Lezersrecensie
Wonderlijke lofzang op een excentrieke boer en zijn ongerepte land
Na Hamsuns boeiende "Zwerverstrilogie" geeft Uitgeverij Oevers nu ook "Hoe het groeide" uit, het boek waarmee Knut Hamsun in 1920 de Nobelprijs won. En dat is een goede zaak. Niet alleen vanwege die prijs, maar omdat van giganten als Hamsun alles vertaald zou moeten worden. En ook omdat deze vertaling, van Michal van Zelm, heel soepel en prettig leest. Tijd voor een feestje, kortom.
Nou vinden veel mensen Hamsuns jeugdwerk – "Honger", "Mysteriën", "Pan", "Victoria"- veel beter. En daar ben ik zelf ook een idolate fan van. Want in die boeken wordt de totaal irrationele grilligheid van onze geest echt ongelofelijk meeslepend voelbaar gemaakt, en maak je kennis met ongehoord ongetemde en markante “rebels without a cause” zoals je die in andere boeken nauwelijks zult vinden. Voorts is "Hoe het groeide" een lofzang op de ongerepte natuur en op het ploeterende landbouwers die nog één zijn met onze aarde. En dat is een thematiek waar ik zelf als verstokt stadsmens minder mee heb. Maar ja, dat ligt gewoon aan mijzelf, want deze lofzang is in tijden van klimaatverandering wellicht juist extra actueel. Temeer omdat hij niet de “Blut und Boden” – toon heeft die ik vreesde. En, belangrijker nog: Hoe het groeide is naar mijn smaak echt schitterend geschreven. Ook al vind ik Hamsuns jeugdwerk nog steeds mooier en fascinerender.
De roman opent met: “Dat lange, lange pad dat door de moerassen loopt, de bossen in, wie heeft dat gebaand? De man, de mens, de eerste die hier kwam. Vóór hem was er geen pad”. Aldus maken we kennis met Isak, een van de hoofdpersonen, de allereerste ontginner van onbeheerd en onontgonnen moerasland. En niet hijzelf wordt als eerste genoemd, maar het allereerste pad, dat door hem werd gebaand. Alsof het onontgonnen land en het daarin gebaande pad belangrijker zijn dan Isak zelf. Alsof Isak bijna samenvalt met zijn rol als ontginner van het onontgonnen land, en met zijn verering van en liefde voor dat zo weerbarstige maar ook zo prachtige en verwonderlijke land. De wijze waarop Isak denkt en spreekt is bovendien bijna primitief te noemen: veel stiltes, veel bijna nietszeggende uitspraken van het type “och gut, ja”, veel onafgemaakte of onuitgesproken redeneringen. Alsof wat er in zijn hoofd gebeurt al even onontgonnen is als het moerasland. En alsof het gearticuleerde redeneervermogen en de alles expliciterende en analyserende ratio, die voor mensen als u en ik zo belangrijk zijn, voor mensen als Isak nauwelijks enig belang hebben. Want van belang is voor hem alleen het land en het ontginnen van dat land.
Imponerend is bovendien hoe dat land, ook nadat het enigszins is ontgonnen, juist wel op jubelende wijze tot spreken komt. Ja, zelfs tot zingen komt: “[D]e hele weg roept het korhoen vanuit de heuvels, het is geen hoornmuziek zoals in de steden, nee, maar het zijn stemmen, aankondigingen, de lente is gekomen. Plotseling klinkt het eerste vogeltje uit een boomtop, het wekt de anderen, van alle kanten klinken vragen en antwoorden, het is meer dan zang, het is een loflied.” En alles in dat land wordt met liefde bekeken en bezongen, ook zoiets ogenschijnlijk doodgewoons als de aardappel: “Ach, de aardappel is een geweldige plant, hij staat in de droogte, hij staat in de regen, en toch groeit hij. Hij trotseert het weer en verdraagt veel, als de mensen hem een beetje verzorgen geeft hij ze het vijftienvoudige terug”.
