Lezersrecensie
Melancholisch maar aanstekelijk lyrisch verhaal van een voorbije jeugd
De gevierde Italiaanse schrijver Sandro Veronesi kiest voor zijn romans vaak hetzelfde motto: “I can’t go on. I’ll go on”. Deze woorden van Samuel Beckett drukken de onmogelijkheid van het menselijk bestaan uit. De overtuiging dat we doelloos ronddolen. Zonder iets te begrijpen van de wereld of van onszelf. Volkomen ondergedompeld in totaal niet- meer- weten. En in de totale mislukking van alles. Wat Becktte ook uitdrukte in zijn beroemde woorden: “Ever tried. Ever failed. No matter. Try again. Fail again. Fail better".
Dat zwartgallige Beckett- gevoel was al kenmerkend voor de machteloze ik- figuur in Veronesi’s "In de ban van mijn vader". Maar ook voor de veertiger die in "Kalme chaos" plotseling zijn vrouw verliest, en volstrekte leegte voelt. Of voor de getuigen van een onverklaarbaar bloedbad in "XY". Of voor de met Weltschmerz worstelende antiheld van "De kolibrie". En dus ook voor Gigio Bellandi, de ik- figuur van "Zwarte September". Die ons tientallen jaren na dato vertelt hoe zijn zorgeloze en zonovergoten jeugd uitmondde in een onbegrijpelijke kwetsuur.
Naast de bij Veronesi gebruikelijke Beckettiaanse zwartgalligheid is er echter ook de gebruikelijke Veronesi- virtuositeit. En de Veronesi- lichtvoetigheid. Zelfs op zijn meest zwart- melancholische momenten is Veronesi aanstekelijk licht, zodat je door zijn stijl voortdurend vrolijk opveert. Hoe hij dat voor elkaar krijgt weet ik niet, maar ook in Zwarte September lukt het hem weer met glans. Door die stijl voel je helemaal mee met het verlangen van de oudere Gigio om de vergeten en verloren 12- jarige Gigio weer voor zich te zien. En om het vakantieleven en strandleven van toen weer te proeven, te horen, te voelen, te ruiken. “Het is goed om me de dingen te herinneren en om ze te reconstrueren. Hoe meer ik het doe, hoe meer het me lukt de jongen te zien die ik was, hem zien is veel meer waard dan hem kennen, voor mij die probeert over hem te vertellen”. Die ene jongen, in al zijn pure argeloosheid. Op dat ene zonovergoten strand, met al zijn kleurrijke en geurrijke details.
Vier lyrische pagina’s lang beschrijft hij bijvoorbeeld de geur van die zomer. Een combinatie van plastic (“de jaren zeventig waren de jaren van het plastic”), rubber, nylon en uitlaatgassen. Geurend gemaakt door “de loodrechte stralen van de zon die, terwijl ze het zand verzengden en de horizon deden trillen, het hars deden koken, op het polymeer beukten en de kleurstoffen prikkelden in die oneindige zee van synthetische voorwerpen”. Ook de geluiden en smaken van die zomer krijgen veel aandacht.
Gigio poogt steeds “het verhaal te vertragen, om aandacht te blijven schenken aan details, om elke mogelijke herinnering op te diepen en toe te voegen”. Om die kostbare dagen van toen opnieuw te proeven. En om weer glimpen op te vangen van zijn “untinctered” 12-jarige zelf. Zijn zelf dat nog niet ‘gekleurd’ en niet ‘geschonden’ was door ervaring. Vandaar misschien dat hij dat jongere zelf liever ziet dan kent. Want Gigio verlangt juist naar de puurheid die aan kennen, ervaring en verwoording vooraf gaat. Vooral als hij momenten met zijn jeugdliefde Astel herbeleeft: “Zo was het ook voor mij geweest: de daad was voorafgegaan aan elke mogelijke uitleg ervan […] omdat de daad zo mooi was, en zo kostbaar, dat er geen woorden voor waren”.
