Meer dan 6,2 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Een fascinerend raadselachtige verhalenbundel uit China

De Chinese schrijfster Can Xue (1953) wordt vaak als Nobelprijskandidaat getipt. Bovendien laat zij zich inspireren door kanjers als Kafka, Borges en Dante. Wat zichtbaar wordt in haar ongeremde en groteske fantasie en haar adembenemende visioenen van helse onderwerelden. Ook haar bizar- originele en eigenzinnige schrijftalent is opvallend. Net als haar barokke verbeeldingskracht die alles op losse schroeven zet. Bijvoorbeeld in "I live in the slums", een bizarre verhalenbundel die de lezer voor tientallen tantaliserende raadsels stelt.

Can Xue doet -zoals veel Chinese schrijvers- niet aan logische plotlijnen of psychologische verklaringen. Haar personages en hun belevenissen zijn daardoor zeer enigmatisch. Bovendien verkiest zij fantastische grilligheid en macabere grotesken boven realisme en waarschijnlijkheid. Al haar verhalen zijn dus vol van ongrijpbare vreemdheid en bizarre verrassingen. En precies daardoor zijn ze heel stimulerend voor mijn brein en mijn fantasie. Net als de verhalen van Kafka en Borges.

In een van Can Xue’s verhalen zien we twee kleine jongetjes, die gefascineerd worden door onbestemde, voor volwassenen onhoorbare stemmen aan de andere kant van een keukenmuur. Maar we doorgronden nooit de realiteit achter die keukenmuur. Is dat misschien een parallelle wereld met onzichtbare koks? Maar hoezo dan? In een ander verhaal lezen we hoe een klif verdwijnt en er alleen leegte overblijft, en hoe een meisje een elegante salto maakt in die leegte. Maar we snappen niet hoe dat kan en wat dat betekent. Al worden die leegte en die salto wel poëtisch en raadselachtig fraai beschreven. Net als het magische, alomtegenwoordige, maar onbevattelijke moeras of vijver vol herinneringen, waar een personage uit weer een ander verhaal vergeefs naar zoekt.

Ook is er soms sprake van een raadselachtig geluk, voorbij alle conventies. Zoals het geluk van een wilg, die weigert om water te drinken. En die met zijn wortels tast naar onbekende nieuwe regionen en voedingsbronnen. Wat onderdeel is van een eigenzinnig besluit: “I’d better learn to seize an alternative happiness in being parched, tense, and tormented”. Dat lijkt in de verte op Kafka’s verhaal “De Hongerkunstenaar”, waarin de hoofdpersoon zich doodhongert omdat hij het voedsel van de wereld niet lust. Maar wat betekent Kafka’s verhaal? Of dat van Can Xue? Hoe ziet die “alternative happiness” eruit? Wat moet ik mij voorstellen bij het geluk van een uitgedroogde wilg? Of bij het steeds dieper tasten van zijn wortels? En hoe kan het dat het zoeken naar dit onvoorstelbare geluk mij zo ontroert?

In nog een ander verhaal zien we hoe een vrouw dwaalt door een voortdurend metamorfoserend gebouw met continu veranderende trappen, deuren, kamers en vloeren. Ook lezen we hoe zij zelf eveneens metamorfoseert. We leven bovendien verbaasd mee met haar euforie over al die metamorfoses: “One could enter into different things and become the thing itself”. Maar die euforie blijft een “profound mystery”, voor haar en de lezer. Net als de ongelimiteerde vrijheid van gedachten die zij dankzij die metamorfoses ervaart. En ook alle andere verhalen zijn van zulke maffe mysteriën doordesemd. Mysteriën die je niet moet willen begrijpen, en niet als symbolen of allegorieën moet willen ontraadselen, maar gewoon met open oog moet ondergaan.

Hoogst merkwaardig is bijvoorbeeld het lange openingsverhaal “Story of the slums”. De vagebonderende en thuisloze ik- figuur dwaalt daarin van het ene onbestemde huis naar het andere, in een ondefinieerbare achterbuurt ergens in een naamloze stad. In die huizen slaapt hij dan steeds op een kachel of fornuis. Dat is al tamelijk verbazend. Maar nog verbazender is dat de ik- figuur door andere personages ineens een rat wordt genoemd. Dat verrast de ik- figuur eveneens. Maar hij kan daar geen duidelijk ik- beeld tegenover zetten: “What was I? Was this a decent question?”. En zelfs: “I wasn’t a person. I could not speak”. En die existentiële onzekerheid wordt alleen maar groter. Want later zegt hij “I was a thing that looked like a rat but wasn’t a rat”. Bovendien zien anderen hem weer als een slang. Of als een ongewoon grote huismuis, die – net als de andere overmatig grote huismuizen in die achterbuurt- steeds allerlei mensen in de benen bijt.

