Lezersrecensie
Rauw en indringend
In 7 dagen wordt het leven van de tweeling Sal en Lau verteld, vanuit Lau’s perspectief en vanaf de dood van Sal tot aan diens crematie. De tweeling groeit óp Halfweg (het kamp) of ín Halfweg (het dorp) op, een dorp tussen Amsterdam en Haarlem. Dit gegeven zorgt ervoor dat de tweeling nergens thuis is. Sal en Lau deden wat de volwassenen deden, en dat was zwijgen en aanpassen.In terugblikken ontrolt zich hun leven. Veel ruzie, een scheiding, een moeder die de kinderen harder nodig heeft dan de kinderen haar. Alle leden van het gezin zijn op hun manier eenzaam. Voor Lau is de band met haar broer Sal de belangrijkste, ook als zij inmiddels bang is geworden voor Sal.
De grote vraag is waarom Sal zoveel meer problemen ondervindt (stemmen in het hoofd, psychoses) dan zus Lau. En had Lau meer kunnen doen? Het is een zoektocht naar het waarom, maar ook een verslag van het familieleven. En dat stemt treurig. De subtiele humor maakt het alleszins dragelijker, maar het verhaal is rauw en indringend.
“Volgens de omgangsregeling (er kwam geen rechter aan te pas) sliepen Sal en ik de ene week bij moeder in het dorp en de andere week bij pa in de caravan.
Ik keek nog eens goed om me heen: dus hier zouden we gaan wonen.
‘Je kunt toch ook een huis in het dorp zoeken?’ vroeg ik aan pa.
‘Hier ben ik geboren.’
‘Nou en?’
‘Het is de vrijheid,’ zei pa. ‘Hier ben ik vrij.’
Ik wees hem op de hoge hekken rond de wagens. Om de zoveel meter werden de spijlen onderbroken door bordjes met VERBODEN TE KAMPEREN.
Mijn vader schudde zijn hoofd. ‘Je kijkt met de verkeerde ogen. Wij hebben wielen.’
Wielen? We konden niet voor- of achteruit. We konden helemaal niet weg, al zouden we willen.”
De grote vraag is waarom Sal zoveel meer problemen ondervindt (stemmen in het hoofd, psychoses) dan zus Lau. En had Lau meer kunnen doen? Het is een zoektocht naar het waarom, maar ook een verslag van het familieleven. En dat stemt treurig. De subtiele humor maakt het alleszins dragelijker, maar het verhaal is rauw en indringend.
“Volgens de omgangsregeling (er kwam geen rechter aan te pas) sliepen Sal en ik de ene week bij moeder in het dorp en de andere week bij pa in de caravan.
Ik keek nog eens goed om me heen: dus hier zouden we gaan wonen.
‘Je kunt toch ook een huis in het dorp zoeken?’ vroeg ik aan pa.
‘Hier ben ik geboren.’
‘Nou en?’
‘Het is de vrijheid,’ zei pa. ‘Hier ben ik vrij.’
Ik wees hem op de hoge hekken rond de wagens. Om de zoveel meter werden de spijlen onderbroken door bordjes met VERBODEN TE KAMPEREN.
Mijn vader schudde zijn hoofd. ‘Je kijkt met de verkeerde ogen. Wij hebben wielen.’
Wielen? We konden niet voor- of achteruit. We konden helemaal niet weg, al zouden we willen.”
1
Reageer op deze recensie