Meer dan 6,0 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Een fascinerend pointillistisch zelfportret in ogenschijnlijk onsamenhangende zinnen

Nico van der Sijde 19 oktober 2024
"Zelfportret" van Édouard Levé (1965-2007) is zonder meer een sensatie, een tekst zoals je die maar zelden ziet. Mede dankzij de heel soepel lezende vertaling van Katrien Vandenberghe. Samen met "Zelfmoord", Levé’s laatste boek dat echter door Koppernik in 2021 al werd vertaald, schijnt het bovendien een intrigerend tweeluik te zijn. Dus naar dat boek ga ik meteen op zoek, want "Zelfportret" smaakt voor mij zeer naar meer. Dat is namelijk een inspirerend ongewone, al dan niet gefictionaliseerde autobiografie in 110 bladzijden. Vol met zinnen die nauwelijks met elkaar samen lijken te hangen. Zonder hoofdstuktitels, zonder alinea’s, zonder witregels, zonder inspringende regels. Eén hermetisch gesloten blok tekst dus, ogenschijnlijk zonder enig patroon, zonder enige orde, en zonder enige hiërarchie.

Maar hoe ziet zo’n tekst er dan uit? Ik citeer de eerste zinnen: “Als puber dacht ik dat 'Het leven een gebruiksaanwijzing' me zou helpen met leven en 'Suïcide gebruiksaanwijzing' met sterven. Ik heb drie jaar en drie maanden in het buitenland doorgebracht. Ik kijk liever naar links. Een van mijn vrienden schept genoegen in ontrouw. Het einde van een reis bezorgt me dezelfde tristesse als het einde van een roman. Ik vergeet wat me niet bevalt. Onbewust heb ik misschien gesproken met iemand die iemand heeft gedood. Ik kijk in steegjes. Ik ben niet bang voor wat er na het leven komt. Ik luister maar half naar wat me gezegd wordt”.

De Amerikaanse schrijver Jesse Ball bejubelde deze stijl in zijn eigen "Zelfportret": door Levé “wordt het ene feit niet boven het andere verheven, maar staan de feiten in een vruchteloos kluitje naast elkaar, als een leven”. Aldus Ball. In een normaal zelfportret lijkt het leven een zinvol patroon te hebben, maar de lukrake opvolging van zinnen in Levé’s "Zelfportret" lijkt even ongeordend en ad random als het zo grillige leven zelf. Het zelfportret lijkt daardoor pointillistisch, puur opgetrokken uit betekenisloze punten zonder lijnen ertussen. Net als het door Levé zelf getekende zelfportret op de voorkant van dit boekje. Als om uit te drukken dat het leven ook geen lijnen heeft, zodat elk realistisch zelfportret per definitie pointillistisch is. Of tot het uiterste gefragmenteerd. En juist dat is zo fascinerend. Voor Ball, maar ook voor mij.

Bovendien zijn veel van Levé’s zinnen op verfrissende wijze "infra- ordinaire", oftewel "onder-gewoon", om een term te lenen van de door Levé bewonderde Georges Perec. Ze staan immers bol van betekenisloze ruis, en van zinloze details die zelfs in het meest gewone verhaal te banaal of te futiel zijn om erover te vertellen. Of van fenomenen die zo enorm normaal zijn dat je ze daardoor nauwelijks meer ziet. En die in normale verhalen of zelfportretten dan ook geen enkele aandacht zouden krijgen. Ook het meest gewone verhaal zet sommige zaken op de voorgrond, andere op de achtergrond. Levé’s "Zelfportret" echter maakt geen onderscheid tussen voor- en achtergrond. Zodat er voluit aandacht is voor het “onder- gewone” dat doorgaans op, in, of zelfs achter de achtergrond zou verdwijnen. Die aandacht lijkt echter heel vluchtig, en lijkt steeds na één zin alweer vervlogen te zijn. Zodat dit zelfportret alleen maar lijkt te bestaan uit gefragmenteerde details, die volkomen efemeer zijn en nauwelijks samenhangen, en die allemaal even buitengewoon, gewoon of onder- gewoon lijken. Dat vind ik fascinerend, omdat deze niet- ordenende (of anders- ordenende) blik op de wereld zo totaal anders is dan de mijne. En dus perspectieven opent die mij geheel onbekend zijn, zodat ik aandachtig kijk naar fenomenen die ik in mijn dagelijks leven nooit zou opmerken.

