Lezersrecensie
Swingend, verrassend en intens slot van een enorm meeslepende en raadselachtige trilogie
De trilogie "Omcirkeling", van de Noor Carl Frode Tiller (1970), is binnen en buiten Noorwegen luid bejubeld. Dat vind ik helemaal terecht: na "Omcirkeling I" moest ik meteen "Omcirkeling II" verslinden, daarna moest ik direct verder met "Omcirkeling III", en nu ik dat uit heb wil ik eigenlijk weer helemaal opnieuw beginnen. En nog een keer. En nog een keer. Want elk deel van deze trilogie is een onnavolgbaar intense en voortdurend verrassende belevenis, terwijl deel II zelfs nog enerverender is dan deel I al was en deel III zelfs nog weer verbluffender is dan deel II. Daar komt nog bij dat al die delen elkaar nog verrijken door hun contrasten en hun verschillen van perspectief. Bovendien worden in deel III alle aarzelende conclusies en hypotheses in de eerste twee delen weer volkomen op losse schroeven gezet. Ik ken kortom nauwelijks trilogieën die zo enorm intens en vol verrassingen zijn, tot en met de slotzin. En ik heb werkelijk geen idee hoe Tiller hem dat geflikt heeft. OoK snap ik niet waarom hij zoveel minder bekend is dan zijn roemruchte landgenoten Knausgard en Fosse. Want ik hou erg van die twee Noorse giganten, maar Tiller is naar mijn smaak zeker niet minder. En wel totaal anders.
De opmerkelijke premisse van de trilogie is dat ene David, door zijn totale geheugenverlies, niet meer weet wie hij was en is, en via de krant een oproep doet (of laat doen) aan vrienden en kennissen om hem brieven te schrijven die kunnen helpen om deze lacunes te vullen. In deel I en II schrijven in totaal zes personages (dus drie per deel) inderdaad meerdere brieven met herinneringen aan wie en wat David voor hen was. Maar ze onderzoeken via die herinneringen vooral ook wie en wat zij zelf waren. Te meer omdat zij die brieven afwisselen met het vertellen van hun levensverhaal, dat dan weer niet aan David is gericht, en waaruit vele details niet in de brieven terechtkomen. Elk personage blijkt in die levensverhalen een afgrondelijk raadsel op zich: hun levens zijn van onbegrijpelijke crises en onverklaarbare duistere onderstromen doordesemd, zij hebben alle greep verloren op wie zij zijn en wat zij doen, ze begrijpen ook zelf helemaal niks meer van de destructieve gedragspatronen waarin ze gevangen zitten, en ze weten totaal niet wie zij zijn en hoe zij zo zijn geworden. Laat staan waarom. Want voor hen is er geen waarom, geen eenheid, geen overkoepelend en zingevend verband. Vooral in hun levensverhalen spat de intense en steeds toenemende verbijstering en frustratie daarover werkelijk van alle pagina's. Wat adembenemend is om te lezen.
In de brieven worden de adembenemende raadsels zelfs nog verder vergroot. Ten eerste omdat de zelfreflecties volop zijn doordesemd met nieuwe raadsels, paradoxen, duisterheden en verrassingen. Maar ook omdat elk personage totaal andere perspectieven heeft op David. En die perspectieven vullen elkaar niet aan, maar halen elkaar onderuit. Voor zover ze zichzelf door al hun innerlijke tegenspraken al niet onderuit halen. Wat vermoedelijk ook komt door de veelvormige natuur van David zelf: alle personages zijn volkomen anders en zien David dus volkomen anders, maar David lijkt bovendien zelf ook een wel heel complexe, veelkantige en ongrijpbare persoon. Net als alle andere personages, net als de vele intrigerende bijfiguren in de diverse brieven en levensverhalen. Door dat alles is de Omcirkeling- trilogie een ongelofelijk complexe en fascinerende caleidoscoop, vol raadselachtige brokstukken en meerduidige splinters die weigeren een geheel te worden. Vol met heel markante en raadselachtige personages bovendien, die geheel verschillende wereldbeelden en subculturen belichamen. Waardoor de trilogie ook nog eens fascinerend meerstemmig wordt: geen harmonieuze samenklank, maar een chaotische polyfonie. Zo chaotisch en meerduidig is kennelijk de werkelijkheid, volgens Tiller. Zo complex en veranderlijk zijn volgens hem kennelijk mens en wereld. En dus reageert hij met een trilogie die deze complexiteit in al zijn rijke grilligheid toont en voelbaar maakt. Ruim 1000 bladzijden lang.