Geen wonder dat Gigio zegt dat “als er een kans is dat het ware, wezenlijke antwoord boven water komt, het door het verhaal héén moet gebeuren”. Elke wezenlijke daad ontsnapt aan de woorden. Elk wezenlijk antwoord toont zich alleen tussen de regels door. Het verhaal over de 12- jarige Gigio staat dan ook vol met tantaliserende glimpen en aanstekelijke sfeerbeelden. Die nog niet zijn gekleurd en aangetast door volwassen begrip.
“Ieder mens wordt opnieuw geboren”, zo zegt de oude Gigio. En vrij snel daarna herbeleeft hij de schoonheid van Astel, “een luid klinkende lokroep die zijn uitwerking op mij niet miste”. Precies door die lokroep wordt Gigio opnieuw geboren. Daardoor “werd ik een andere Gigio Bellandi […] Mijn voeten raakten de grond niet- ik vloog”. Sterker nog: “het niets dat ik me altijd had gevoeld, werd iets”. Alsof hij door nieuwe geboorte vleugels krijgt, en zelfs voor het eerst echt ‘iets’ wordt.
Die nieuwe geboorte wordt lyrisch bezongen en herbeleefd: “[Ik] herhaal nog maar eens dat ik met Astel in de buurt niet alleen gelukkig was, maar ook beter: alerter, geïnspireerder, aandachtwaardiger. Dit bracht me ook een flinke stap dichter bij het antwoord op de vraag der vragen: waarom toonde een meisje als Astel Raimondi interesse in mij? [….] Het antwoord lag voorbij een grens die voor mij onoverkomelijk was geweest – zo onoverkomelijk dat ik hem niet eens zag. Die dag […] zag ik hem, en zodra ik hem zag, verlangde ik ernaar om hem te overschrijden, en op het moment dat ik verlangde hem te overschrijden vond ik de durf om het te doen: iedereen zou in mij geïnteresseerd kunnen zijn, antwoordde ik mezelf, als ik altijd zo was als ik was bij haar”.
Prachtig, hoe Gigio opnieuw geboren wordt. Schitterend, hoe dat voorafgaat aan elk begrip. Want ook jaren later weet hij nog steeds niet hoe en waarom hij zijn onoverkomelijke innerlijke grens durfde te overschrijden. Alleen dát het gebeurde. Ook hier gaat de daad dus “vooraf aan elke mogelijke uitleg ervan”. Ook hier is die daad “zo kostbaar, dat er geen woorden voor waren”. En juist dat herbeleeft de oudere Gigio, als hij over de jongere vertelt. Tegelijk herinnert de oudere Gigio zich dat hij voortdurend te veel hooi op zijn vork nam. En dat hij ook na zijn nieuwe geboorte ontoereikend bleef. Maar het mooie is dat dit er niks toe doet: “[V]an het hele leven is wat ik me het weemoedigst herinner juist hoe bereidwillig Astel genoegen nam met mijn antwoord, zonder spijt accepterend hoe onvoltooid ik als twaalfjarige was, hoe onwetend, hoe onvermogend om haar tevreden te stellen. De mooiste boodschap van de wereld: het lukt je niet goed, maar het gééft niet”.
Volgens mij is juist dat Gigio’s nieuwe geboorte. De geboorte van een jongen die het niet- lukken met blijmoedige weemoed accepteert. Misschien is dit bovendien Veronesi’s lichtvoetige variant op Samuel Beckett- gevoel. Want “het lukt je niet goed, maar het gééft niet” is troostrijker dan Becketts meedogenloze “I can’t go on. I’ll go on” of “Fail again. Fail better”. Hoewel net zo ontnuchterend. Want ook volgens Veronesi falen we voortdurend. Ook al geeft dat niet.