Opvallend is ook de Bijbelse toon en cadans van veel van Hamsuns zinnen. Door hun vele komma’s krijgen ze vaak het karakter van een opsomming, waarin de wonderen van de schepping één voor één worden opgenoemd. Met een soort ademloos ontzag. Te vergelijken misschien met het ontzag en de verwondering van de eerste mensen, die vol verbijstering staarden naar de nog onverklaarde wonderen der natuur. Zodat zij de overweldigende fenomenen niet analyseerden of op logische wijze met elkaar verbonden, maar alleen opsomden. Veel van de personages in Hoe het groeide zijn, als eerste ontginners van onontgonnen moerasland, ook een soort eerste mensen. En zij hebben een vergelijkbaar niet- begrijpend ontzag voor de wereld die zij ontginnen. Het lijkt wel alsof door dat ontzag het verbinden en begrijpen plaats maakt voor een verwonderd beschouwen dat niet eens waagt te willen begrijpen. En precies dat klinkt naar mijn gevoel door in die lange zinnen, waarin verschillende verwonderlijke fenomenen met komma’s aaneen geregen worden. Zonder benoeming van causale relaties, en dus zonder voegwoorden als "dus", "want", "doordat", “omdat” of "derhalve". Alsof alle causale en logische relaties, die voor ons bijna vanzelfsprekend zijn, totaal verstommen voor deze mensen in de zo overweldigende natuur.
Diverse van die zinnen zijn ook vol van vroomheid, van een heilig ontzag voor onverklaarbare wonderen. Zoals bijvoorbeeld: “Hij las nooit boeken, maar hij dacht vaak aan God, dat was onvermijdelijk, vanwege zijn trouw en uit angst. De sterrenhemel, wind in de bomen, de eenzaamheid, de uitgestrekte sneeuw, de ervaring van de grootsheid van alles op de aarde en daarboven maakte hem meerdere keren per dag ernstig en vroom”. Of: “Ze waren voortdurend omringd door grote wonderen, in de winter de sterren, in de winter vaak ook het noorderlicht, een firmament van vleugels, een vuurzee bij God”. Ook wordt in diverse zinnen niet zozeer van God gesproken, maar van een omhelzende, vriendelijke of juist majesteitelijke natuur. Bijvoorbeeld: “Nu begint de herfst, in het bos rondom is het overal stil, de bergen staan waar ze staan, de zon staat aan de hemel, vanavond komen de maan en de sterren, alles is zoals altijd, vol vriendelijkheid, als een omhelzing. Hier hebben mensen tijd om te rusten in de heide, met een arm als hoofdkussen”. Of: “Daar komt Sivert om te eggen, daarna gaat hij walsen, en dan egt hij weer. Het bos en de bergen staan ernaar te kijken, alles is hier majesteit en macht, er is samenhang en een doel”. Ook dat soort natuurervaringen zijn voor met name Isak een vorm van vroomheid. Maar die vroomheid is een totaal paf staan over het onuitputtelijke raadsel van de schepping. En juist niet een rustgevend geloof in een kenbare God met een kenbare boodschap. Geen wonder dus dat Isak soms weliswaar denkt dat hij God of juist de Duivel ziet, maar dan steeds alleen als volkomen ongrijpbaar visioen, dat alle raadselen alleen maar vergroot.
Veel vroom ontzag dus voor de vaak als Goddelijk wonder ervaren natuur, van personages die vanuit ons al te moderne perspectief soms bijna primitief lijken. Die personages zijn tegelijk echter ook heel fascinerend, vanwege hun voor ons vaak ongrijpbare binnenwereld. Soms zijn ze zelfs raadsels voor zichzelf, net als de zo intens irrationele hoofdpersonen in Hamsuns vroegere romans. Isak bijvoorbeeld is op een bepaald moment zo in de war dat hij, tot zijn eigen verbazing ineens een paard met de voorbenen van de grond tilt. Zijn geliefde Inger (met wie hij overigens nooit officieel is getrouwd) vraagt met stijgende verbazing “Waarom doe je dat?”. De reactie luidt: “Het is zo’n braaf beest, zei hij, en hij liet het paard weer zakken. Maar waarom had hij dat nou gedaan? Misschien had hij er wel gewoon enorme zin in gehad. Misschien had hij er zijn verlegenheid mee willen verbergen”.