Ook in deel III zijn weer drie verschillende personages aan het woord. Ten eerste Marius, die David schrijft omdat zij als het ware elkaars leven hebben geleefd. Al was het maar omdat ze allebei hun biologische vader en wellicht ook hun biologische moeder niet hebben gekend, maar geheel anders zijn omgegaan met die niet te repareren lacune in hun leven. En Marius heeft nog met heel andere worstelingen te maken, waaraan hij op ongelofelijk spectaculaire wijze helemaal kapot gaat. En daarbij duikt hij soms helemaal in elkaar, met schrijnende pijn vanwege de dingen die hij zelf zegt, denkt en doet. Daarna neemt Susanne het woord, de ex- vriendin van David, die - op basis van haar werkelijk ongehoord indringend beschreven ervaringen - militant feministisch is geworden, maar die ook woedend is over hoe David deze ervaringen en haar ingrijpende persoonlijke keuzes beschreef in een sleutelroman. Zij ervaart de versie die David van haar leven gaf als een verkrachting tot in het diepst van haar wezen, als een volmaakt abjecte vertekening van al haar trauma's, en neemt op werkelijk enorm originele en vernuftige wijze wraak daarvoor. En de derde die aan het woord komt is, verrassing verrassing, David zelf.
In "Omcirkeling I" en "Omcirkeling II" rees al de vraag of David nou echt zijn geheugen kwijt is, en of de oproep om hem brieven te schrijven wellicht niet een buitenissig experimenteel roman-project is van David, of een smakeloze grap, of juist een wanhopige zoektocht naar zijn bronnen en de niet te dichten lacunes in zijn kennis en zijn leven. Maar in "Omcirkeling III" blijkt dat op heel verrassende wijze toch weer anders in elkaar te zitten: inderdaad is David zijn geheugen niet kwijt, maar de oproep om hem brieven te schrijven is niet zijn oproep, en als er inderdaad sprake is van een roman- project (wat tot het eind volkomen onzeker blijft), dan is dat niet zijn project. Bovendien, nu we David zelf aan het woord zien, begrijpen we nog minder van de brieven dan we al deden. Want David offreert ons weer heel andere perspectieven op zijn leven, zij het met net zo veel existentiële woede en frustratie als de andere personages hebben. Ook zijn er geen brieven van David, maar wel verslagen van zijn gesprekken met een psychiater, waarin uiterst destructieve kanten aan de orde komen die door geen van de andere personages werden vermoed. Ook al zijn sommige van die kanten wellicht barokke verzinsels, of bizarre gedachte- experimenten. Maar uit wat voor irrationele onderstromen komen die verzinsels voort!? En welke bizarre werkelijkheden verbergen zij!? Hoe dan ook wordt de trilogie hier alleen nog maar raadselachtiger en complexer van, omdat David op wel heel versluierende en zichzelf verbergende wijze over die -al dan niet geveinsde- destructieve kanten spreekt. Zodanig dat zelfs ook zijn psychiater voor onoplosbare raadsels blijft staan. Bovendien lijken die destructieve kanten volkomen te ontsnappen aan welke rationele duiding dan ook: David WIL er alleen maar in versluierende en omcirkelende bewoordingen over spreken, of in leugens die de onuitspreekbare waarheid coderen en vervormen, maar hij KAN vermoedelijk ook niet anders. Wat Tiller echt geniaal voelbaar maakt in de innerlijke monologen, waarin Davids woede en frustratie op adembenemende wijze maar aanzwelt en aanzwelt en aanzwelt, zonder dat hij daar ook maar enige greep op heeft en zonder dat hij zelf ook maar bij benadering begrijpt waarom. Sterker nog: soms luistert hij verbijsterd naar de klank van zijn eigen stem, en naar de ongerijmde dingen die hij zegt. Alsof een voor hem totaal onbekend iemand ineens al zijn gedachten en handelingen van hem overneemt. Alsof 'iets' wat voor David volkomen onbekend is, toch spreekt en denkt en handelt in Davids plaats. Alsof David voor zichzelf een grote onbekende is geworden. Of altijd al is geweest.