Vanaf het begin weet de lezer bovendien dat ook deze vakantie- idylle mislukt. Dat gebeurt door een keten van onverwachte irrationele ontwikkelingen waar Gigio niets van begrijpt. En dat niet- begrijpen weet Veronesi mooi op te roepen. Bijvoorbeeld in allerlei ongrijpbare sfeerbeelden vol subtiele dreiging. Maar ook door fraaie passages als: “Vanaf hier heb ik moeite me te herinneren hoe het is gegaan. Vanaf hier zijn al mijn herinneringen gevat in een strip waarin je steeds hetzelfde plaatje ziet […] en alleen de inhoud van het tekstballonnetje verandert. Alles is verstoken van details. Alles is verstoken van tijd. Alles is versneld. Alles is opgeslokt door het zwarte gat dat alles zal verzwelgen”.
Niettemin komt Gigio op latere leeftijd toch tot een positieve conclusie: “Er had een verwoesting plaatsgevonden en wat gaaf was, was aan diggelen gevallen, en het enige wat je kon doen was vanuit die puinhopen opnieuw beginnen. Dat […] was van onschatbare waarde, want het betekende dat ik mijn eigen puinhopen had om opnieuw op te bouwen. Zo zie ik het nu: als ik in mijn tweede leven was geslingerd zonder op tijd iets uit het eerste leven te hebben bemachtigd dat alleen van mij was, had het nog veel slechter kunnen aflopen”.
“Iets uit het eerste leven” is bruut verstoord: het zonnige geurende strandleven van Gigio, zijn verliefdheid op Astel, zijn nieuwe geboorte. Maar dat “iets” is ook “bemachtigd”, in het verhaal van de oude Gigio over de jonge Gigio. De oude Gigio is aangetast door de ervaring en de mislukking. Maar in zijn verhaal kan hij nog de onbedorven kinderlijkheid oproepen. En hoe hij de mooiste boodschap van de wereld ontving: “het lukt je niet goed, maar het gééft niet”.
Precies daardoor is Gigio niet door ervaring en mislukking verhard. Wat je als lezer, ondanks de zo navrante melancholie, toch hélemaal gelooft. Want je wordt totaal meegesleept door Veronesi’s virtuoze lichtvoetigheid. En door zijn lyriek, die door het contrast met de melancholie zelfs extra meeslepend wordt. Vooral dat laatste maakt "Zwarte September" tot een heerlijke roman.
Dat zwartgallige Beckett- gevoel was al kenmerkend voor de machteloze ik- figuur in Veronesi’s "In de ban van mijn vader". Maar ook voor de veertiger die in "Kalme chaos" plotseling zijn vrouw verliest, en volstrekte leegte voelt. Of voor de getuigen van een onverklaarbaar bloedbad in "XY". Of voor de met Weltschmerz worstelende antiheld van "De kolibrie". En dus ook voor Gigio Bellandi, de ik- figuur van "Zwarte September". Die ons tientallen jaren na dato vertelt hoe zijn zorgeloze en zonovergoten jeugd uitmondde in een onbegrijpelijke kwetsuur.
Naast de bij Veronesi gebruikelijke Beckettiaanse zwartgalligheid is er echter ook de gebruikelijke Veronesi- virtuositeit. En de Veronesi- lichtvoetigheid. Zelfs op zijn meest zwart- melancholische momenten is Veronesi aanstekelijk licht, zodat je door zijn stijl voortdurend vrolijk opveert. Hoe hij dat voor elkaar krijgt weet ik niet, maar ook in Zwarte September lukt het hem weer met glans. Door die stijl voel je helemaal mee met het verlangen van de oudere Gigio om de vergeten en verloren 12- jarige Gigio weer voor zich te zien. En om het vakantieleven en strandleven van toen weer te proeven, te horen, te voelen, te ruiken. “Het is goed om me de dingen te herinneren en om ze te reconstrueren. Hoe meer ik het doe, hoe meer het me lukt de jongen te zien die ik was, hem zien is veel meer waard dan hem kennen, voor mij die probeert over hem te vertellen”. Die ene jongen, in al zijn pure argeloosheid. Op dat ene zonovergoten strand, met al zijn kleurrijke en geurrijke details.