Prachtig! Isak heeft dus geen idee waarom hij dat deed, zoals hij wel vaker niet lijkt te weten waarom hij doet wat hij doet, en precies dat wordt hier mooi voelbaar gemaakt. Ook door het gebruik van de Erlebte Rede (of vrije indirecte rede): de stijlvorm die het midden houdt tussen een monoloog en de weergave door een verteller. Deels zien we hier de woorden van Isak zelf, maar deels lijken het juist de woorden van de verteller die Isak observeert en parafraseert. Het zijn dus niet puur Isaks eigen woorden, wat volgens mij nog eens onderstreept dat hij niet veel eigen woorden heeft en dat veel wat in hem leeft erg ongearticuleerd blijft. Alsof hij dus te weinig ‘ik’ heeft om als ik-figuur te kunnen vertellen. Maar we zitten hem als lezer toch dicht op de huid. Dankzij de verteller. Maar tegelijk hebben we niet te maken met een alwetende verteller die de psyche van Isak van buitenaf kan of wil doorgronden. Het perspectief is dus meerduidig: ligt dat bij Isak (die eigenlijk te weinig woorden heeft), ligt dat bij de verteller (die verre van alwetend lijkt), of ligt dat bij beiden tegelijk? Dat past mooi bij dit personage, die immers een raadsel is voor ons en zichzelf. En ik vind bovendien dat Hamsuns gebruik van Erlebte Rede vaak tot heel levendig en kleurrijk proza leidt.
Zie bijvoorbeeld hoe wordt verteld over Isaks beginnende liefde: “Vanaf dat moment veranderde het leven van deze eenzame man. Het mocht dan wel zo zijn dat zijn vrouw onduidelijk sprak en zich steeds van iedereen afwendde vanwege haar hazenlip, maar daar was toch niets over te klagen. Zonder die ontsierende mond was ze waarschijnlijk nooit naar hem toegekomen, die hanzenlip was zijn geluk. En hijzelf, was hij soms zonder gebreken? Isak met zijn roetsrode baard en zijn gedrongen figuur, een soort wanstaltige kabouter, als je hem zag leek het alsof je door een onregelmatig glas keek. En dan die uitdrukking op zijn gezicht! Het leek alsof hij ieder moment in een soort Barabbas kon veranderen. Het was al heel wat dat Inger er niet vandoor ging”. Hoe bizar: een wanstaltige kabouter en een vrouw met misvormde mond vinden elkaar. Juist dankzij hun wanstaltigheid en misvorming. Wat tamelijk bizar is en vreemd. En deze zinnen, waarin je helemaal op Isaks huid zit terwijl je tegelijk toch niet precies weet wat hij letterlijk denkt, onderstrepen die vreemdheid. Op fraaie wijze, naar mijn smaak.
Bovendien, deze passage laat duidelijk zien dat Inger en Isak buitenbeentjes zijn, outcasts, outsiders, monstruositeiten die niet passen in de ‘normale’ wereld van toen. Hamsun zoomde in zijn vroege boeken ook al in op buitenmaatschappelijke excentriekelingen, die zich niet laten knechten door onze conventies. Dat deed hij naar mijn gevoel uit fascinatie voor hun ongeremde grilligheid, maar ook uit afkeer van die conventies. En in "Hoe het groeide" gaat zijn jubelende lofzang op de natuur duidelijk gepaard met afkeer van de moderne wereld, met al zijn oppervlakkigheid, winstbejag, ijdelheid en zinledigheid. Die afkeer wordt niet via allerlei razende tirades geventileerd, zoals in de "Zwerverstrilogie". Maar hij wordt wel mooi gesymboliseerd door meeslepende passages over de totale verlatenheid en ravage van een verlaten kopermijn. Alsof die kopermijn, die ontstond uit opportunisme geldzucht, wel in een desolate ravage MOEST eindigen. Ook heel fraai zijn de passages over Eleseus, Isaks oudste zoon, die door zijn hang naar modern burgerschap helemaal vervreemd is geraakt van zichzelf. Wat mooi voelbaar gemaakt wordt in zinssneden als “hij is bijna niets, niet eens een grote schurk”. Of: “Alles wat hij nu onderneemt wijst terug naar een defect in hem, iets duisters op een lichte ondergrond…”. En dus is het bepaald niet raar dat juist Isak en Inger, de wanstaltige kabouter en de vrouw met de misvormde mond, zo’n grote rol hebben in deze roman. Alsof juist hun outsiderspositie hen helemaal geknipt maakt voor het leven op het nog te ontginnen land, en buiten de moderne wereld.
"Hoe het groeide" is kortom een heel rijke roman. Allereerst door zijn aanstekelijke lofzangen op de ontzagwekkende natuur en de natuurontginners. En ook door zijn markante, raadselachtig excentrieke personages: Isak en Inger natuurlijk, maar ook nog vele anderen. Ook zit de roman vol met dramatische of juist komische wendingen, die vaak heel verrassend zijn en bovendien intrigerend raadselachtig, omdat de personages en de verteller alles vertellen in heel weinig woorden, en vaak zwijgen over het waarom. Zodat je soms pas vele bladzijden later begrijpt wat er ongeveer is gebeurd, maar nog steeds niet weet waarom. Ik ben dus blij dat ook deze roman van Hamsun is vertaald. En ik hoop dat er nog meer Hamsun- vertalingen zullen volgen.