En dat is hij ook voor ons. Want het is ook voor de lezers niet te geloven hoe de innerlijke woede van David steeds maar tot orkaankracht blijft aanzwellen en aanzwellen, hoe ongehoord gekrenkt hij raakt van erg alledaagse - hoewel soms écht wel bloedirritante of ronduit gênante- voorvallen, hoe hij zichzelf soms helemaal verstrikt in uitgesponnen en bizarre theorieën over de voze verborgen bedoelingen van zijn medemensen, en hoe hij zijn dierbaren soms intens gemeen treitert. Om dan ineens overmand te worden door bijna ondraaglijke spijt en enorme gevoelens van liefde voor de mensen die hij net nog tot bloedens toe treiterde. En om meteen daarna weer die spijt en liefde opgeslokt te zien worden door nieuwe woede, nieuwe frustratie, nieuwe emoties van existentiële gekrenktheid. Op het einde van Omcirkeling III is er dan weer sprake van een onverwachte nieuwe situatie met nieuwe perspectieven op een voor David ongekend nieuw geluk. Maar ook dan heeft hij te kampen met veel onrust en gevoelens van onwerkelijkheid, met paranoïde vermoedens over de ware motieven van zijn familie en dierbaren, en zelfs met angst voor zijn leven. Ook al vermaant hij zichzelf dat hij zulke slechte gedachten niet moet hebben. En eindelijk eens moet leren om de simpele waarheid als een simpele waarheid te accepteren. Maar hij weet ook weer niet zeker dat dit echt zo is. Net zo min als de lezer. En ja, als lezer begrijp je zonder meer dat David en de andere personages naar simpele waarheid snakken, maar je wordt er vooral pagina na pagina van doordrongen hoe bodemloos en ondraaglijk complex de waarheid voor hen doorgaans is.
Dit alles wordt volkomen onnavolgbaar op papier gezet, en op meesterlijke wijze 'larger than life' opgeschreven. Tegelijk is dit alles echter, voor mij althans en wellicht ook voor u, toch verontrustend herkenbaar. Want we hebben allemaal onze irrationele momenten waarin we maar malen en malen in ons hoofd, of waarin we anderen redeloos krenken of door anderen redeloos gekrenkt worden. We zijn allemaal wel eens tot in onze haarvaten gekrenkt, gefrustreerd, teleurgesteld en boos, zonder dat dit helemaal terecht is, en we doen allemaal wel dingen waar we ons later niet meer in kunnen en willen herkennen. Maar deze helaas maar al te herkenbare redeloosheid wordt nog tot cycloonkracht versterkt en tot in het groteske uitvergroot in de drie delen van "Omcirkeling". Want bij David, en bij diverse andere personages, is die redeloosheid nauwelijks meer door de ratio of door conventies gedempt of gefilterd. Wij dekken zulke zaken toe, ook voor en binnen onszelf, maar zij doen dat niet. David en de andere personages zijn dus misschien niet zozeer redelozer en grilliger dan wij, maar vooral veel ongefilterder en ongedempter. Dus als wij verbijsterd kijken naar deze personages, kijken we misschien indirect ook verbijsterd naar onszelf. En omcirkelen we misschien ook de raadsels die wij zijn voor onszelf en voor anderen. Of de onbekenden die wij zijn voor onszelf en de anderen. Of de raadselachtige monstruositeiten die wij scherper in al hun raadselachtige onbekendheid zouden zien, als wij ons ten volle zouden kunnen én durven verdiepen in onszelf en de anderen. En dat is misschien wel de kernboodschap van deze trilogie: zo raadselachtig, grillig en complex als deze personages zijn ook wij; zo enorm gecompliceerd, enigmatisch en meerstemmig als dit boek is ook de wereld.