Vier lyrische pagina’s lang beschrijft hij bijvoorbeeld de geur van die zomer. Een combinatie van plastic (“de jaren zeventig waren de jaren van het plastic”), rubber, nylon en uitlaatgassen. Geurend gemaakt door “de loodrechte stralen van de zon die, terwijl ze het zand verzengden en de horizon deden trillen, het hars deden koken, op het polymeer beukten en de kleurstoffen prikkelden in die oneindige zee van synthetische voorwerpen”. Ook de geluiden en smaken van die zomer krijgen veel aandacht.
Gigio poogt steeds “het verhaal te vertragen, om aandacht te blijven schenken aan details, om elke mogelijke herinnering op te diepen en toe te voegen”. Om die kostbare dagen van toen opnieuw te proeven. En om weer glimpen op te vangen van zijn “untinctered” 12-jarige zelf. Zijn zelf dat nog niet ‘gekleurd’ en niet ‘geschonden’ was door ervaring. Vandaar misschien dat hij dat jongere zelf liever ziet dan kent. Want Gigio verlangt juist naar de puurheid die aan kennen, ervaring en verwoording vooraf gaat. Vooral als hij momenten met zijn jeugdliefde Astel herbeleeft: “Zo was het ook voor mij geweest: de daad was voorafgegaan aan elke mogelijke uitleg ervan […] omdat de daad zo mooi was, en zo kostbaar, dat er geen woorden voor waren”.
Geen wonder dat Gigio zegt dat “als er een kans is dat het ware, wezenlijke antwoord boven water komt, het door het verhaal héén moet gebeuren”. Elke wezenlijke daad ontsnapt aan de woorden. Elk wezenlijk antwoord toont zich alleen tussen de regels door. Het verhaal over de 12- jarige Gigio staat dan ook vol met tantaliserende glimpen en aanstekelijke sfeerbeelden. Die nog niet zijn gekleurd en aangetast door volwassen begrip.
“Ieder mens wordt opnieuw geboren”, zo zegt de oude Gigio. En vrij snel daarna herbeleeft hij de schoonheid van Astel, “een luid klinkende lokroep die zijn uitwerking op mij niet miste”. Precies door die lokroep wordt Gigio opnieuw geboren. Daardoor “werd ik een andere Gigio Bellandi […] Mijn voeten raakten de grond niet- ik vloog”. Sterker nog: “het niets dat ik me altijd had gevoeld, werd iets”. Alsof hij door nieuwe geboorte vleugels krijgt, en zelfs voor het eerst echt ‘iets’ wordt.
Die nieuwe geboorte wordt lyrisch bezongen en herbeleefd: “[Ik] herhaal nog maar eens dat ik met Astel in de buurt niet alleen gelukkig was, maar ook beter: alerter, geïnspireerder, aandachtwaardiger. Dit bracht me ook een flinke stap dichter bij het antwoord op de vraag der vragen: waarom toonde een meisje als Astel Raimondi interesse in mij? [….] Het antwoord lag voorbij een grens die voor mij onoverkomelijk was geweest – zo onoverkomelijk dat ik hem niet eens zag. Die dag […] zag ik hem, en zodra ik hem zag, verlangde ik ernaar om hem te overschrijden, en op het moment dat ik verlangde hem te overschrijden vond ik de durf om het te doen: iedereen zou in mij geïnteresseerd kunnen zijn, antwoordde ik mezelf, als ik altijd zo was als ik was bij haar”.