Nou vinden veel mensen Hamsuns jeugdwerk – "Honger", "Mysteriën", "Pan", "Victoria"- veel beter. En daar ben ik zelf ook een idolate fan van. Want in die boeken wordt de totaal irrationele grilligheid van onze geest echt ongelofelijk meeslepend voelbaar gemaakt, en maak je kennis met ongehoord ongetemde en markante “rebels without a cause” zoals je die in andere boeken nauwelijks zult vinden. Voorts is "Hoe het groeide" een lofzang op de ongerepte natuur en op het ploeterende landbouwers die nog één zijn met onze aarde. En dat is een thematiek waar ik zelf als verstokt stadsmens minder mee heb. Maar ja, dat ligt gewoon aan mijzelf, want deze lofzang is in tijden van klimaatverandering wellicht juist extra actueel. Temeer omdat hij niet de “Blut und Boden” – toon heeft die ik vreesde. En, belangrijker nog: Hoe het groeide is naar mijn smaak echt schitterend geschreven. Ook al vind ik Hamsuns jeugdwerk nog steeds mooier en fascinerender.
De roman opent met: “Dat lange, lange pad dat door de moerassen loopt, de bossen in, wie heeft dat gebaand? De man, de mens, de eerste die hier kwam. Vóór hem was er geen pad”. Aldus maken we kennis met Isak, een van de hoofdpersonen, de allereerste ontginner van onbeheerd en onontgonnen moerasland. En niet hijzelf wordt als eerste genoemd, maar het allereerste pad, dat door hem werd gebaand. Alsof het onontgonnen land en het daarin gebaande pad belangrijker zijn dan Isak zelf. Alsof Isak bijna samenvalt met zijn rol als ontginner van het onontgonnen land, en met zijn verering van en liefde voor dat zo weerbarstige maar ook zo prachtige en verwonderlijke land. De wijze waarop Isak denkt en spreekt is bovendien bijna primitief te noemen: veel stiltes, veel bijna nietszeggende uitspraken van het type “och gut, ja”, veel onafgemaakte of onuitgesproken redeneringen. Alsof wat er in zijn hoofd gebeurt al even onontgonnen is als het moerasland. En alsof het gearticuleerde redeneervermogen en de alles expliciterende en analyserende ratio, die voor mensen als u en ik zo belangrijk zijn, voor mensen als Isak nauwelijks enig belang hebben. Want van belang is voor hem alleen het land en het ontginnen van dat land.
Imponerend is bovendien hoe dat land, ook nadat het enigszins is ontgonnen, juist wel op jubelende wijze tot spreken komt. Ja, zelfs tot zingen komt: “[D]e hele weg roept het korhoen vanuit de heuvels, het is geen hoornmuziek zoals in de steden, nee, maar het zijn stemmen, aankondigingen, de lente is gekomen. Plotseling klinkt het eerste vogeltje uit een boomtop, het wekt de anderen, van alle kanten klinken vragen en antwoorden, het is meer dan zang, het is een loflied.” En alles in dat land wordt met liefde bekeken en bezongen, ook zoiets ogenschijnlijk doodgewoons als de aardappel: “Ach, de aardappel is een geweldige plant, hij staat in de droogte, hij staat in de regen, en toch groeit hij. Hij trotseert het weer en verdraagt veel, als de mensen hem een beetje verzorgen geeft hij ze het vijftienvoudige terug”.
Opvallend is ook de Bijbelse toon en cadans van veel van Hamsuns zinnen. Door hun vele komma’s krijgen ze vaak het karakter van een opsomming, waarin de wonderen van de schepping één voor één worden opgenoemd. Met een soort ademloos ontzag. Te vergelijken misschien met het ontzag en de verwondering van de eerste mensen, die vol verbijstering staarden naar de nog onverklaarde wonderen der natuur. Zodat zij de overweldigende fenomenen niet analyseerden of op logische wijze met elkaar verbonden, maar alleen opsomden. Veel van de personages in Hoe het groeide zijn, als eerste ontginners van onontgonnen moerasland, ook een soort eerste mensen. En zij hebben een vergelijkbaar niet- begrijpend ontzag voor de wereld die zij ontginnen. Het lijkt wel alsof door dat ontzag het verbinden en begrijpen plaats maakt voor een verwonderd beschouwen dat niet eens waagt te willen begrijpen. En precies dat klinkt naar mijn gevoel door in die lange zinnen, waarin verschillende verwonderlijke fenomenen met komma’s aaneen geregen worden. Zonder benoeming van causale relaties, en dus zonder voegwoorden als "dus", "want", "doordat", “omdat” of "derhalve". Alsof alle causale en logische relaties, die voor ons bijna vanzelfsprekend zijn, totaal verstommen voor deze mensen in de zo overweldigende natuur.