Een ik- figuur zonder spraak, zonder duidelijk ik, zonder duidelijke vorm, die zichzelf ziet als ratachtig ding dat geen rat is….. Hoe wonderlijk. Verwijst dit naar de Chinese folklore, waarin veel magie en dierenverhalen voorkomen? Verwijst dit naar “het Jaar van de Rat”, dat het begin markeert van de Chinese dierenriemcyclus en een frisse start symboliseert Chinese dierenriemjaren? Verwijst dit daarmee dan ook naar het aanpassingsvermogen en de vindingrijkheid die de essentie belichamen van dit dierenriemteken? En misschien ook naar het aanpassingsvermogen dat de ik- figuur nodig heeft in de voortdurend veranderende achterbuurt waarin de omstandigheden steeds metamorfoseren? Of verwijst dit juist naar Kafka’s "Die Verwandlung", waarin de hoofdpersoon veranderd is in een kever? Is de ik- figuur misschien een gemarginaliseerde mens die zijn menselijkheid verloren heeft? Ook al omdat hij verweesd blijkt, geen voorouders meer heeft, van een verloren magisch “homeland” droomt, en nachtmerries heeft over kooien waarin zijn voorouders een voor een stierven? Is hij misschien een outcast die door de maatschappij is verstoten? Is hij de protagonist in een surrealistische nachtmerrie? Is hij wellicht een parodistische versie van Dante, die dwaalt door een parodie op de Danteske hel? Of is die ik-loze ik-figuur dat alles tegelijk en meer? En mede daardoor vooral een raadsel dat ons onoplosbaar in ons gezicht staart? Ik neig naar dat laatste. En vooral daarom blijft dit verhaal maar spoken in mijn hoofd.

De raadsels vermenigvuldigen zich bovendien als een dolle. Zo zijn er zomaar ineens doorzichtige mensen in glazen huizen, of enigmatische tunnels en onderwerelden waarin de ik- figuur verzeild raakt. Waaronder ook weer tunnels lijken te kronkelen. En ik zeg “onder”, maar onderwereld en bovenwereld lijken voortdurend van plaats te verwisselen. Ook zijn er hutten waar onze ogen geen vat op krijgen: “Their design had totally ignored the way eyes function”. En veel van die verbazende taferelen worden zonder enige verbazing bekeken, met een welhaast kinderlijke naïveteit. Alsof het totaal ongewone volkomen gewoon is geworden. Wat ons als lezer dan weer extra verbaast.

Op andere momenten echter is dit verhaal buitensporig grotesk. Bijvoorbeeld door de beschrijving van een kolossale en uitermate griezelige schorpioen. En vooral door wat er met dat beest gebeurt: “Just as I was closing my eyes, I saw a terrifying scene: outside the window that furtive black cat was eating the red scorpion! This was so scary, so sickening! The scorpion’s back leg was still struggling outside his mouth. The cat twisted his neck a few times and swallowed the whole scorpion. This scene was so ugly that I now was fully awake. All at one, I sensed that my entire body had become eyes, for not only could I see ahead, but I could also see behind myself, and not only could I see the exterior, but I could also see the interior. For example, I saw the scorpion continuing to struggle in the cat’s belly. And looking at myself, in my abdominal cavity an eye was wrapped in membrane- the very eye that I had swallowed. […] I didn’t dare watch any longer. I closed my eyes. But this was even worse, for I saw so many people and events inside myself”.

Een stuitend tafereel. Maar mij fascineert het. Vooral omdat het zich ontvouwt zodra (en doordat) de ik- figuur zijn ogen sluit. Alsof alles zich vooral in zijn eigen door nachtmerries geteisterde hoofd afspeelt. Of alsof hij niet met open ogen naar die taferelen durft te kijken. Treffend is bovendien dat wat de ik- figuur in zichzelf ziet zelfs nog grotesker is dan het tafereel buiten hem. Terwijl dat tafereel er al voor zorgt dat zijn hele lichaam uit ogen bestaat, ogen die het onmogelijke zien. Zodat hij met zijn hele lichaam kijkt en kijkt, zonder dat te durven, niet bevattend wat hij ziet. Starend naar taferelen binnen en buiten hem, taferelen met alle kenmerken van een onmogelijke droom. Beseffend dat de realiteit zich vaak niet van dromen, hallucinaties en nachtmerries onderscheidt.

En misschien is dat ook wel de manier waarop je Can Xue’s verhalen moet lezen: vol verbazing starend naar het onbegrijpelijke, zonder te willen snappen wat je ziet. Ook de andere verhalen in deze bundel zijn namelijk onuitputtelijk vol van grilligheid. Die soms gruwelijk is en grotesk. Maar soms ook euforiserend: “The cicada’s […] sang from an excess of enthusiasm- because of love, because of the urge to to procreate”. Sommige zinnen zijn bijna haiku- achtige verdichtingen van mijmerend mysterie: “The spider behind the wooden window frame inclined ites head, thinking about this mystery, and reached no conclusion”. Naast alle soms overweldigende verrotting, verval en groteske vervorming is er bovendien vaak onverwacht glanzende schoonheid: “Ordinarily, the sewage looked terrible, and it stank, but when it formed ice it turned beautiful- like an icy black beauty”. En in elk verhaal word je tientallen keren volkomen verrast door dingen die je ook later nooit gaat begrijpen. Soms gebeurt dat zelfs meerdere keren in één zin. Geweldig!

"I live in the slums" geldt als een prima kennismaking met Can Xue. En inderdaad, na deze heerlijk grillige en ongrijpbaar rijke bundel ben ik benieuwd naar haar andere bundels en romans. Helaas zijn die (nog?) niet in het Nederlands vertaald. Maar gelukkig wel in het Engels. En die vertalingen wil ik allemaal lezen, zonder ooit te begrijpen wat ik lees.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde