Lezersrecensie
Verbluffend tweede deel van een fascinerend duistere Noorse trilogie
De trilogie "Omcirkeling", van de Noor Carl Frode Tiller (1970), heeft diverse prijzen gewonnen en is in meerdere talen bejubeld. Dat leek mij op basis van "Omcirkeling I" helemaal terecht: toen ik dat uit had was ik flabbergasted, en MOEST ik meteen "Omcirkeling II" gaan verslinden. Maar ja, nu ik dat gedaan heb MOET ik meteen verder met "Omcirkeling III". Want deel II is zelfs nog enerverender en verbluffender dan deel I al was, en schudt alle aarzelende en ambigue conclusies die ik na deel I meende te mogen trekken weer volkomen door elkaar. Iets in mij vermoedt bovendien dat deel III dat opnieuw zal gaan doen. Al snap ik totaal niet hoe die Tiller dat voor elkaar zou moeten krijgen.
Net als in deel I vertellen drie verschillende personages ons hun adembenemend intense levensverhaal, en wisselen zij dat af met brieven aan hun vroegere vriend David die zijn geheugen en identiteit kwijt is. De hoop is dat David deze nijpende lacunes in zijn hoofd door middel van die brieven weer zal kunnen herstellen. In die brieven, gedateerd na de levensverhalen die zij ons eerder vertelden, halen de drie personages herinneringen op aan wie en wat David was, en onderzoeken zij via die herinneringen vooral ook wie zij zelf waren. En soms ook hoe zij zelf zijn geworden wie zij zijn geworden. Zonder tot conclusies te komen: hun levens zijn van onbegrijpelijke crises en onverklaarbare onderstromen doordesemd, zij hebben alle greep verloren op wie zij zijn en wat zij doen, ze begrijpen ook zelf helemaal niks meer van de destructieve gedragspatronen waarin ze gevangen zitten, en ze zijn over dat alles tot in hun haarvaten gefrustreerd.
In hun levensverhalen schreeuwen zij hun wanhoop daarover op soms werkelijk ijzingwekkende wijze uit. In hun brieven aan David doen zij dat veel minder: wel hebben zij het daarin vaak meer over zichzelf dan over David, wat je als lezer gezien al hun getourmenteerde kwellingen ook meteen snapt. Maar het effect is wel dat de brieven vaak heel anders van toon en inhoud zijn dan de levensverhalen, zodat de brieven en levensverhalen elkaars niet geringe raadselachtigheid nog verder vergroten. Bovendien hebben de personages wel heel uiteenlopende referentiekaders, en dus heel verschillende beelden van wie David is en was. En de personages in "Omcirkeling II" belichten in hun brieven heel andere zaken -of dezelfde zaken heel anders- dan de personages in "Omcirkeling I". Omdat zij zelf heel anders waren en zijn, en omdat David voor hen een totaal ander iemand was en is. Een nog veel gekwelder iemand, zo lijkt het, die veel explicietere affiniteit lijkt te hebben met de gefrustreerde zelfkant van de Noorse samenleving, en die ook nadrukkelijker geleden schijnt te hebben onder de onbekendheid van zijn vader en zijn herkomst.
Mijn beeld van David is na "Omcirkeling II" in elk geval nog veel gefragmenteerder en meerduidiger geworden dan dat het direct na "Omcirkeling I" al was. Wat ook geldt voor mijn beeld van allerlei personages die in Omcirkeling I een belangrijke rol leken te hebben gehad in Davids jeugd. Want sommigen van hen worden in Omcirkeling II niet eens genoemd: in hun eigen brieven hebben zij een hoofdrol, in brieven van anderen hebben ze niet eens een bijrol. Zelfs geen figurantenrol. En op degenen die wel worden genoemd wordt vaak een wel heel verrassend en verwarrend nieuw licht geworpen. Op henzelf, en op hun mogelijk medebepalende rol in het leven van David. Over Arvid, Davids stiefvader, konden we ons bijvoorbeeld al verbazen in "Omcirkeling I". Vooral ook over zijn eigen levensverhaal, waarin de inmiddels dodelijk zieke Arvid zijn domineesambt opgegeven heeft en zijn geloof heeft verloren, maar dit geloof uiteindelijk weer helemaal herwint. Op bijzonder ontroerende wijze, zelfs. Niettemin, bij dat verhaal, en de brieven die Arvid aan David schrijft, kun je tegelijk ook vermoeden dat hij zichzelf en anderen volkomen voor de gek houdt, en dat hij een enorme innerlijke chaos verdringt. Dat maakt zijn levensverhaal – en de worsteling daarin met het failliet en het onherroepelijk einde van zijn leven- extra ambigu en interessant. Maar in "Omcirkeling II" is er zelfs een personage dat Arvid beschrijft als een slangachtige gluiperd die zich aan vrouwen opdringt. We weten niet of dat waar is, want dit personage is een vrijgevochten zigeuner die alle vertegenwoordigers van burgerlijke en Christelijke conventies haat tot op het bot. Maar toch zorgt dit nieuwe perspectief ervoor dat het levensverhaal van Arvid nog dubbelzinniger wordt dan het in "Omcirkeling I" al was. En dat we nog minder goed begrijpen waarom Berit – Davids moeder- voor Arvid koos, en wat voor rol Arvid speelde in Davids leven.
In deel 1 van "Omcirkeling II"volgen wij Ole, die zijn fragiele evenwicht steeds bijna verliest, en uiteindelijk zelfs helemaal. Op even schrijnende als meeslepende wijze, trouwens. In zijn brieven aan David zoomt hij sterk in op de fantasiewereld waarin David en hij zich als jongetjes onderdompelden: een fantasiewereld vol indianen, Huskvikingen en moorddadige oorlogen met kwaadaardige vijanden. Een fantasiewereld die, volgens Ole, zo intens was dat hij ook de essentie was van hun prille jeugd. En ook een fantasiewereld die zich op verwarrende wijze met de werkelijkheid vermengt. Als Ole en David een vermoord en verkracht meisje vinden, reageren zij daarop namelijk in de taal en beeldentaal van hun fantasiewereld. Ze fantaseren namelijk bijna automatisch dat dit meisje – waarop Ole verliefd was, maar die zelf meer op David viel- door de gefantaseerde vijanden van hun verzonnen Indianenstam is omgebracht. Is hier sprake van een afweermechanisme? Een snel in de taal van de fantasie vertalen van iets wat te pijnlijk en vreselijk is om in realistische termen te vatten? Of was die fantasiewereld zelf al een manier om op eigen wijze vorm en inhoud te geven aan de macho- cultuur en inherente gewelddadigheid van de cultuur op het eiland Otteroya, waar David en Ole opgroeien? Is het misschien zelfs zo dat voor David de fantasiewereld door die gruwelijke moord en verkrachting zelfs verwerkelijkt wordt!? En werkelijker wordt dan de conventionele en alledaagse werkelijkheid? Ole weet het ook achteraf niet. Maar sowieso was deze fantasiewereld vol van troebele en ongerijmde onderstromen, en dat weet Ole dan weer wel.