Niet alleen de stijl, maar ook de structuur van de trilogie draagt flink bij aan de raadselachtigheid ervan. Drie delen, en elk deel bestaat ook weer uit drie delen, met in elk deel een ander personage dat als ik- figuur centraal staat in zijn levensverhaal en in zijn in het verlengde daarvan geschreven brieven. Ik zei al dat die brieven en levensverhalen, door hun grilligheid en al hun onderlinge verschillen, zorgen voor veel meerstemmigheid en complexiteit. Tegelijk echter maakt deze structuur fraai voelbaar dat het verhaal niet één duidelijk aanwijsbaar centrum heeft en ook niet één identificeerbare en alwetende verteller. Veel draait om David, maar meestal is hij niet zelf aan het woord. De aan David gerichte brieven, waarin hij steeds op totaal verschillende wijze 'belicht' wordt, roepen bovendien een volkomen versplinterde werkelijkheid op. Soms is ook de onbetrouwbaarheid van de verteller een expliciet thema. Het levensverhaal en de brieven van Arvid in "Omcirkeling I" zijn bijvoorbeeld leugenachtig of onwaarachtig, misschien, en zijn in elk geval niet zomaar te vertrouwen. Sommige van de brieven in "Omcirkeling II" zijn niet door het personage zelf geschreven, maar door een niet alles begrijpende tussenpersoon. De psychiater en David voeren heel ingewikkelde twistgesprekken over de juiste interpretatie van Davids leven, en over de vraag welke diepere waarheden er mogelijk verborgen liggen onder Davids soms ronduit verbijsterende leugens en rookgordijnen. Susanne is woedend over de versie van haar leven die David in zijn roman heeft geschetst, en tegelijk weten wij niet of haar eigen versie waarheidsgetrouwer is. En David is op het eind van "Omcirkeling III" geroerd door de compassie en zorg die schuilgaat onder alle brieven, maar eerder wantrouwde hij ze allemaal tot op het bot. Niet alleen omdat hij de in die brieven geschetste werkelijkheid niet herkent. Maar ook omdat die brieven geredigeerd lijken, omgewerkt en opnieuw gecomponeerd door 'iemand anders'. Zodat ze beter publiceerbaar worden, beter functioneren als onderdeel van een roman die een artistieke maar discutabele versie van zijn leven presenteert. Zoals zijn eigen roman een discutabele eigen versie presenteerde van het leven van Susanne.
Als lezer krijg je soms een vergelijkbaar gevoel, dat eigenlijk al een tijd lang sluimerde maar dat door de vragen van David nog verder wordt aangewakkerd. Want hoe kan het dat in al die zo enorm verschillende levensverhalen en brieven toch vaak dezelfde formuleringen en uitdrukkingen opduiken? Zoals "ik weet het niet" en "niet te geloven"? Hoe kan het dat in zo'n meerstemmige roman de personages toch vaak met één stem lijken te spreken? Is dat wellicht omdat er achter alle zo verschillende auteurs toch één andere persoon schuilt die alles redigeert maar zichzelf niet toont? Tot wie spreken bovendien de ik- figuren in de levensverhalen? Niet tot David, zoals ze in de brieven doen, maar tot wie dan wel? Ja, tot de lezer, natuurlijk. Maar wie heeft eigenlijk die levensverhalen en brieven in groepjes bij elkaar gezet? En wie is eigenlijk verantwoordelijk voor die zo symmetrische structuur van deze trilogie van drie romans die alle drie uit drie delen bestaan? Dat soort vragen roept deze roman op, met name in het derde deel van "Omcirkeling III" Door dat soort vragen op te roepen presenteert deze roman zich als een artificieel construct zonder duidelijk centrum. Door zich zo te presenteren vergroot en benadrukt de roman zijn eigen vreemdheid. En op die manier maakt deze trilogie ook via zijn constructie duidelijk en voelbaar dat het een vreemd en raadselachtig boek wil zijn over de vreemde raadselachtigheid van mens en wereld. Ongelofelijk vernuftig, vind ik.