Diverse van die zinnen zijn ook vol van vroomheid, van een heilig ontzag voor onverklaarbare wonderen. Zoals bijvoorbeeld: “Hij las nooit boeken, maar hij dacht vaak aan God, dat was onvermijdelijk, vanwege zijn trouw en uit angst. De sterrenhemel, wind in de bomen, de eenzaamheid, de uitgestrekte sneeuw, de ervaring van de grootsheid van alles op de aarde en daarboven maakte hem meerdere keren per dag ernstig en vroom”. Of: “Ze waren voortdurend omringd door grote wonderen, in de winter de sterren, in de winter vaak ook het noorderlicht, een firmament van vleugels, een vuurzee bij God”. Ook wordt in diverse zinnen niet zozeer van God gesproken, maar van een omhelzende, vriendelijke of juist majesteitelijke natuur. Bijvoorbeeld: “Nu begint de herfst, in het bos rondom is het overal stil, de bergen staan waar ze staan, de zon staat aan de hemel, vanavond komen de maan en de sterren, alles is zoals altijd, vol vriendelijkheid, als een omhelzing. Hier hebben mensen tijd om te rusten in de heide, met een arm als hoofdkussen”. Of: “Daar komt Sivert om te eggen, daarna gaat hij walsen, en dan egt hij weer. Het bos en de bergen staan ernaar te kijken, alles is hier majesteit en macht, er is samenhang en een doel”. Ook dat soort natuurervaringen zijn voor met name Isak een vorm van vroomheid. Maar die vroomheid is een totaal paf staan over het onuitputtelijke raadsel van de schepping. En juist niet een rustgevend geloof in een kenbare God met een kenbare boodschap. Geen wonder dus dat Isak soms weliswaar denkt dat hij God of juist de Duivel ziet, maar dan steeds alleen als volkomen ongrijpbaar visioen, dat alle raadselen alleen maar vergroot.
Veel vroom ontzag dus voor de vaak als Goddelijk wonder ervaren natuur, van personages die vanuit ons al te moderne perspectief soms bijna primitief lijken. Die personages zijn tegelijk echter ook heel fascinerend, vanwege hun voor ons vaak ongrijpbare binnenwereld. Soms zijn ze zelfs raadsels voor zichzelf, net als de zo intens irrationele hoofdpersonen in Hamsuns vroegere romans. Isak bijvoorbeeld is op een bepaald moment zo in de war dat hij, tot zijn eigen verbazing ineens een paard met de voorbenen van de grond tilt. Zijn geliefde Inger (met wie hij overigens nooit officieel is getrouwd) vraagt met stijgende verbazing “Waarom doe je dat?”. De reactie luidt: “Het is zo’n braaf beest, zei hij, en hij liet het paard weer zakken. Maar waarom had hij dat nou gedaan? Misschien had hij er wel gewoon enorme zin in gehad. Misschien had hij er zijn verlegenheid mee willen verbergen”.
Prachtig! Isak heeft dus geen idee waarom hij dat deed, zoals hij wel vaker niet lijkt te weten waarom hij doet wat hij doet, en precies dat wordt hier mooi voelbaar gemaakt. Ook door het gebruik van de Erlebte Rede (of vrije indirecte rede): de stijlvorm die het midden houdt tussen een monoloog en de weergave door een verteller. Deels zien we hier de woorden van Isak zelf, maar deels lijken het juist de woorden van de verteller die Isak observeert en parafraseert. Het zijn dus niet puur Isaks eigen woorden, wat volgens mij nog eens onderstreept dat hij niet veel eigen woorden heeft en dat veel wat in hem leeft erg ongearticuleerd blijft. Alsof hij dus te weinig ‘ik’ heeft om als ik-figuur te kunnen vertellen. Maar we zitten hem als lezer toch dicht op de huid. Dankzij de verteller. Maar tegelijk hebben we niet te maken met een alwetende verteller die de psyche van Isak van buitenaf kan of wil doorgronden. Het perspectief is dus meerduidig: ligt dat bij Isak (die eigenlijk te weinig woorden heeft), ligt dat bij de verteller (die verre van alwetend lijkt), of ligt dat bij beiden tegelijk? Dat past mooi bij dit personage, die immers een raadsel is voor ons en zichzelf. En ik vind bovendien dat Hamsuns gebruik van Erlebte Rede vaak tot heel levendig en kleurrijk proza leidt.
