Beestachtig goed
Met De dieren van Ver eindigt definitief de meesterlijke trilogie ‘De laatste wilde dieren’ van Piers Torday. En dat is jammer, heel erg jammer. Maar dat is dan ook meteen het enige teleurstellende aan dit deel: als het uit is, moeten we afscheid nemen.
We leerden Kester in deel een kennen als een jongetje dat niet sprak en geen vrienden had. Nou ja, hij had er wel een, maar dat was een kakkerlak. De Generaal, zo heet dit leuke ongedierte, vroeg Kester om hulp. Samen met de duiven wist Kester uit het troosteloze kindertehuis te ontsnappen waar hij al zes jaar woonde. Het ging in het begin niet goed met Kester. Zijn moeder was overleden, zijn vader was onvindbaar en de wereld om hem heen was verwoest. Stukje bij beetje gaat alles beter. Kester vindt zijn vader en de leukste vriendin die een verlegen jongen kan hebben, het ondernemende meisje Polly. Zij is voor de duvel nog niet bang en dat is maar goed ook, want samen beleven ze heel wat avonturen.
En dan is aan het einde van deel twee de wereld gered. Einde verhaal? Nee hoor, want als de wereld is gered hebben we nog een hele grote zee waar gevaar kan dreigen. Een enorme walvis vertelt aan Kester de sage van het ontstaan van deze wereld. De mens heeft ooit het hart gestolen van de ‘oervis’ en heeft een wereld gebouwd vol met machines en grote gebouwen. En toen het goed ging met de mensen, vergaten ze het hart en dat ligt nu in Ver, verstopt onder een steen. In het hart bevindt zich een geheim. En dat geheim moeten Kester en zijn vrienden vinden om de wereld nog een allerlaatste keer te redden.
Ook dit deel is wederom geschreven met een evenwichtige combinatie van rust en vaart. De jonge lezer mag steeds even op adem komen voordat het avontuur weer in volle vaart wordt voortgezet. Het complexe verhaal wordt in duidelijke kindertaal verteld zonder dat het ergens kinderachtig wordt. Het is bloedstollend spannend, maar door de humor blijft het een boek dat zeker ook voor tienjarigen goed te behappen is. Je moet wel je meters in het lezen willen maken. Ieder deel wordt ietsje dikker.
Is deel drie los te lezen? Liever niet. De opbouw van de trilogie is juist heel mooi gedaan. De delen horen bij elkaar. Torday blikt in dit deel steeds terug op de vorige avonturen door Kester zich iets te laten herinneren. En dan denkt de lezer: ‘Oh ja, dat was ook een leuk stukje!’ of: ‘O ja die Irissen, wat was daar ook al weer mee?’ Dan neem je even een kleine pauze om alle details in je hoofd te rangschikken. De flashbacks voegen iets toe aan de sfeer en vallen in het water als je dit deel los leest.
Het omslag is net als bij de voorgaande delen een soort strip van het hele verhaal dat wordt aangevuld door een landkaart waar je alleen maar van kunt smullen. Zijn alle pluspunten nu opgenoemd? Nee hoor: deze reeks is een aaneenschakeling van elementen waaruit een goed kinderboek behoort te bestaan. Wat hier ook zeker genoemd moet worden is de mooie vertaling van Aimée Warmerdam. Nergens bemerk je dat het hier om een vertaling gaat. Het leest vlot en vloeiend. Heerlijk.
Helaas nemen we afscheid van Kester, Polly, papa, de muis, de Generaal en alle andere vrienden die na drie delen onder de huid van de jonge – en minder jonge – lezers zijn gegroeid.
Reageer op deze recensie