Ik ben kortom opgetogen over de stijl en structuur van dit boek, en over de werkelijk compromisloze intensiteit en complexiteit ervan. En ik juich toe dat deze trilogie van deze, mij tot voor kort geheel onbekende Noor nu in het Nederlands is vertaald. Naar zijn eveneens door Kor de Vries vertaalde debuut (Het begin) ga ik nu op zoek. En naar nieuwe vertalingen van Tiller kijk ik gretig uit!
De opmerkelijke premisse van de trilogie is dat ene David, door zijn totale geheugenverlies, niet meer weet wie hij was en is, en via de krant een oproep doet (of laat doen) aan vrienden en kennissen om hem brieven te schrijven die kunnen helpen om deze lacunes te vullen. In deel I en II schrijven in totaal zes personages (dus drie per deel) inderdaad meerdere brieven met herinneringen aan wie en wat David voor hen was. Maar ze onderzoeken via die herinneringen vooral ook wie en wat zij zelf waren. Te meer omdat zij die brieven afwisselen met het vertellen van hun levensverhaal, dat dan weer niet aan David is gericht, en waaruit vele details niet in de brieven terechtkomen. Elk personage blijkt in die levensverhalen een afgrondelijk raadsel op zich: hun levens zijn van onbegrijpelijke crises en onverklaarbare duistere onderstromen doordesemd, zij hebben alle greep verloren op wie zij zijn en wat zij doen, ze begrijpen ook zelf helemaal niks meer van de destructieve gedragspatronen waarin ze gevangen zitten, en ze weten totaal niet wie zij zijn en hoe zij zo zijn geworden. Laat staan waarom. Want voor hen is er geen waarom, geen eenheid, geen overkoepelend en zingevend verband. Vooral in hun levensverhalen spat de intense en steeds toenemende verbijstering en frustratie daarover werkelijk van alle pagina's. Wat adembenemend is om te lezen.
In de brieven worden de adembenemende raadsels zelfs nog verder vergroot. Ten eerste omdat de zelfreflecties volop zijn doordesemd met nieuwe raadsels, paradoxen, duisterheden en verrassingen. Maar ook omdat elk personage totaal andere perspectieven heeft op David. En die perspectieven vullen elkaar niet aan, maar halen elkaar onderuit. Voor zover ze zichzelf door al hun innerlijke tegenspraken al niet onderuit halen. Wat vermoedelijk ook komt door de veelvormige natuur van David zelf: alle personages zijn volkomen anders en zien David dus volkomen anders, maar David lijkt bovendien zelf ook een wel heel complexe, veelkantige en ongrijpbare persoon. Net als alle andere personages, net als de vele intrigerende bijfiguren in de diverse brieven en levensverhalen. Door dat alles is de Omcirkeling- trilogie een ongelofelijk complexe en fascinerende caleidoscoop, vol raadselachtige brokstukken en meerduidige splinters die weigeren een geheel te worden. Vol met heel markante en raadselachtige personages bovendien, die geheel verschillende wereldbeelden en subculturen belichamen. Waardoor de trilogie ook nog eens fascinerend meerstemmig wordt: geen harmonieuze samenklank, maar een chaotische polyfonie. Zo chaotisch en meerduidig is kennelijk de werkelijkheid, volgens Tiller. Zo complex en veranderlijk zijn volgens hem kennelijk mens en wereld. En dus reageert hij met een trilogie die deze complexiteit in al zijn rijke grilligheid toont en voelbaar maakt. Ruim 1000 bladzijden lang.