Waarom was David juist daar zo sterk door gefascineerd? Dat weet Ole dan weer niet, al veronderstelt hij dat David zo ver ging in het weven van werelden vol verzinsels en leugens omdat hij radicaal en compromisloos zocht naar nieuwe werelden en mogelijke realiteiten die totaal anders zouden zijn dan de zo teleurstellende conventionele werkelijkheid. Hij zou gelijk kunnen hebben: ook Davids jeugdvriendin Silje, in "Omcirkeling I", opperde al dat David een compromisloze drang had en heeft om ten koste van alles en iedereen aan alle conventies te ontsnappen. En om zich radicaal te bevrijden van zijn beknellende dorpse milieu, zelfs als hij daar alles voor op het spel moet zetten. Davids radicale onderdompeling in deze zo troebele fantasiewereld zou daarbij kunnen passen. Tegelijk echter is er nog een andere mogelijkheid: Paula, een jarenlange vriendin van Davids moeder, weet ons in deel 3 van "Omcirkeling II" namelijk te vertellen dat David aan allerlei angststoornissen leed, vooral na een zelfmoordpoging van zijn moeder. En volgens haar probeerde David daarom in zijn spel te vluchten, in zijn uitgesponnen fantasiewereld te verdwijnen. Maar ja, misschien was die fantasiewereld ook wel zo inherent gewelddadig omdat hij door Davids angststoornissen werd gevoed? En wellicht was de moord en verkrachting van dat kleine meisje, precies door zijn ongerijmde gruwelijkheid, juist de ultieme verwerkelijking van die deels op angststoornissen gefundeerde fantasiewereld? En dus de angstwekkende bevestiging dat angststoornissen wel degelijk gefundeerd kunnen zijn in de werkelijkheid?
De raadselen worden in "Omcirkeling II" kortom steeds groter, gecompliceerder en interessanter. Dat wordt nog versterkt door de irrationele intensiteit die steeds harder door de verschillende levensverhalen giert. Dat gebeurt vooral in het levensverhaal van Tom Roger, een vrijgevochten zigeuner en een heetgebakerde vechtersbaas, die alle burgermansconventies en burgermanswetten haat, maar die – net als zijn vrienden, en volgens hem ook net als David- tevens vol zit met zelfverachting, wanhopig verdriet en volkomen redeloze en ongerichte woede. In zijn innerlijke monologen wordt bovendien op adembenemende wijze voelbaar gemaakt hoe hij totaal meegesleept wordt door volkomen met elkaar tegenstrijdige heftige affecten, die hij zelf geheel niet doorgrondt of beheerst. Hij begrijpt minder en minder van zichzelf, wij als lezer begrijpen minder en minder van hem, en worden tegelijk meer en meer meegesleept in zijn draaikolk van ondoorgrondelijke emoties. Die draaikolk wordt, net als in het verhaal van Ole trouwens, nog versterkt door het gedrag familieleden en geliefden. Want ook dat gedrag is volstrekt grillig en onvoorspelbaar, ook de emoties van familie en vrienden zijn volkomen veranderlijk en onbegrijpelijk. Zodat Ole en Tom Roger soms pagina’s lang vergeefs proberen te begrijpen wat hun familieleden en geliefden aan het doen zijn en waarom. En wat die familieleden en vrienden hen indirect en in code duidelijk willen maken, of juist willen verbergen. En ook hoe Ole en Tom Roger op alle cryptische gedragingen en uitingen moeten reageren. Hun reflecties op anderen en hun zelfreflecties zijn dan ook doorregen van onmacht, vicieuze cirkels, koortsachtige twijfels, vertwijfelde en soms ronduit paranoïde speculaties, en achtbanen van adembenemende stemmingswisselingen. Hun hoofden draaien dus maar door, en door, en door. Wat dan weer leidt tot nieuwe grilligheden in hun toch al zo kolkende gemoed. In de binnenwereld en buitenwereld van Ole en Tom Roger woekeren kortom chaos, moedwil, misverstand. Elk houvast verbrokkelt en verbrokkelt. En dat intensiveert nog de toch al intense, ruwe en ongepolijste emoties. Onbestemde onrust ontaardt in gillende angst, irritatie in redeloze woede, aarzeling in verlammende paniek. Temeer omdat Ole en vooral Tom Roger die emoties volkomen ongefilterd en ongecensureerd doorleven. Wat Carl Frode Tiller op adembenemend intense wijze voelbaar maakt.