Levé heeft dus volgens mij dezelfde fascinatie voor het onder- gewone als de door hem bewonderde Georges Perec. Ook noemt hij in zijn openingsregel niet voor niets "Het leven een gebruiksaanwijzing": Perecs magnum opus, maar ook een van de belangrijkste boeken van de Oulipo- beweging. De aanhangers van Oulipo (Perec, maar o.a. ook Queneau en Calvino) waren gefascineerd door het gebruik van heel strikte, maar ook heel arbitraire en buitenissige regels en zelfbeperkingen. Want juist dat leidde volgens hen tot een bevrijding van de creativiteit: iemand die zijn eigen individuele impulsen en ingevingen volgt is ook meteen de slaaf van zijn eigen impulsen en ingevingen, terwijl iemand die heel ingewikkelde, ongewone en strikte regels volgt zichzelf juist deels bevrijdt van zijn individuele impulsen. En bovendien om los te komen van de stereotypen in zijn eigen hoofd. Want door te puzzelen met zulke zelfopgelegde regels komt hij tot oplossingen en vondsten die hij anders nooit zou hebben bedacht. Vooral als die regels vreemd zijn, en haaks staan op de routineuze gewoonten en ingesleten conventies.

In "Zelfportret" noemt Levé soortgelijke activiteiten: “In Corsica heb ik met een vriend het oulipiaanse spel S + 7 gespeeld, waarbij je elk substantief in een tekst moet vervangen door het substantief dat zeven lemma’s verderop in het woordenboek staat”. Dat doet hij dan met een handleiding van een wasmachine, kennelijk met hilarische resultaten die Levé overigens niet citeert. Elders zegt hij (Oulipiaanse) plannen te hebben gehad voor een boek waarin hoofdstuktitels steeds anagrammen zijn van zijn naam. En minstens zo Oulipiaans is het volgende: “Toevallige momenten fotograferen botst met mijn aard, maar aangezien ik graag dingen doe die botsen met mijn aard, heb ik voorwendsels moeten bedenken om toevallige momenten te fotograferen, zoals drie maanden in de Verenigde Staten alleen maar naar steden reizen die homoniem zijn met steden uit andere landen: Berlin, Florence, Oxford, Canton, Jericho, Stockholm, Rio, Delhi, Amsterdam, Paris, Rome, Mexico, Syracuse, Lima, Versailles, Calcutta, Bagdad”. Dus door zichzelf een volkomen arbitraire regel op te leggen kwam hij tot een reeks van foto’s die hij nooit gemaakt zou hebben als hij gewoon zijn aard had gevolgd. Een reeks die vermoedelijk net zo vreemd, toevallig en heterogeen is als de opsomming van plaatsnamen aan het eind van deze zin. En net zo vreemd, toevallig en heterogeen als de ogenschijnlijk lukrake opeenvolging van zinnen waar "Zelfportret" uit bestaat.

Zou Levé bij het schrijven van "Zelfportret" ook Oulipiaanse regels hebben gevolgd, regels die hij voor ons verzwijgt? Zou deze tekst dus toch bepaalde patronen volgen, zij het patronen die totaal afwijken van de onze, en ook van Levé’s eigen natuurlijke neigingen? Ik vind het een verleidelijke gedachte, ook al omdat sommige groepjes zinnen mij door hun vorm en inhoud aan Perec doen denken. Met name de vele staccato zinnen die beginnen met ‘ik’, die soms ook in heterogene groepjes bij elkaar staan, wat wel heel sterk doet denken aan Je me souviens van Perec. Dus dan zou ook "Zelfportret" als geheel wel eens Oulipiaans kunnen zijn, net als veel van de boeken van Perec. En dan zouden Levé’s Oulipiaanse spelletjes die ik hierboven aanhaalde ook een signaal kunnen zijn dat zijn hele "Zelfportret "op Oulipiaanse regels is gebaseerd.

