Achter de voordeur van een arbeidersgezin
Na de dood van haar ouders stuit de Schotse journaliste Deborah Orr op de secretaire die jarenlang prominent in de woonkamer stond, maar altijd verboden terrein was. In Motherwell, vertaald door Theo Schoemaker, Monique ter Berg en Gerda Baardman, gebruikt ze verschillende voorwerpen uit de ladekast om terug te blikken op haar jeugd.
Orr is in het Nederlands taalgebied niet zo bekend, maar in Groot-Brittannië maakte ze naam als journaliste, met als belangrijkste wapenfeit dat ze de eerste vrouw was die de weekendbijlage van The Guardian leidde. In tegenstelling tot haar voorgangers in deze rol, had ze niet gestudeerd in Oxford of Cambridge, maar was ze afkomstig uit een Schotse industriestad, waar haar vader als arbeider in de staalfabriek werkte. Vorig jaar overleed ze aan borstkanker, waarna haar memoir postuum werd gepubliceerd.
De titel van het boek verwijst naar de stad waar ze opgroeide, maar ook naar de relatie met haar moeder. Boven Motherwell zweeft dan ook voortdurend de vraag: was moeder Win een goede ouder? Vanaf de eerste pagina’s is duidelijk hoe Orr hier zelf over denkt. Over de band met haar ouders zegt ze: 'hij kon in mijn ogen geen kwaad doen, maar mijn moeder deed dat absoluut wel, en ze irriteert me over haar graf heen nog steeds.'
Soms blijft ze te lang hangen in het classificeren van haar moeders gedrag, dat Orr al snel typeert als narcistisch. Toch is het boek niet alleen een botte afrekening met haar opvoeding. Door als vijftiger terug te kijken op haar jeugd, snapt ze de belevingswereld van haar moeder beter. Langzaam ontstaat hierdoor een genuanceerder beeld van Win, die na de oorlog opgroeide in een patriarchale wereld, waarin de vrouw zich moest schikken naar de wensen van haar man. Dit betekent niet dat Orr de daden van haar moeder – die erop gericht waren om haar dochter zowel lichamelijk als geestelijk klein te houden – goed praat.
'Steeds als ik vroeg of ik een beha mocht maakte ze me een beetje belachelijk. Maakte ze me onzeker. Zachtjes fluisterde Win dat het wel een beetje mal was om te denken dat ik een beha nodig had voor "die muggenbeetjes", vond ik zelf ook niet?'
Naast een inkijkje in haar jeugd, typeert de journaliste de dromen en desillusies van de Britse arbeidersklasse in de tweede helft van de twintigste eeuw op een sublieme manier. Je wordt onderdeel van het gezin, waarin vader John in de grootste staalfabriek van Europa werkte, waar op dat moment 13.000 mensen in dienst waren. Door deze baan kon het gezin zich steeds meer luxe veroorloven, waardoor ze uiteindelijk verhuisden van een kleine flat naar een huis met een voor- en achterdeur. Toch sleten bepaalde gewoontes niet. Zo bleef John blikjes suikerstroop uitwassen, waaruit hij thee dronk in de fabriek.
'Waarom neem je geen oude mok mee? vroeg mijn moeder soms. Ach, daar gaan de jongens alleen maar eindeloos over lopen mekkeren.'
Deze leefwereld stort vanaf het neoliberale bewind van Margaret Thatcher langzaam in. De industrie sluit, waardoor steeds meer mannen in Motherwell werkloos raken en de drugshandel in de jaren tachtig en negentig welig tiert. Terwijl Orr in deze tijd carrière maakt in Londen, komt ze aan het einde van het boek terug naar Schotland om te zien hoe de fabriek waar haar vader altijd heeft gewerkt, wordt gesloopt.
In de Britse hoofdstad laat Orr de leefwijze van haar ouders steeds meer achter zich, maar de narcistische houding van haar moeder blijft haar ook als volwassen vrouw achtervolgen. Pas na haar dood in 2012 durft ze door de spullen van haar ouders te snuffelen, waarna het idee voor dit boek ontstaat. Door het schrijfproces lijkt ze de meest pijnlijke episodes uit haar jeugd achter te laten. Het eindresultaat is een win-win-situatie, want voor de buitenstaander leveren haar herinneringen een prachtig en waarheidsgetrouw inkijkje in een Schots arbeidersgezin op.
Reageer op deze recensie