Ook in deel III zijn weer drie verschillende personages aan het woord. Ten eerste Marius, die David schrijft omdat zij als het ware elkaars leven hebben geleefd. Al was het maar omdat ze allebei hun biologische vader en wellicht ook hun biologische moeder niet hebben gekend, maar geheel anders zijn omgegaan met die niet te repareren lacune in hun leven. En Marius heeft nog met heel andere worstelingen te maken, waaraan hij op ongelofelijk spectaculaire wijze helemaal kapot gaat. En daarbij duikt hij soms helemaal in elkaar, met schrijnende pijn vanwege de dingen die hij zelf zegt, denkt en doet. Daarna neemt Susanne het woord, de ex- vriendin van David, die - op basis van haar werkelijk ongehoord indringend beschreven ervaringen - militant feministisch is geworden, maar die ook woedend is over hoe David deze ervaringen en haar ingrijpende persoonlijke keuzes beschreef in een sleutelroman. Zij ervaart de versie die David van haar leven gaf als een verkrachting tot in het diepst van haar wezen, als een volmaakt abjecte vertekening van al haar trauma's, en neemt op werkelijk enorm originele en vernuftige wijze wraak daarvoor. En de derde die aan het woord komt is, verrassing verrassing, David zelf.
In "Omcirkeling I" en "Omcirkeling II" rees al de vraag of David nou echt zijn geheugen kwijt is, en of de oproep om hem brieven te schrijven wellicht niet een buitenissig experimenteel roman-project is van David, of een smakeloze grap, of juist een wanhopige zoektocht naar zijn bronnen en de niet te dichten lacunes in zijn kennis en zijn leven. Maar in "Omcirkeling III" blijkt dat op heel verrassende wijze toch weer anders in elkaar te zitten: inderdaad is David zijn geheugen niet kwijt, maar de oproep om hem brieven te schrijven is niet zijn oproep, en als er inderdaad sprake is van een roman- project (wat tot het eind volkomen onzeker blijft), dan is dat niet zijn project. Bovendien, nu we David zelf aan het woord zien, begrijpen we nog minder van de brieven dan we al deden. Want David offreert ons weer heel andere perspectieven op zijn leven, zij het met net zo veel existentiële woede en frustratie als de andere personages hebben. Ook zijn er geen brieven van David, maar wel verslagen van zijn gesprekken met een psychiater, waarin uiterst destructieve kanten aan de orde komen die door geen van de andere personages werden vermoed. Ook al zijn sommige van die kanten wellicht barokke verzinsels, of bizarre gedachte- experimenten. Maar uit wat voor irrationele onderstromen komen die verzinsels voort!? En welke bizarre werkelijkheden verbergen zij!? Hoe dan ook wordt de trilogie hier alleen nog maar raadselachtiger en complexer van, omdat David op wel heel versluierende en zichzelf verbergende wijze over die -al dan niet geveinsde- destructieve kanten spreekt. Zodanig dat zelfs ook zijn psychiater voor onoplosbare raadsels blijft staan. Bovendien lijken die destructieve kanten volkomen te ontsnappen aan welke rationele duiding dan ook: David WIL er alleen maar in versluierende en omcirkelende bewoordingen over spreken, of in leugens die de onuitspreekbare waarheid coderen en vervormen, maar hij KAN vermoedelijk ook niet anders. Wat Tiller echt geniaal voelbaar maakt in de innerlijke monologen, waarin Davids woede en frustratie op adembenemende wijze maar aanzwelt en aanzwelt en aanzwelt, zonder dat hij daar ook maar enige greep op heeft en zonder dat hij zelf ook maar bij benadering begrijpt waarom. Sterker nog: soms luistert hij verbijsterd naar de klank van zijn eigen stem, en naar de ongerijmde dingen die hij zegt. Alsof een voor hem totaal onbekend iemand ineens al zijn gedachten en handelingen van hem overneemt. Alsof 'iets' wat voor David volkomen onbekend is, toch spreekt en denkt en handelt in Davids plaats. Alsof David voor zichzelf een grote onbekende is geworden. Of altijd al is geweest.