Zie bijvoorbeeld hoe wordt verteld over Isaks beginnende liefde: “Vanaf dat moment veranderde het leven van deze eenzame man. Het mocht dan wel zo zijn dat zijn vrouw onduidelijk sprak en zich steeds van iedereen afwendde vanwege haar hazenlip, maar daar was toch niets over te klagen. Zonder die ontsierende mond was ze waarschijnlijk nooit naar hem toegekomen, die hanzenlip was zijn geluk. En hijzelf, was hij soms zonder gebreken? Isak met zijn roetsrode baard en zijn gedrongen figuur, een soort wanstaltige kabouter, als je hem zag leek het alsof je door een onregelmatig glas keek. En dan die uitdrukking op zijn gezicht! Het leek alsof hij ieder moment in een soort Barabbas kon veranderen. Het was al heel wat dat Inger er niet vandoor ging”. Hoe bizar: een wanstaltige kabouter en een vrouw met misvormde mond vinden elkaar. Juist dankzij hun wanstaltigheid en misvorming. Wat tamelijk bizar is en vreemd. En deze zinnen, waarin je helemaal op Isaks huid zit terwijl je tegelijk toch niet precies weet wat hij letterlijk denkt, onderstrepen die vreemdheid. Op fraaie wijze, naar mijn smaak.
Bovendien, deze passage laat duidelijk zien dat Inger en Isak buitenbeentjes zijn, outcasts, outsiders, monstruositeiten die niet passen in de ‘normale’ wereld van toen. Hamsun zoomde in zijn vroege boeken ook al in op buitenmaatschappelijke excentriekelingen, die zich niet laten knechten door onze conventies. Dat deed hij naar mijn gevoel uit fascinatie voor hun ongeremde grilligheid, maar ook uit afkeer van die conventies. En in "Hoe het groeide" gaat zijn jubelende lofzang op de natuur duidelijk gepaard met afkeer van de moderne wereld, met al zijn oppervlakkigheid, winstbejag, ijdelheid en zinledigheid. Die afkeer wordt niet via allerlei razende tirades geventileerd, zoals in de "Zwerverstrilogie". Maar hij wordt wel mooi gesymboliseerd door meeslepende passages over de totale verlatenheid en ravage van een verlaten kopermijn. Alsof die kopermijn, die ontstond uit opportunisme geldzucht, wel in een desolate ravage MOEST eindigen. Ook heel fraai zijn de passages over Eleseus, Isaks oudste zoon, die door zijn hang naar modern burgerschap helemaal vervreemd is geraakt van zichzelf. Wat mooi voelbaar gemaakt wordt in zinssneden als “hij is bijna niets, niet eens een grote schurk”. Of: “Alles wat hij nu onderneemt wijst terug naar een defect in hem, iets duisters op een lichte ondergrond…”. En dus is het bepaald niet raar dat juist Isak en Inger, de wanstaltige kabouter en de vrouw met de misvormde mond, zo’n grote rol hebben in deze roman. Alsof juist hun outsiderspositie hen helemaal geknipt maakt voor het leven op het nog te ontginnen land, en buiten de moderne wereld.
"Hoe het groeide" is kortom een heel rijke roman. Allereerst door zijn aanstekelijke lofzangen op de ontzagwekkende natuur en de natuurontginners. En ook door zijn markante, raadselachtig excentrieke personages: Isak en Inger natuurlijk, maar ook nog vele anderen. Ook zit de roman vol met dramatische of juist komische wendingen, die vaak heel verrassend zijn en bovendien intrigerend raadselachtig, omdat de personages en de verteller alles vertellen in heel weinig woorden, en vaak zwijgen over het waarom. Zodat je soms pas vele bladzijden later begrijpt wat er ongeveer is gebeurd, maar nog steeds niet weet waarom. Ik ben dus blij dat ook deze roman van Hamsun is vertaald. En ik hoop dat er nog meer Hamsun- vertalingen zullen volgen.
2
Reageer op deze recensie