Een puur kwaadaardig mens?
Klassiekers interessant maken voor jongeren. Dát is het doel van uitgeverij Blossom Books die ze met haar ‘Wereldklassiekers’-boekenserie wil bereiken. Na de verhalen Romeo & Julia en Frankenstein is Het vreemde verhaal van dr. Jekyll en de heer Hyde van de Schotse schrijver Robert Louis Stevenson het derde boek in dit rijtje. Het werk, dat eigenlijk een kortverhaal is, is vertaald door Bies van Ede en bevat, net als de ander twee klassiekers, schitterende illustraties gemaakt door Sofie Pluim. Daarnaast is deze uitgave net zo mooi vormgegeven als de andere twee delen in de serie. Een bedrukte linnen omslag, goudfolie en mooi papier zorgen ervoor dat je dit boek al wilt hebben zonder dat je überhaupt weet waar het overgaat.
In het boek neemt meneer Utterson, een jurist, je mee in het vreemde verhaal over zijn vriend dokter Henry Jekyll. Jekyll is een gerespecteerde arts met een smetteloze reputatie. Maar Utterson begint hieraan te twijfelen als hij een zekere meneer Edward Hyde ontmoet, een mysterieuze en duistere man die niet alleen bevriend is met dokter Jekyll, maar hem ook volledig in zijn greep houdt. Tevergeefs probeert Utterson zijn vriend te redden uit de handen van Hyde, maar hij komt erachter dat er meer aan de hand is. Zijn vriend Jekyll blijkt niet meer de persoon te zijn die Utterson dacht dat hij was. Want wanneer goed en kwaad eenmaal gescheiden zijn, is het verenigen daarvan vrijwel onmogelijk.
In het boek wordt een klassiek probleem besproken: het onderscheid tussen goed en kwaad. Stevenson laat zien dat ieder mens hiervan een mengeling is. Zo lijkt Dokter Jekyll een volmaakt persoon te zijn, maar ook hij heeft zijn tekorten. Hyde daarentegen lijkt geen enkele goede kant te bezitten:
‘Het was me opgevallen dat niemand in Hydes buurt kwam zonder een zichtbare afkeer. Dat was, dacht ik, omdat alle mensen en mengeling van goed en kwaad zijn. Edward Hyde was als enige mens puur. Puur kwaadaardig.’
Dat maakt dat dit boek haast nog enger wordt dan een griezelverhaal over mysterieuze wezens. Het gaat namelijk over ménsen, puur kwaadaardige mensen. Stevenson benadrukt hiermee de zwakheden van de mensheid, waardoor het verhaal een psychologisch tintje krijgt.
Het taalgebruik lijkt, ondanks dat Bies van Ede aanpassingen heeft aangebracht, nog erg negentiende-eeuws. Dit is meteen al te zien in de eerste zin van het boek:
‘Meneer Utterson, de jurist, was een man met een ruw gezicht dat nooit glimlachte; hij was koel, afstandelijk in de omgang, niet sentimenteel, mager, lang, stoffig, saai en toch op de een of andere manier vriendelijk.’
Door deze omschrijving van meneer Utterson begeef je je al meteen in de negentiende eeuw. Het opmerkelijke aan de vertaling is dat Van Ede de soms onsamenhangende elementen in het boek op een mooie manier heeft weergegeven. Oude, stoffige woorden zijn vervangen voor modernere en ellenlange zinnen zijn soms in meerdere stukken geknipt. Hierdoor krijg je het gevoel dat je een verhaal leest dat anderhalve eeuw geleden geschreven is, zoals de klassieker is bedoeld, terwijl het niet onbegrijpelijk is. Het spannende en bizarre verhaal in deze prachtige uitgave is een boek dat je zeker moet lezen en op de plank moet hebben staan.
Reageer op deze recensie