Lezersrecensie
Een feest van ongeremde inventio
Ik heb mij echt uitbundig geamuseerd met "Wilhelm Meisters leerjaren" van Goethe, in de kraakverse en erg leesbare vertaling van Ria van Hengel. Begin vorig jaar vond ik Goethes "Faust" echt een feest van ongeremde inventio: Goethe bleek – tot mijn stomme verbazing- veel meer en zelfs iets totaal anders te kunnen zijn dan de klassieke en vormvaste en dus vast saaie Duitser waar ik hem altijd voor versleten had. Precies datzelfde geldt naar mijn smaak ook voor Wilhelm Meisters Leerjaren. Niet voor niets zegt Christophe Gerrewey, in De Groene: “wie alle vooroordelen over het oeuvre van de grote Europese intellectueel Goethe achter zich laat, komt tijdens het lezen van Wilhelm Meisters leerjaren terecht in een onvoorstelbaar avontuur, waarin de meeste wendingen of ideeën, al dan niet meteen, worden tegengesproken, betwijfeld of geïroniseerd". En jawel, dit klopt als een bus!
Het boek is een soort bonte mix van avonturenroman en Bildungsroman, zodanig dat de geestelijke ontwikkeling van de hoofdpersoon eigenlijk leest als een grillig, onafgerond en onuitputtelijk avontuur. Het is onmogelijk de plot samen te vatten: daarvoor is het boek (ruim 680 bladzijden) te dik en is het verhaalverloop veel te grillig. Dat maakt het boek meteen ook zo adembenemend: de volkomen onverwachte plotwendingen buitelen over elkaar heen, waarbij soms de geheimen en onthullingen en contra-onthullingen elkaar is racetempo afwisselen, zodat levensloop en levensinzicht van Wilhelm Meister in een achtbaan van averechtse voortbewegingen en tegenbewegingen terecht komt. Dat wordt dan gecombineerd met vaak heel lange (naar de smaak van sommigen wellicht ook erg langdradige) monologen of dialogen over levenskunst, theaterkunst, muziek, politiek, en weer theaterkunst. Wilhelm Meister heeft het theater lief, ontwikkelt zich tot acteur, loopt helemaal leeg in speculatieve (maar m.i. prachtige) theorieën over de genialiteit van Shakespeare en Hamlet, en speelt op een gegeven moment ook de hoofdrol in dat stuk.
Geniaal vind ik dan hoe Goethe van die toneelopvoering een werkelijk ondoorgrondelijk spel van tegenspraken en ambigue verdubbelingen maakt: Meister speelt via Hamlet in feite een verdubbeling van zijn eigen onzekerheden en twijfels, wat hem volgens sommige kijkers een talentloos acteur maakt en volgens de andere juist een groot acteur; door Hamlet te spelen komt hij tot onverwachte inzichten in zijn eigen psyche en zijn eigen schuldgevoel tot zijn dode vader, maar die inzichten worden later weer tegengesproken en betwijfeld. Via de schijnwereld van toneel komt hij dus tot allerlei esthetische inzichten, die aan de ene kant diepere waarheden lijken te zijn maar tegelijk ook wankele en discutabele schijnwaarheden. En zo wordt Wilhelm steeds weer in beweging gebracht door een intrigerende dubbelzinnige mix van schijn waarheid en diepere waarheid, van drogbeeld en (voorlopig) inzicht.
Die dubbelzinnigheid regeert ook op allerlei andere manieren. Bijvoorbeeld in de rol die zijn tijdelijk aangenomen dochter Mignon in dit boek speelt: een personage met een bijzonder ongrijpbare identiteit, jongen en meisje tegelijk, van onbekende afkomst, ogenschijnlijk zwakbegaafd en niet tot welgevormde zinnen in staat maar tegelijk heel poëtisch en zangeres van fraaie zelfbedachte liederen; op een gegeven moment sterft ze, maar leeft ze tegelijk ook als verheven kunstwerk voort terwijl tegelijk die verhevenheid weer breuken lijkt te bevatten. Ze lijkt voordat ze sterft bovendien aan de ene kant geestelijk en sociaal gestoord, terwijl ze aan de andere kant juist boven het aardse verheven lijkt als een Engel. Totaal ambigu, dus. Fascinerend is ook hoe Wilhelm niet een of twee vrouwen liefheeft als ideaal van verhevenheid, schoonheid en ‘het goede leven’ maar hoe hij door een veelvoud van volstrekt verschillende vrouwelijke ideaalbeelden wordt gegrepen, elke keer weer op even intense wijze, en hoe die ideaalbeelden keer weer in lucht en leegte vervliegen terwijl het TOCH geen drogbeelden waren. Althans, niet altijd. Maar wel zijn het altijd ongrijpbaar dubbelzinnige gestalten. En nog intrigerender is hoe Wilhelm in contact komt met allerlei figuren die zijn ‘Bildung’ ter hand willen nemen: allemaal leden van een vrij duister (en dus wederom ongrijpbaar) genootschap, allemaal heel eloquent, maar wel allemaal met een totaal ander Bildungsideaal. Op die manier zet Goethe verschillende Bildungsconcepten naast elkaar, in al hun onderlinge tegenspraak, en die tegenspraak laat hij ook bewust onaangetast, want Wilhelm Meister kiest uiteindelijk niet.