Maar dat laatste weet ik uiteraard niet zeker. En dat maakt Levé’s tekst voor mij nog rijker van dubbelzinnigheid: bij veel zinnen vraag ik mij namelijk af of zij echt in het luchtledige hangen, of toch samenhangen met zinnen ervoor of erna, maar dan op grond van Oulipiaanse regels of patronen die ik nooit zal kennen. Zijn die zinnen zo ongewoon omdat ze niet passen in enig mij vertrouwd patroon, of zijn ze zo ongewoon omdat ze passen in een mij onvertrouwd en onbekend patroon? Zijn ze nou zo raar omdat het brein van Levé zo werkt, of zijn ze zo raar omdat Levé met Oulipiaanse middelen zocht naar ongewone zinnen en patronen? Die zinnen zijn sowieso volkomen ongerijmd. Maar dat ik niet eens precies weet wat ze zo ongerijmd maakt, maakt ze zelfs nog ongerijmder. Zoals ongerijmde voorvallen in mijn leven soms extra vreemd worden, door het gevoel dat ik niet eens precies weet waarom ze mij zo vreemd zijn.

Deze zo fascinerende onbeslisbaarheid wordt nog versterkt omdat sommige vreemd- geïsoleerde zinnen in elkaar lijken te resoneren. Terwijl ze meerdere bladzijden van elkaar zijn verwijderd. Daarbij weet je nooit zeker of die resonantie toeval is, of een bewuste strategie waarmee die toch al vreemde zinnen elkaar nog vreemder maken. “Ik kijk liever naar links”, stond er bijvoorbeeld in de eerste door mij geciteerde zinnen. Een volmaakt betekenisloze, banale zin, zo lijkt het, die er volkomen onder-gewoon en betekenisloos bijhangt. Maar een paar bladzijden verderop staat er ineens: “Ik heb een man gezien bij wie de linkerkant van het gezicht iets anders uitdrukt dan de rechterhelft”. Terwijl er nog later ineens staat: “De linkerkant van mijn gezicht lijkt niet op de rechter”. Een zin die mij op zich al stevig doet mijmeren, zeker als ik een paar bladzijden later lees: “Als ik lang in de spiegel kijk, komt er een moment dat mijn gezicht niets meer betekent”. Een gezicht waarvan de linkerkant niet lijkt op de rechterkant, en dat na een lange blik in de spiegel niets meer betekent: dat is een wel heel bevreemdend motief in een zelfportret. Een vreemdheid die nog groter wordt door de cryptische, ogenschijnlijk betekenisloze herhalingen van “links” en “rechts”. En door de versplintering van dit motief, dat immers is opgetrokken uit door de tekst verspreide, geïsoleerde en soms opvallend onder- gewone zinnen. Zodat je niet eens zeker weet of het wel een motief is.