En dat is hij ook voor ons. Want het is ook voor de lezers niet te geloven hoe de innerlijke woede van David steeds maar tot orkaankracht blijft aanzwellen en aanzwellen, hoe ongehoord gekrenkt hij raakt van erg alledaagse - hoewel soms écht wel bloedirritante of ronduit gênante- voorvallen, hoe hij zichzelf soms helemaal verstrikt in uitgesponnen en bizarre theorieën over de voze verborgen bedoelingen van zijn medemensen, en hoe hij zijn dierbaren soms intens gemeen treitert. Om dan ineens overmand te worden door bijna ondraaglijke spijt en enorme gevoelens van liefde voor de mensen die hij net nog tot bloedens toe treiterde. En om meteen daarna weer die spijt en liefde opgeslokt te zien worden door nieuwe woede, nieuwe frustratie, nieuwe emoties van existentiële gekrenktheid. Op het einde van Omcirkeling III is er dan weer sprake van een onverwachte nieuwe situatie met nieuwe perspectieven op een voor David ongekend nieuw geluk. Maar ook dan heeft hij te kampen met veel onrust en gevoelens van onwerkelijkheid, met paranoïde vermoedens over de ware motieven van zijn familie en dierbaren, en zelfs met angst voor zijn leven. Ook al vermaant hij zichzelf dat hij zulke slechte gedachten niet moet hebben. En eindelijk eens moet leren om de simpele waarheid als een simpele waarheid te accepteren. Maar hij weet ook weer niet zeker dat dit echt zo is. Net zo min als de lezer. En ja, als lezer begrijp je zonder meer dat David en de andere personages naar simpele waarheid snakken, maar je wordt er vooral pagina na pagina van doordrongen hoe bodemloos en ondraaglijk complex de waarheid voor hen doorgaans is.
Dit alles wordt volkomen onnavolgbaar op papier gezet, en op meesterlijke wijze 'larger than life' opgeschreven. Tegelijk is dit alles echter, voor mij althans en wellicht ook voor u, toch verontrustend herkenbaar. Want we hebben allemaal onze irrationele momenten waarin we maar malen en malen in ons hoofd, of waarin we anderen redeloos krenken of door anderen redeloos gekrenkt worden. We zijn allemaal wel eens tot in onze haarvaten gekrenkt, gefrustreerd, teleurgesteld en boos, zonder dat dit helemaal terecht is, en we doen allemaal wel dingen waar we ons later niet meer in kunnen en willen herkennen. Maar deze helaas maar al te herkenbare redeloosheid wordt nog tot cycloonkracht versterkt en tot in het groteske uitvergroot in de drie delen van "Omcirkeling". Want bij David, en bij diverse andere personages, is die redeloosheid nauwelijks meer door de ratio of door conventies gedempt of gefilterd. Wij dekken zulke zaken toe, ook voor en binnen onszelf, maar zij doen dat niet. David en de andere personages zijn dus misschien niet zozeer redelozer en grilliger dan wij, maar vooral veel ongefilterder en ongedempter. Dus als wij verbijsterd kijken naar deze personages, kijken we misschien indirect ook verbijsterd naar onszelf. En omcirkelen we misschien ook de raadsels die wij zijn voor onszelf en voor anderen. Of de onbekenden die wij zijn voor onszelf en de anderen. Of de raadselachtige monstruositeiten die wij scherper in al hun raadselachtige onbekendheid zouden zien, als wij ons ten volle zouden kunnen én durven verdiepen in onszelf en de anderen. En dat is misschien wel de kernboodschap van deze trilogie: zo raadselachtig, grillig en complex als deze personages zijn ook wij; zo enorm gecompliceerd, enigmatisch en meerstemmig als dit boek is ook de wereld.