Dat alles gebeurt ook, zij het op relaxtere wijze, in het verhaal van Paula, die niet voor niets zegt dat Berit en zij vooral met elkaar verbonden waren omdat ze allebei te kampen hadden met geheime afgronden in hun ziel. Haar verhaal werpt bovendien een wel heel verrassend nieuw en duister licht op het raadsel dat David voor zichzelf moet zijn, en op de motieven en innerlijke roerselen van zijn moeder Berit. Want die motieven en roerselen zijn wel heel heftig, schrijnend, stuitend, onverklaarbaar en ongerijmd. En moeilijk te duiden. Niet alleen door hun complexiteit, maar ook omdat ze ons worden verteld door Paula, een onbetrouwbare verteller die haar brief ook nog eens door een lang niet alles begrijpende tussenpersoon laat schrijven. En andere personages in "Omcirkeling I" en "Omcirkeling II" zeggen weer heel andere dingen over Berit en de relatie tot haar zoon. We krijgen over David en zijn moeder dus geen netjes afgehecht verhaal, maar juist een caleidoscoop van gefragmenteerde en onderling zeer verschillende brokstukken. Waar in deel III vast nog heel verrassende nieuwe brokstukken bij gaan komen. Zodat de caleidoscoop vast nog grilliger en verbrokkelder wordt. En precies dat fascineert en verlokt mij veel meer dan welk afgehecht verhaal dan ook.
Wie of wat is David, en waar komt hij vandaan? Is hij inderdaad evenzeer van alle wetten vrijgevochten als sommige van zijn jeugdvrienden, en even vol van innerlijke woede? Dompelde hij zich als kind inderdaad onder in fantasiewerelden vol chaotische en troebele onderstromen, die wellicht gevoed werden door agressie en regelrechte angst? Is dat, samen wellicht met zijn compromisloze aandrang om zich van alle knellende conventies te bevrijden, misschien de drijvende kracht achter zijn schrijverschap? Of zelfs van zijn ganse bestaan? Is hij trouwens echt zijn geheugen en zijn identiteit kwijt? Of is de oproep om hem brieven te schrijven een buitenissig romanproject van David, waarin alle conventies worden getart? Zo ja, is dat dan een smakeloze grap, een idiote provocatie, een verwerpelijke act? Of is dat romanproject juist een intense zoektocht naar zijn eigen onbekende bronnen en de lacunes in zijn eigen ik- beeld? En wie weet ook naar zijn onbekende biologische vader, en zijn zo paradoxaal- raadselachtige moeder? Die door haar duisterheid ook een grote onbekende is, en bovendien wellicht niet eens echt Davids moeder? Dat soort vragen bespoken mij na "Omcirkeling II". Ik ga dus meteen verder met "Omcirkeling III", hopend dat deze prangende vragen nog verder gaan worden verdiept.
Net als in deel I vertellen drie verschillende personages ons hun adembenemend intense levensverhaal, en wisselen zij dat af met brieven aan hun vroegere vriend David die zijn geheugen en identiteit kwijt is. De hoop is dat David deze nijpende lacunes in zijn hoofd door middel van die brieven weer zal kunnen herstellen. In die brieven, gedateerd na de levensverhalen die zij ons eerder vertelden, halen de drie personages herinneringen op aan wie en wat David was, en onderzoeken zij via die herinneringen vooral ook wie zij zelf waren. En soms ook hoe zij zelf zijn geworden wie zij zijn geworden. Zonder tot conclusies te komen: hun levens zijn van onbegrijpelijke crises en onverklaarbare onderstromen doordesemd, zij hebben alle greep verloren op wie zij zijn en wat zij doen, ze begrijpen ook zelf helemaal niks meer van de destructieve gedragspatronen waarin ze gevangen zitten, en ze zijn over dat alles tot in hun haarvaten gefrustreerd.
