Lezersrecensie
Bevlogen en bezeten op ontdekkingsreis
“Er waren duizenden, misschien wel miljoenen waterlelies, roze, wit, blauw, zover het oog reikte ging het maar door.” De Heer der Planten, verrukt en verward, kijkt uit over het Marlgu Billabong, een hoefijzerige poel waar de rivier zijn loop heeft verlegd, in het uiterste noordwesten van Australië. Verward omdat de kleurenpracht tot één variabele soort is terug te brengen – verrukt om de betoverende aanblik. Weelde door zijn kleurenpracht en zijn hoeveelheid, al maakt Carlos Magdalena, naamgever en auteur van Heer der Planten, doorgaans jacht op die ene overlevende plant om deze van de ondergang te redden.
Het redden van die ene overgebleven plant is het beroep van Carlos Magdalenaen meer nog zijn roeping, Heer der Planten zijnkoosnaam. Hij reist er de hele wereld voor af, verzamelt stekken en zaden om deze op zijn thuisbasis, de Londense koninklijke hortus botanicus Kew, te vermeerderen en vervolgens de jonge planten terug te brengen naar hun oorspronkelijke habitat in de hoop dat zij het voortaaan zonder zijn hulp redden.
Café marron
Dat brengt de schrijver niet alleen bij de waterlelies in het Australische Kimberley. Hij ontmoet eveneens de reuzenwaterlelie in het Amazonegebied en in Peru, waar hij zich inzet voor herbebossing op de pampa en de aloude huarango terugbrengt, tezamen met de Peruaan Félix Quinteros, van jongsaf aan pleitbezorger van de woudreus.
In Rodrigues ontfermt de schrijver zich over verscheidene planten, die op sterven na dood en vergeten zijn. Daar begint zijn levenslange avontuur met de laatste café marron: hij redt de twee tot drie meter hoge struik van zijn ondergang, waarop diverse botanici hun tanden vergeefs hebben stuk gebeten.
Zijn belevenissen op Mauritius, Rodrigues en elders, steeds op zoek naar die ene laatste plant, zijn te vaak zo gedetailleerd dat de leek gemakkelijk afhaakt en zij zijn vooral te hijgerig – de bezetenheid lijkt de auteur in de weg te zitten. Daarentegen zijn de beschrijvingen van zijn werk elders, zoals in het Amazonegebied en in Peru, meeslepend. De lezer proeft het enthousiasme waarmee de Peruaanse boeren Carlos Magdalena ontvangen, terwijl met de aloude huarango de veerkracht van de natuur bijna letterlijk in beeld komt. De woudreus, eerder gekapt om zijn brandhout, nodig voor het populaire gerecht ‘op hout geroosterde kip’, biedt opnieuw schaduw in de verzengende hitte op de pampa, zijn de jonge twijgen weer een lekkernij voor het vee en de peulen voedzaam voor de bewoners. Daarmee is het terugbrengen van de huarango misschien wel van meer waarde dan het redden van ‘die ene laatste plant’.
Heer der Planten
De schrijver groeit op in het noorden van Spanje – het autonome Asturië, waar zijn moeder, floriste, hem de liefde voor de plantenwereld bijbrengt en hijzelf de verwoestende effecten ervaart van de ongebreidelde boskap onder het Franco-regime. Oeroud eikenbos behoorde al tot het verleden ten gunste van de bouw van zestiende eeuwse galjoenen, maar vanaf 1934 doet generaal Franco er een schepje bovenop. De resterende gevarieerde inheemse bossen moeten plaats maken voor eucaliptussen en dennen, die elke zomer vlam vatten. Niettemin is de flora en fauna in het ruige landschap weelderig en Asturië de plek om de natuur te leren kennen. Daar ontpopt Carlos Magdalena zich als een gepassioneerde bewonderaar van de plantenwereld om in Kew uit te groeien tot Heer der Planten – bezeten en bevlogen.
