Is geweld de enige uitweg?
De Vlaamse Johanna Spaey vergaarde bekendheid toen ze in 2005 met haar debuut Dood van een soldaat zowel de Gouden Strop en de Hercule Poirot-prijs won. In de meer dan vijftien jaar die hierop volgden, ontpopte ze zich tot een veelzijdig auteur van zowel romans, thrillers als een filosofisch non-fictieboek. Alle onderwerpen waar ze in eerdere werken over schreef schreef, zoals de Eerste Wereldoorlog en eenzaamheid, komen ook terug in haar nieuwste roman Oktober is de mooiste maand.
De proloog en eerste hoofdstukken doen je even twijfelen: staat er echt roman op het omslag of is dit boek eerder een thriller? Als een ware katapult worden hoofdpersonen Vera en Stefan geïntroduceerd, doordat je direct deelgenoot van een belangrijk moment in hun leven wordt gemaakt. Voor Vera is dit eind jaren zeventig wanneer ze door haar oudere zus wordt gevraagd een tas boodschappen naar een appartement in Brussel te brengen. Stefan ontmoet je vijfentwintig jaar later, op één van zijn eerste dagen in vrijheid na het uitzitten van een lange gevangenisstraf. Met terug- en vooruitblikken wordt langzaam duidelijk wat de relatie tussen de twee is, maar ook hoe Stefan zich heeft ontwikkeld van een bevlogen geschiedenisleraar tot een koelbloedige moordenaar in de Rote Armee Fraktion.
Het is meteen duidelijk dat Spaey veel onderzoek heeft gedaan naar de hoogtijdagen van de RAF, maar dat de gewelddadige acties van de groep niet het speerpunt zijn. De bankovervallen en ontvoeringen worden niet uitvoerig beschreven, het zijn vooral de psychologische consequenties van de gewelddadige acties die de boventoon voeren. Na het enerverende begin is de toon van de rest van het boek meer contemplerend. Er komt steeds meer ruimte voor filosofische vragen als: is geweld de enige uitkomst voor mensen met rigide denkbeelden? En werken gewelddadige acties in meerdere generaties door?
Door de verandering in focus, tempo en perspectief is het voortdurend schakelen wat de auteur met een bepaald personage of beschrijving wil bereiken. Zo duikt door het hele verhaal steeds de grootvader van Stefan op, die vlak voor het einde van de Eerste Wereldoorlog neerstort met zijn vliegtuig. Dit personage wordt opgevoerd als schim die Stefan regelmatig ziet, maar er wordt ook een klein deel van het verhaal door zijn ogen verteld:
‘De hond merkt de piloot uit de Eerste Wereldoorlog als eerste op. Hildegard zit op een boomstronk te roken en hij staat over haar heen gebogen. Zijn vliegenierskap hangt scheef. Dan richt hij zich op. Hij is lang en knap, met helderblauwe ogen. De grootvader over wie hij al veel geruchten heeft gehoord, blijft Stefan aankijken tot die zijn blik afwendt. Daar ben je.’
Eerst lijkt het erop alsof de grootvader slechts een bijpersonage is, maar het wordt langzaam duidelijk dat hij symbool staat voor het geweld waarmee de mannen in Stefans familie zijn geconfronteerd. Zijn opa en vader in beide wereldoorlogen, de kleinzoon kiest uiteindelijk zelf voor de gewelddadige uitweg. Met dit fraai staaltje denkwerk laat Spaey zien dat ze een talentvol auteur is, waarvoor het grotere plaatje belangrijker is dan één bepaalde gebeurtenis waardoor het plot wordt voortgedreven.
Toch zit deze ambitie het boek soms ook in de weg, want het is soms te veel in een verhaal van krap tweehonderd pagina’s. Filosofische vragen, de impact van trauma, liefde, maar ook historische gebeurtenissen uit de tweede helft van de twintigste eeuw vertroebelen de strubbelingen van de hoofdpersonen. Ondanks dat de levens van Vera en Stefan niet altijd het focuspunt hoeft te zijn, verschuift het soms zover naar de achtergrond dat het moeite kost om te schakelen naar hun dagelijkse beslommeringen. Voeg daar de tijdsprongen aan toe en het lijkt wel alsof Spaey al haar schrijfkwaliteiten in dit boek heeft willen stoppen. Door haar heldere taalgebruik levert dit nog altijd een leesbaar verhaal op, maar kost het flink wat puzzelwerk om tot de echte kern van deze roman te komen.
Reageer op deze recensie