In hun levensverhalen schreeuwen zij hun wanhoop daarover op soms werkelijk ijzingwekkende wijze uit. In hun brieven aan David doen zij dat veel minder: wel hebben zij het daarin vaak meer over zichzelf dan over David, wat je als lezer gezien al hun getourmenteerde kwellingen ook meteen snapt. Maar het effect is wel dat de brieven vaak heel anders van toon en inhoud zijn dan de levensverhalen, zodat de brieven en levensverhalen elkaars niet geringe raadselachtigheid nog verder vergroten. Bovendien hebben de personages wel heel uiteenlopende referentiekaders, en dus heel verschillende beelden van wie David is en was. En de personages in "Omcirkeling II" belichten in hun brieven heel andere zaken -of dezelfde zaken heel anders- dan de personages in "Omcirkeling I". Omdat zij zelf heel anders waren en zijn, en omdat David voor hen een totaal ander iemand was en is. Een nog veel gekwelder iemand, zo lijkt het, die veel explicietere affiniteit lijkt te hebben met de gefrustreerde zelfkant van de Noorse samenleving, en die ook nadrukkelijker geleden schijnt te hebben onder de onbekendheid van zijn vader en zijn herkomst.
Mijn beeld van David is na "Omcirkeling II" in elk geval nog veel gefragmenteerder en meerduidiger geworden dan dat het direct na "Omcirkeling I" al was. Wat ook geldt voor mijn beeld van allerlei personages die in Omcirkeling I een belangrijke rol leken te hebben gehad in Davids jeugd. Want sommigen van hen worden in Omcirkeling II niet eens genoemd: in hun eigen brieven hebben zij een hoofdrol, in brieven van anderen hebben ze niet eens een bijrol. Zelfs geen figurantenrol. En op degenen die wel worden genoemd wordt vaak een wel heel verrassend en verwarrend nieuw licht geworpen. Op henzelf, en op hun mogelijk medebepalende rol in het leven van David. Over Arvid, Davids stiefvader, konden we ons bijvoorbeeld al verbazen in "Omcirkeling I". Vooral ook over zijn eigen levensverhaal, waarin de inmiddels dodelijk zieke Arvid zijn domineesambt opgegeven heeft en zijn geloof heeft verloren, maar dit geloof uiteindelijk weer helemaal herwint. Op bijzonder ontroerende wijze, zelfs. Niettemin, bij dat verhaal, en de brieven die Arvid aan David schrijft, kun je tegelijk ook vermoeden dat hij zichzelf en anderen volkomen voor de gek houdt, en dat hij een enorme innerlijke chaos verdringt. Dat maakt zijn levensverhaal – en de worsteling daarin met het failliet en het onherroepelijk einde van zijn leven- extra ambigu en interessant. Maar in "Omcirkeling II" is er zelfs een personage dat Arvid beschrijft als een slangachtige gluiperd die zich aan vrouwen opdringt. We weten niet of dat waar is, want dit personage is een vrijgevochten zigeuner die alle vertegenwoordigers van burgerlijke en Christelijke conventies haat tot op het bot. Maar toch zorgt dit nieuwe perspectief ervoor dat het levensverhaal van Arvid nog dubbelzinniger wordt dan het in "Omcirkeling I" al was. En dat we nog minder goed begrijpen waarom Berit – Davids moeder- voor Arvid koos, en wat voor rol Arvid speelde in Davids leven.
In deel 1 van "Omcirkeling II"volgen wij Ole, die zijn fragiele evenwicht steeds bijna verliest, en uiteindelijk zelfs helemaal. Op even schrijnende als meeslepende wijze, trouwens. In zijn brieven aan David zoomt hij sterk in op de fantasiewereld waarin David en hij zich als jongetjes onderdompelden: een fantasiewereld vol indianen, Huskvikingen en moorddadige oorlogen met kwaadaardige vijanden. Een fantasiewereld die, volgens Ole, zo intens was dat hij ook de essentie was van hun prille jeugd. En ook een fantasiewereld die zich op verwarrende wijze met de werkelijkheid vermengt. Als Ole en David een vermoord en verkracht meisje vinden, reageren zij daarop namelijk in de taal en beeldentaal van hun fantasiewereld. Ze fantaseren namelijk bijna automatisch dat dit meisje – waarop Ole verliefd was, maar die zelf meer op David viel- door de gefantaseerde vijanden van hun verzonnen Indianenstam is omgebracht. Is hier sprake van een afweermechanisme? Een snel in de taal van de fantasie vertalen van iets wat te pijnlijk en vreselijk is om in realistische termen te vatten? Of was die fantasiewereld zelf al een manier om op eigen wijze vorm en inhoud te geven aan de macho- cultuur en inherente gewelddadigheid van de cultuur op het eiland Otteroya, waar David en Ole opgroeien? Is het misschien zelfs zo dat voor David de fantasiewereld door die gruwelijke moord en verkrachting zelfs verwerkelijkt wordt!? En werkelijker wordt dan de conventionele en alledaagse werkelijkheid? Ole weet het ook achteraf niet. Maar sowieso was deze fantasiewereld vol van troebele en ongerijmde onderstromen, en dat weet Ole dan weer wel.