Zijn jacht op net aan uitgestorven planten, zijn creativiteit en vastberadenheid om deze te vermeerderen en te behouden, bezorgen zijn boek extra gewicht, tegelijkertijd doet zijn jacht, telkens op die ene bijzondere plant, wat ongemakkelijk aan. Sommige delen zijn teveel een opsomming van het bijzondere en unieke, te weinig een boeiend en vloeiend verhaal – zijn passie en bezetenheid lijken hem bij het schrijven in de weg te zitten. Daarbij komt dat hij zijn ego nadrukkelijk etaleert, zoals “Deze boom was zo mooi, ik moest hem wel helpen overleven” – laat liever zien dat het zo is en gun de conclusie aan de lezer.
Het redden van die ene overgebleven plant is het beroep van Carlos Magdalenaen meer nog zijn roeping, Heer der Planten zijnkoosnaam. Hij reist er de hele wereld voor af, verzamelt stekken en zaden om deze op zijn thuisbasis, de Londense koninklijke hortus botanicus Kew, te vermeerderen en vervolgens de jonge planten terug te brengen naar hun oorspronkelijke habitat in de hoop dat zij het voortaaan zonder zijn hulp redden.
Café marron
Dat brengt de schrijver niet alleen bij de waterlelies in het Australische Kimberley. Hij ontmoet eveneens de reuzenwaterlelie in het Amazonegebied en in Peru, waar hij zich inzet voor herbebossing op de pampa en de aloude huarango terugbrengt, tezamen met de Peruaan Félix Quinteros, van jongsaf aan pleitbezorger van de woudreus.
In Rodrigues ontfermt de schrijver zich over verscheidene planten, die op sterven na dood en vergeten zijn. Daar begint zijn levenslange avontuur met de laatste café marron: hij redt de twee tot drie meter hoge struik van zijn ondergang, waarop diverse botanici hun tanden vergeefs hebben stuk gebeten.
Zijn belevenissen op Mauritius, Rodrigues en elders, steeds op zoek naar die ene laatste plant, zijn te vaak zo gedetailleerd dat de leek gemakkelijk afhaakt en zij zijn vooral te hijgerig – de bezetenheid lijkt de auteur in de weg te zitten. Daarentegen zijn de beschrijvingen van zijn werk elders, zoals in het Amazonegebied en in Peru, meeslepend. De lezer proeft het enthousiasme waarmee de Peruaanse boeren Carlos Magdalena ontvangen, terwijl met de aloude huarango de veerkracht van de natuur bijna letterlijk in beeld komt. De woudreus, eerder gekapt om zijn brandhout, nodig voor het populaire gerecht ‘op hout geroosterde kip’, biedt opnieuw schaduw in de verzengende hitte op de pampa, zijn de jonge twijgen weer een lekkernij voor het vee en de peulen voedzaam voor de bewoners. Daarmee is het terugbrengen van de huarango misschien wel van meer waarde dan het redden van ‘die ene laatste plant’.
Heer der Planten
De schrijver groeit op in het noorden van Spanje – het autonome Asturië, waar zijn moeder, floriste, hem de liefde voor de plantenwereld bijbrengt en hijzelf de verwoestende effecten ervaart van de ongebreidelde boskap onder het Franco-regime. Oeroud eikenbos behoorde al tot het verleden ten gunste van de bouw van zestiende eeuwse galjoenen, maar vanaf 1934 doet generaal Franco er een schepje bovenop. De resterende gevarieerde inheemse bossen moeten plaats maken voor eucaliptussen en dennen, die elke zomer vlam vatten. Niettemin is de flora en fauna in het ruige landschap weelderig en Asturië de plek om de natuur te leren kennen. Daar ontpopt Carlos Magdalena zich als een gepassioneerde bewonderaar van de plantenwereld om in Kew uit te groeien tot Heer der Planten – bezeten en bevlogen.
Zijn jacht op net aan uitgestorven planten, zijn creativiteit en vastberadenheid om deze te vermeerderen en te behouden, bezorgen zijn boek extra gewicht, tegelijkertijd doet zijn jacht, telkens op die ene bijzondere plant, wat ongemakkelijk aan. Sommige delen zijn teveel een opsomming van het bijzondere en unieke, te weinig een boeiend en vloeiend verhaal – zijn passie en bezetenheid lijken hem bij het schrijven in de weg te zitten. Daarbij komt dat hij zijn ego nadrukkelijk etaleert, zoals “Deze boom was zo mooi, ik moest hem wel helpen overleven” – laat liever zien dat het zo is en gun de conclusie aan de lezer.
1
Reageer op deze recensie