Niet alleen de stijl, maar ook de structuur van de trilogie draagt flink bij aan de raadselachtigheid ervan. Drie delen, en elk deel bestaat ook weer uit drie delen, met in elk deel een ander personage dat als ik- figuur centraal staat in zijn levensverhaal en in zijn in het verlengde daarvan geschreven brieven. Ik zei al dat die brieven en levensverhalen, door hun grilligheid en al hun onderlinge verschillen, zorgen voor veel meerstemmigheid en complexiteit. Tegelijk echter maakt deze structuur fraai voelbaar dat het verhaal niet één duidelijk aanwijsbaar centrum heeft en ook niet één identificeerbare en alwetende verteller. Veel draait om David, maar meestal is hij niet zelf aan het woord. De aan David gerichte brieven, waarin hij steeds op totaal verschillende wijze 'belicht' wordt, roepen bovendien een volkomen versplinterde werkelijkheid op. Soms is ook de onbetrouwbaarheid van de verteller een expliciet thema. Het levensverhaal en de brieven van Arvid in "Omcirkeling I" zijn bijvoorbeeld leugenachtig of onwaarachtig, misschien, en zijn in elk geval niet zomaar te vertrouwen. Sommige van de brieven in "Omcirkeling II" zijn niet door het personage zelf geschreven, maar door een niet alles begrijpende tussenpersoon. De psychiater en David voeren heel ingewikkelde twistgesprekken over de juiste interpretatie van Davids leven, en over de vraag welke diepere waarheden er mogelijk verborgen liggen onder Davids soms ronduit verbijsterende leugens en rookgordijnen. Susanne is woedend over de versie van haar leven die David in zijn roman heeft geschetst, en tegelijk weten wij niet of haar eigen versie waarheidsgetrouwer is. En David is op het eind van "Omcirkeling III" geroerd door de compassie en zorg die schuilgaat onder alle brieven, maar eerder wantrouwde hij ze allemaal tot op het bot. Niet alleen omdat hij de in die brieven geschetste werkelijkheid niet herkent. Maar ook omdat die brieven geredigeerd lijken, omgewerkt en opnieuw gecomponeerd door 'iemand anders'. Zodat ze beter publiceerbaar worden, beter functioneren als onderdeel van een roman die een artistieke maar discutabele versie van zijn leven presenteert. Zoals zijn eigen roman een discutabele eigen versie presenteerde van het leven van Susanne.
Als lezer krijg je soms een vergelijkbaar gevoel, dat eigenlijk al een tijd lang sluimerde maar dat door de vragen van David nog verder wordt aangewakkerd. Want hoe kan het dat in al die zo enorm verschillende levensverhalen en brieven toch vaak dezelfde formuleringen en uitdrukkingen opduiken? Zoals "ik weet het niet" en "niet te geloven"? Hoe kan het dat in zo'n meerstemmige roman de personages toch vaak met één stem lijken te spreken? Is dat wellicht omdat er achter alle zo verschillende auteurs toch één andere persoon schuilt die alles redigeert maar zichzelf niet toont? Tot wie spreken bovendien de ik- figuren in de levensverhalen? Niet tot David, zoals ze in de brieven doen, maar tot wie dan wel? Ja, tot de lezer, natuurlijk. Maar wie heeft eigenlijk die levensverhalen en brieven in groepjes bij elkaar gezet? En wie is eigenlijk verantwoordelijk voor die zo symmetrische structuur van deze trilogie van drie romans die alle drie uit drie delen bestaan? Dat soort vragen roept deze roman op, met name in het derde deel van "Omcirkeling III" Door dat soort vragen op te roepen presenteert deze roman zich als een artificieel construct zonder duidelijk centrum. Door zich zo te presenteren vergroot en benadrukt de roman zijn eigen vreemdheid. En op die manier maakt deze trilogie ook via zijn constructie duidelijk en voelbaar dat het een vreemd en raadselachtig boek wil zijn over de vreemde raadselachtigheid van mens en wereld. Ongelofelijk vernuftig, vind ik.
Ik ben kortom opgetogen over de stijl en structuur van dit boek, en over de werkelijk compromisloze intensiteit en complexiteit ervan. En ik juich toe dat deze trilogie van deze, mij tot voor kort geheel onbekende Noor nu in het Nederlands is vertaald. Naar zijn eveneens door Kor de Vries vertaalde debuut (Het begin) ga ik nu op zoek. En naar nieuwe vertalingen van Tiller kijk ik gretig uit!
2
1
Reageer op deze recensie