Een roman vol avonturen, gedichten, beschouwingen, gedachten en kunstzinnige passages over toneel en kunst. Maar naar mijn smaak vooral een roman vol prachtige ongrijpbaarheid en tegenspraak. Goethe heeft geen exemplarische levensloop geschreven, geen boek over iemand die een lineaire ontwikkeling doormaakt en tot een duidelijke en voorbeeldige slotsom komt. Integendeel, hij schotelt ons een bonte caleidoscoop voor van verschillende perspectieven, en activeert daarmee ons brein en onze verbeeldingskracht. Hij creëert een achtbaan vol plotwendingen en tegenspraken, en geeft ons daarmee een leesavontuur waarover we nog tijden lang genietend kunnen namijmeren. Hij geeft geen wijze levensles, maar een bont en grillig beeld van de bonte en grillige rijkdom van het leven. En daarmee heeft hij mij in elk geval drie weken flink leesplezier bezorgd.
Het boek is een soort bonte mix van avonturenroman en Bildungsroman, zodanig dat de geestelijke ontwikkeling van de hoofdpersoon eigenlijk leest als een grillig, onafgerond en onuitputtelijk avontuur. Het is onmogelijk de plot samen te vatten: daarvoor is het boek (ruim 680 bladzijden) te dik en is het verhaalverloop veel te grillig. Dat maakt het boek meteen ook zo adembenemend: de volkomen onverwachte plotwendingen buitelen over elkaar heen, waarbij soms de geheimen en onthullingen en contra-onthullingen elkaar is racetempo afwisselen, zodat levensloop en levensinzicht van Wilhelm Meister in een achtbaan van averechtse voortbewegingen en tegenbewegingen terecht komt. Dat wordt dan gecombineerd met vaak heel lange (naar de smaak van sommigen wellicht ook erg langdradige) monologen of dialogen over levenskunst, theaterkunst, muziek, politiek, en weer theaterkunst. Wilhelm Meister heeft het theater lief, ontwikkelt zich tot acteur, loopt helemaal leeg in speculatieve (maar m.i. prachtige) theorieën over de genialiteit van Shakespeare en Hamlet, en speelt op een gegeven moment ook de hoofdrol in dat stuk.
Geniaal vind ik dan hoe Goethe van die toneelopvoering een werkelijk ondoorgrondelijk spel van tegenspraken en ambigue verdubbelingen maakt: Meister speelt via Hamlet in feite een verdubbeling van zijn eigen onzekerheden en twijfels, wat hem volgens sommige kijkers een talentloos acteur maakt en volgens de andere juist een groot acteur; door Hamlet te spelen komt hij tot onverwachte inzichten in zijn eigen psyche en zijn eigen schuldgevoel tot zijn dode vader, maar die inzichten worden later weer tegengesproken en betwijfeld. Via de schijnwereld van toneel komt hij dus tot allerlei esthetische inzichten, die aan de ene kant diepere waarheden lijken te zijn maar tegelijk ook wankele en discutabele schijnwaarheden. En zo wordt Wilhelm steeds weer in beweging gebracht door een intrigerende dubbelzinnige mix van schijn waarheid en diepere waarheid, van drogbeeld en (voorlopig) inzicht.
Die dubbelzinnigheid regeert ook op allerlei andere manieren. Bijvoorbeeld in de rol die zijn tijdelijk aangenomen dochter Mignon in dit boek speelt: een personage met een bijzonder ongrijpbare identiteit, jongen en meisje tegelijk, van onbekende afkomst, ogenschijnlijk zwakbegaafd en niet tot welgevormde zinnen in staat maar tegelijk heel poëtisch en zangeres van fraaie zelfbedachte liederen; op een gegeven moment sterft ze, maar leeft ze tegelijk ook als verheven kunstwerk voort terwijl tegelijk die verhevenheid weer breuken lijkt te bevatten. Ze lijkt voordat ze sterft bovendien aan de ene kant geestelijk en sociaal gestoord, terwijl ze aan de andere kant juist boven het aardse verheven lijkt als een Engel. Totaal ambigu, dus. Fascinerend is ook hoe Wilhelm niet een of twee vrouwen liefheeft als ideaal van verhevenheid, schoonheid en ‘het goede leven’ maar hoe hij door een veelvoud van volstrekt verschillende vrouwelijke ideaalbeelden wordt gegrepen, elke keer weer op even intense wijze, en hoe die ideaalbeelden keer weer in lucht en leegte vervliegen terwijl het TOCH geen drogbeelden waren. Althans, niet altijd. Maar wel zijn het altijd ongrijpbaar dubbelzinnige gestalten. En nog intrigerender is hoe Wilhelm in contact komt met allerlei figuren die zijn ‘Bildung’ ter hand willen nemen: allemaal leden van een vrij duister (en dus wederom ongrijpbaar) genootschap, allemaal heel eloquent, maar wel allemaal met een totaal ander Bildungsideaal. Op die manier zet Goethe verschillende Bildungsconcepten naast elkaar, in al hun onderlinge tegenspraak, en die tegenspraak laat hij ook bewust onaangetast, want Wilhelm Meister kiest uiteindelijk niet.
Een roman vol avonturen, gedichten, beschouwingen, gedachten en kunstzinnige passages over toneel en kunst. Maar naar mijn smaak vooral een roman vol prachtige ongrijpbaarheid en tegenspraak. Goethe heeft geen exemplarische levensloop geschreven, geen boek over iemand die een lineaire ontwikkeling doormaakt en tot een duidelijke en voorbeeldige slotsom komt. Integendeel, hij schotelt ons een bonte caleidoscoop voor van verschillende perspectieven, en activeert daarmee ons brein en onze verbeeldingskracht. Hij creëert een achtbaan vol plotwendingen en tegenspraken, en geeft ons daarmee een leesavontuur waarover we nog tijden lang genietend kunnen namijmeren. Hij geeft geen wijze levensles, maar een bont en grillig beeld van de bonte en grillige rijkdom van het leven. En daarmee heeft hij mij in elk geval drie weken flink leesplezier bezorgd.
2
Reageer op deze recensie