Lezersrecensie
Van de hel in de hemel. De Koloniën van Weldadigheid
Elke ochtend staat zij op om zich in haar van as en vuil stijf geworden kleren te hijsen, haar stugge haar enigszins in fatsoen te brengen en de deur uit te gaan. Haar man, verslaafd aan de drank, draait zich nog eens om en slaapt verder. Asschen Kaatje intussen loopt mee met de askar van Gerrit en kondigt hun komst met de bel aan. Huis-aan-huis neemt zij de volle aslade aan en leegt deze op de kar waarna ze stukjes kool en andere spullen eruit haalt en verzamelt – zo heeft zij en Nelis wat extra om hun tochtige en vochtige kelderwoninkje een beetje te verwarmen.
Als Asschen Kaatje geeft het wat structuur aan haar leven, terwijl Gerrit zijn brood met Kaatje deelt, vaak het enige eten dat zij en haar man ten deel vallen. Gerrit heeft met Kaatje te doen, haalt vaker Nelis uit het café en heeft voor hun kelderwoninkje voor beiden gezorgd. Dag in dag uit, maand in maand uit loopt de jonge Kaatje met de askar mee door Gerrits wijk. Zij en haar man kennen elkaar van het strenge weeshuis waaruit ze weg gelopen zijn en op straat zwierven tot Gerrit zich over hen gebogen heeft.
De Franse bezetting door de sansculotten1, de armoedige soldaten van Napoleons leger, die een uitgemergeld Nederland achterlieten, is nog maar net voorbij. Werkloosheid en armoede tieren welig. Het geeft de sociaal bewogen generaal Johannes van den Bosch de stoot om de armoede te bestrijden door landbouw koloniën te stichten – in 1818 opent de proefkolonie Frederiksoord als eerste zijn poorten. Later volgen Wilhelminaoord, Willemsoord en andere.
Asschen Kaatje droomt ervan dat zij tot de uitverkorenen behoort. Zij en Nelis behoren tot de gelukkigen en vertrekken vanuit de Rotterdamse haven naar het hoge noorden. Onderweg sterft Nelis van kou en honger – Kaatje blijft verweesd achter. Wat brengt de toekomst haar? Als door een wonder krijgt ze een eigen huisje en lapje grond in Wilhelminaoord, maar de wijkmeester daar is ontstemd en bezorgt haar inwoning van een agressieve man. Op een nacht vertrekt hij naar een plaggenhut en dwingt Kaatje met hem mee te gaan, maar ze vlucht nog diezelfde nacht. Een schaapherder vangt haar op en zijn oude moeder neemt haar in huis. Spoedig sterft de oude vrouw en opnieuw staat Kaatjes leven op dood spoor. Ze besluit naar Rotterdam te vertrekken om het graf van haar overleden man te zoeken en naar asman Gerrit en zijn vrouw te gaan, om hen te bedanken voor wat zij al die jaren voor haar en Nelis hebben gedaan. Maar de vraag blijft, wat nu?
Met De weduwe van de kolonie over Asschen Kaatje licht Marja Visscher een tipje van de sluier op van de bittere armoede waarin Frankrijks Napoleon Nederland aan het begin van de negentiende eeuw heeft achtergelaten en de poging van generaal Johannes van den Bosch om met de Koloniën van Weldadigheid de allerarmsten, de zwervers en de verslaafden een bescheiden toekomst te bieden en tegelijkertijd de grote steden van hen te ontdoen. Haar roman mag dan een feel good-karakter hebben. Zij haalt ook een al lang vergeten geschiedenis op, waarin de betrokken welgestelden zich onderscheidden met een goed bedoeld initiatief dat uiteindelijk weinig levensvatbaar blijkt. Niettemin zag Unesco het belang van het unieke karakter van De Koloniën van Weldadigheid in en beloonde in 2021 Van den Bosch’ initiatief door de koloniën te erkennen als werelderfgoed.
Als Asschen Kaatje geeft het wat structuur aan haar leven, terwijl Gerrit zijn brood met Kaatje deelt, vaak het enige eten dat zij en haar man ten deel vallen. Gerrit heeft met Kaatje te doen, haalt vaker Nelis uit het café en heeft voor hun kelderwoninkje voor beiden gezorgd. Dag in dag uit, maand in maand uit loopt de jonge Kaatje met de askar mee door Gerrits wijk. Zij en haar man kennen elkaar van het strenge weeshuis waaruit ze weg gelopen zijn en op straat zwierven tot Gerrit zich over hen gebogen heeft.
De Franse bezetting door de sansculotten1, de armoedige soldaten van Napoleons leger, die een uitgemergeld Nederland achterlieten, is nog maar net voorbij. Werkloosheid en armoede tieren welig. Het geeft de sociaal bewogen generaal Johannes van den Bosch de stoot om de armoede te bestrijden door landbouw koloniën te stichten – in 1818 opent de proefkolonie Frederiksoord als eerste zijn poorten. Later volgen Wilhelminaoord, Willemsoord en andere.
Asschen Kaatje droomt ervan dat zij tot de uitverkorenen behoort. Zij en Nelis behoren tot de gelukkigen en vertrekken vanuit de Rotterdamse haven naar het hoge noorden. Onderweg sterft Nelis van kou en honger – Kaatje blijft verweesd achter. Wat brengt de toekomst haar? Als door een wonder krijgt ze een eigen huisje en lapje grond in Wilhelminaoord, maar de wijkmeester daar is ontstemd en bezorgt haar inwoning van een agressieve man. Op een nacht vertrekt hij naar een plaggenhut en dwingt Kaatje met hem mee te gaan, maar ze vlucht nog diezelfde nacht. Een schaapherder vangt haar op en zijn oude moeder neemt haar in huis. Spoedig sterft de oude vrouw en opnieuw staat Kaatjes leven op dood spoor. Ze besluit naar Rotterdam te vertrekken om het graf van haar overleden man te zoeken en naar asman Gerrit en zijn vrouw te gaan, om hen te bedanken voor wat zij al die jaren voor haar en Nelis hebben gedaan. Maar de vraag blijft, wat nu?
Met De weduwe van de kolonie over Asschen Kaatje licht Marja Visscher een tipje van de sluier op van de bittere armoede waarin Frankrijks Napoleon Nederland aan het begin van de negentiende eeuw heeft achtergelaten en de poging van generaal Johannes van den Bosch om met de Koloniën van Weldadigheid de allerarmsten, de zwervers en de verslaafden een bescheiden toekomst te bieden en tegelijkertijd de grote steden van hen te ontdoen. Haar roman mag dan een feel good-karakter hebben. Zij haalt ook een al lang vergeten geschiedenis op, waarin de betrokken welgestelden zich onderscheidden met een goed bedoeld initiatief dat uiteindelijk weinig levensvatbaar blijkt. Niettemin zag Unesco het belang van het unieke karakter van De Koloniën van Weldadigheid in en beloonde in 2021 Van den Bosch’ initiatief door de koloniën te erkennen als werelderfgoed.
1
Reageer op deze recensie