De meeste van Levé’s zinnen vind ik echter juist fascinerend en poëtisch omdat ze met geen enkele zin ervoor of erna lijken samen te hangen. Dat, gecombineerd met hun vaak ongrijpbare inhoud, geeft ze soms een raadselachtige glans die ik eerder met experimentele poëzie associeer dan met conventioneel proza. Ik bewonder zinnen als: “Oorlog lijkt me zo onwerkelijk dat ik me moeilijk kan voorstellen dat mijn vader erin meevocht”. Of ook het even doodgewone als raadselachtige: “Achteruitzittend in een trein zie ik de dingen niet komen, maar gaan”. Een andere prachtige zin is: “Zoals een chirurg met zijn scalpel mijn organen blootlegt, zo brengt de liefde me bij andere versies van mezelf, waarvan de schokkende nieuwheid me ontzet”. Mijmerend knikkend kijk ik naar zinnen als: “Op de snelweg is het landschap te ver weg om tot leven te komen door mijn verbeeldingskracht”. En dat doe ik ook bij de zin: “Als ik op straat loop en haast heb, kijk ik zonder iets te zien, plaatsen, personen en dingen zijn abstracte kleurmassa’s waar ik achteloos aan voorbijga”. Al deze zinnen omcirkelen een soort ongrijpbaarheid en onwerkelijkheid die mij zeer charmeert. Dat wordt nog versterkt door de al even raadselachtige zinnen ervoor en erna, juist omdat ze daar in het geheel niet mee samen lijken te hangen. En al die zo raadselachtige zinnen passen naadloos in dit pointillistische zelfportret, dat alleen raadselachtige punten kent en geen lijnen.

De ontbrekende samenhang van dit "Zelfportret "zal sommige lezers irriteren. Of zelfs deprimeren, wat nog versterkt wordt door de diverse cryptische maar suggestieve fragmenten over depressie, psychiatrische aandoeningen en neigingen tot zelfmoord. Dat laatste wordt nog navranter door het besef dat Levé een aantal jaren na het schrijven van dit boek daadwerkelijk zelfmoord pleegde. Maar er is ook humor, en vooral veel ongerijmde poëzie. Bovendien is dit boekje heerlijk origineel en aanstekelijk ongewoon. En vaak inspirerend onder- gewoon. Ik ben dus nog steeds aan het nagenieten. En ik wil zo snel mogelijk beginnen aan "Zelfmoord", Levé’s laatste boek.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde

Gesponsord

Aan het lot kun je niet ontsnappen ... of wel?

Intermezzo is een prachtige roman over broers en geliefden, van dé literaire stem uit Ierland.

Door de late middeleeuwen letterlijk aan te raken blaast Van Loo ons verre verleden meer dan ooit nieuw leven in.

Een ode aan de Hollandse keuken en de smaak van thuis.

Meer dan 200 recepten voor de kerstdagen.

Superdikke editie met 3D-beeld, geuren en vele andere extra's!

Het leukste cadeau voor iedereen: lol verzekerd!

Toine Heijmans neemt zijn lezers mee naar de uiterwaarden, de laatste Nederlandse wildernis.

Een roman over iemand die floreert als onderzoeker, maar zich het comfortabelst voelt als ze zelf in de schaduw blijft

In Lijtje deelt Harmen van Straaten ontroerende, grappige en herkenbare verhalen over zijn dementerende moeder.

De schitterende beelden en poëtische teksten vertellen het verhaal van een bijzondere vriendschap, tussen het meisje en de drie dieren.

Een magisch coming-of-age-verhaal over een jongen die zijn eerste weekend zonder zijn ouders doorbrengt. . . en een leeuw die op hem komt passen.

Een thriller over verloren zielen, familiebanden en dodelijke loyaliteit.

Deze nieuwe fase kan er een zijn van vreugde, vervulling en verdieping.

De Gouden Griffel-winnaar in een luxe uitgave!

De auteur van Het meisje in de trein is terug! Ligt de waarheid op het eiland begraven?

Kenia, 1926. De jonge Ivy staat voor grote uitdagingen. Ondertussen is Ranjana, een jonge Indiase vrouw, op de vlucht.

Een nieuwe, inclusieve geschiedenis van het vroegst bewoonde continent van de wereld.

Een prachtig overzicht van de liefdespoëzie, van de vroege middeleeuwen tot nu

Hoe kunnen we ons een weg banen door dit alles?

Drie jaar geleden overleed haar beste vriendin, en sindsdien staat Erins leven stil.

Kenia, 1910. Als de jonge Ivory meereist met haar vader op safari, wordt ze onmiddellijk verliefd op het land en de natuur