroege middeleeuwen tot nu

Hoe kunnen we ons een weg banen door dit alles?

Drie jaar geleden overleed haar beste vriendin, en sindsdien staat Erins leven stil.

Kenia, 1910. Als de jonge Ivory meereist met haar vader op safari, wordt ze onmiddellijk verliefd op het land en de natuur