Waarom was David juist daar zo sterk door gefascineerd? Dat weet Ole dan weer niet, al veronderstelt hij dat David zo ver ging in het weven van werelden vol verzinsels en leugens omdat hij radicaal en compromisloos zocht naar nieuwe werelden en mogelijke realiteiten die totaal anders zouden zijn dan de zo teleurstellende conventionele werkelijkheid. Hij zou gelijk kunnen hebben: ook Davids jeugdvriendin Silje, in "Omcirkeling I", opperde al dat David een compromisloze drang had en heeft om ten koste van alles en iedereen aan alle conventies te ontsnappen. En om zich radicaal te bevrijden van zijn beknellende dorpse milieu, zelfs als hij daar alles voor op het spel moet zetten. Davids radicale onderdompeling in deze zo troebele fantasiewereld zou daarbij kunnen passen. Tegelijk echter is er nog een andere mogelijkheid: Paula, een jarenlange vriendin van Davids moeder, weet ons in deel 3 van "Omcirkeling II" namelijk te vertellen dat David aan allerlei angststoornissen leed, vooral na een zelfmoordpoging van zijn moeder. En volgens haar probeerde David daarom in zijn spel te vluchten, in zijn uitgesponnen fantasiewereld te verdwijnen. Maar ja, misschien was die fantasiewereld ook wel zo inherent gewelddadig omdat hij door Davids angststoornissen werd gevoed? En wellicht was de moord en verkrachting van dat kleine meisje, precies door zijn ongerijmde gruwelijkheid, juist de ultieme verwerkelijking van die deels op angststoornissen gefundeerde fantasiewereld? En dus de angstwekkende bevestiging dat angststoornissen wel degelijk gefundeerd kunnen zijn in de werkelijkheid?
De raadselen worden in "Omcirkeling II" kortom steeds groter, gecompliceerder en interessanter. Dat wordt nog versterkt door de irrationele intensiteit die steeds harder door de verschillende levensverhalen giert. Dat gebeurt vooral in het levensverhaal van Tom Roger, een vrijgevochten zigeuner en een heetgebakerde vechtersbaas, die alle burgermansconventies en burgermanswetten haat, maar die – net als zijn vrienden, en volgens hem ook net als David- tevens vol zit met zelfverachting, wanhopig verdriet en volkomen redeloze en ongerichte woede. In zijn innerlijke monologen wordt bovendien op adembenemende wijze voelbaar gemaakt hoe hij totaal meegesleept wordt door volkomen met elkaar tegenstrijdige heftige affecten, die hij zelf geheel niet doorgrondt of beheerst. Hij begrijpt minder en minder van zichzelf, wij als lezer begrijpen minder en minder van hem, en worden tegelijk meer en meer meegesleept in zijn draaikolk van ondoorgrondelijke emoties. Die draaikolk wordt, net als in het verhaal van Ole trouwens, nog versterkt door het gedrag familieleden en geliefden. Want ook dat gedrag is volstrekt grillig en onvoorspelbaar, ook de emoties van familie en vrienden zijn volkomen veranderlijk en onbegrijpelijk. Zodat Ole en Tom Roger soms pagina’s lang vergeefs proberen te begrijpen wat hun familieleden en geliefden aan het doen zijn en waarom. En wat die familieleden en vrienden hen indirect en in code duidelijk willen maken, of juist willen verbergen. En ook hoe Ole en Tom Roger op alle cryptische gedragingen en uitingen moeten reageren. Hun reflecties op anderen en hun zelfreflecties zijn dan ook doorregen van onmacht, vicieuze cirkels, koortsachtige twijfels, vertwijfelde en soms ronduit paranoïde speculaties, en achtbanen van adembenemende stemmingswisselingen. Hun hoofden draaien dus maar door, en door, en door. Wat dan weer leidt tot nieuwe grilligheden in hun toch al zo kolkende gemoed. In de binnenwereld en buitenwereld van Ole en Tom Roger woekeren kortom chaos, moedwil, misverstand. Elk houvast verbrokkelt en verbrokkelt. En dat intensiveert nog de toch al intense, ruwe en ongepolijste emoties. Onbestemde onrust ontaardt in gillende angst, irritatie in redeloze woede, aarzeling in verlammende paniek. Temeer omdat Ole en vooral Tom Roger die emoties volkomen ongefilterd en ongecensureerd doorleven. Wat Carl Frode Tiller op adembenemend intense wijze voelbaar maakt.