Prachtig, hoe Gigio opnieuw geboren wordt. Schitterend, hoe dat voorafgaat aan elk begrip. Want ook jaren later weet hij nog steeds niet hoe en waarom hij zijn onoverkomelijke innerlijke grens durfde te overschrijden. Alleen dát het gebeurde. Ook hier gaat de daad dus “vooraf aan elke mogelijke uitleg ervan”. Ook hier is die daad “zo kostbaar, dat er geen woorden voor waren”. En juist dat herbeleeft de oudere Gigio, als hij over de jongere vertelt. Tegelijk herinnert de oudere Gigio zich dat hij voortdurend te veel hooi op zijn vork nam. En dat hij ook na zijn nieuwe geboorte ontoereikend bleef. Maar het mooie is dat dit er niks toe doet: “[V]an het hele leven is wat ik me het weemoedigst herinner juist hoe bereidwillig Astel genoegen nam met mijn antwoord, zonder spijt accepterend hoe onvoltooid ik als twaalfjarige was, hoe onwetend, hoe onvermogend om haar tevreden te stellen. De mooiste boodschap van de wereld: het lukt je niet goed, maar het gééft niet”.
Volgens mij is juist dat Gigio’s nieuwe geboorte. De geboorte van een jongen die het niet- lukken met blijmoedige weemoed accepteert. Misschien is dit bovendien Veronesi’s lichtvoetige variant op Samuel Beckett- gevoel. Want “het lukt je niet goed, maar het gééft niet” is troostrijker dan Becketts meedogenloze “I can’t go on. I’ll go on” of “Fail again. Fail better”. Hoewel net zo ontnuchterend. Want ook volgens Veronesi falen we voortdurend. Ook al geeft dat niet.
Vanaf het begin weet de lezer bovendien dat ook deze vakantie- idylle mislukt. Dat gebeurt door een keten van onverwachte irrationele ontwikkelingen waar Gigio niets van begrijpt. En dat niet- begrijpen weet Veronesi mooi op te roepen. Bijvoorbeeld in allerlei ongrijpbare sfeerbeelden vol subtiele dreiging. Maar ook door fraaie passages als: “Vanaf hier heb ik moeite me te herinneren hoe het is gegaan. Vanaf hier zijn al mijn herinneringen gevat in een strip waarin je steeds hetzelfde plaatje ziet […] en alleen de inhoud van het tekstballonnetje verandert. Alles is verstoken van details. Alles is verstoken van tijd. Alles is versneld. Alles is opgeslokt door het zwarte gat dat alles zal verzwelgen”.
Niettemin komt Gigio op latere leeftijd toch tot een positieve conclusie: “Er had een verwoesting plaatsgevonden en wat gaaf was, was aan diggelen gevallen, en het enige wat je kon doen was vanuit die puinhopen opnieuw beginnen. Dat […] was van onschatbare waarde, want het betekende dat ik mijn eigen puinhopen had om opnieuw op te bouwen. Zo zie ik het nu: als ik in mijn tweede leven was geslingerd zonder op tijd iets uit het eerste leven te hebben bemachtigd dat alleen van mij was, had het nog veel slechter kunnen aflopen”.
“Iets uit het eerste leven” is bruut verstoord: het zonnige geurende strandleven van Gigio, zijn verliefdheid op Astel, zijn nieuwe geboorte. Maar dat “iets” is ook “bemachtigd”, in het verhaal van de oude Gigio over de jonge Gigio. De oude Gigio is aangetast door de ervaring en de mislukking. Maar in zijn verhaal kan hij nog de onbedorven kinderlijkheid oproepen. En hoe hij de mooiste boodschap van de wereld ontving: “het lukt je niet goed, maar het gééft niet”.
Precies daardoor is Gigio niet door ervaring en mislukking verhard. Wat je als lezer, ondanks de zo navrante melancholie, toch hélemaal gelooft. Want je wordt totaal meegesleept door Veronesi’s virtuoze lichtvoetigheid. En door zijn lyriek, die door het contrast met de melancholie zelfs extra meeslepend wordt. Vooral dat laatste maakt "Zwarte September" tot een heerlijke roman.
1
Reageer op deze recensie