Dat alles gebeurt ook, zij het op relaxtere wijze, in het verhaal van Paula, die niet voor niets zegt dat Berit en zij vooral met elkaar verbonden waren omdat ze allebei te kampen hadden met geheime afgronden in hun ziel. Haar verhaal werpt bovendien een wel heel verrassend nieuw en duister licht op het raadsel dat David voor zichzelf moet zijn, en op de motieven en innerlijke roerselen van zijn moeder Berit. Want die motieven en roerselen zijn wel heel heftig, schrijnend, stuitend, onverklaarbaar en ongerijmd. En moeilijk te duiden. Niet alleen door hun complexiteit, maar ook omdat ze ons worden verteld door Paula, een onbetrouwbare verteller die haar brief ook nog eens door een lang niet alles begrijpende tussenpersoon laat schrijven. En andere personages in "Omcirkeling I" en "Omcirkeling II" zeggen weer heel andere dingen over Berit en de relatie tot haar zoon. We krijgen over David en zijn moeder dus geen netjes afgehecht verhaal, maar juist een caleidoscoop van gefragmenteerde en onderling zeer verschillende brokstukken. Waar in deel III vast nog heel verrassende nieuwe brokstukken bij gaan komen. Zodat de caleidoscoop vast nog grilliger en verbrokkelder wordt. En precies dat fascineert en verlokt mij veel meer dan welk afgehecht verhaal dan ook.
Wie of wat is David, en waar komt hij vandaan? Is hij inderdaad evenzeer van alle wetten vrijgevochten als sommige van zijn jeugdvrienden, en even vol van innerlijke woede? Dompelde hij zich als kind inderdaad onder in fantasiewerelden vol chaotische en troebele onderstromen, die wellicht gevoed werden door agressie en regelrechte angst? Is dat, samen wellicht met zijn compromisloze aandrang om zich van alle knellende conventies te bevrijden, misschien de drijvende kracht achter zijn schrijverschap? Of zelfs van zijn ganse bestaan? Is hij trouwens echt zijn geheugen en zijn identiteit kwijt? Of is de oproep om hem brieven te schrijven een buitenissig romanproject van David, waarin alle conventies worden getart? Zo ja, is dat dan een smakeloze grap, een idiote provocatie, een verwerpelijke act? Of is dat romanproject juist een intense zoektocht naar zijn eigen onbekende bronnen en de lacunes in zijn eigen ik- beeld? En wie weet ook naar zijn onbekende biologische vader, en zijn zo paradoxaal- raadselachtige moeder? Die door haar duisterheid ook een grote onbekende is, en bovendien wellicht niet eens echt Davids moeder? Dat soort vragen bespoken mij na "Omcirkeling II". Ik ga dus meteen verder met "Omcirkeling III", hopend dat deze prangende vragen nog verder gaan worden verdiept.
1
Reageer op deze recensie