Lezersrecensie
Net geen Nederlandse Foundation-trilogie
(Deze bespreking verscheen eerder in Fantastische Vertellingen 49, maart 2019)
Johan Klein Haneveld treedt in het Nederlandse taalgebied al een aantal jaren op de voorgrond van de sciencefiction met degelijke, goed doordachte en goed gecomponeerde verhalen. Eerder vergeleek ik hem al eens met Isaac Asimov en al heeft elke vergelijking zijn grenzen en beperkingen, ook Het Teken in de Lucht drong die vergelijking weer bij mij op. Dat komt ook door de degelijkheid van zijn verhalen: degelijke stijl, degelijke compositie, degelijke uitwerking van in het algemeen degelijke personages. Maar dat zou zonder zijn oprechte belangstelling in de natuurwetenschappen en de menselijke expansie in de ruimte Dat geeft uiteindelijk de ‘drive’ – in eerste instantie bij de schrijver, maar uiteindelijk ook bij de lezer. Bovendien kreeg ik na een paar verhalen het enthousiasmerende gevoel dat ik een nieuwe, Nederlandstalige Foundation-trilogie aan het lezen was.
Natuurlijk is de trilogie van Asimov in een heel andere tijd ontstaan. Toen was er nog het geloof dat de mens iets van het verleden kon leren, dat de wereld uiteindelijk toch maakbaar was; toen kon de wetenschapper Hari Seldon van alles in gang zetten en aanwezig zijn in een eeuwenlange ontwikkeling. Maar ook die trilogie is vanuit losse verhalen ontstaan, verhalen binnen eenzelfde context. In de verhalen van Johan Klein Haneveld is geen Hari Seldon aanwezig. De samenhang is losser, meer van deze tijd. Maar ook de verhalen van Johan beschrijven de ontwikkeling van de mens, de verovering van de ruimte, net als de Foundation-trilogie dat deed.
In het eerste verhaal Donkere aarde, dat zich afspeelt in de nabije toekomst van AD2035, waarin de gedrevenheid van NASA en Elon Musk tot een bemande landing op Mars heeft geleid, laat Johan de lezer van een afstand zien hoe op de Aarde het licht uit gaat. Het tweede verhaal, Stad van de duivel, maakt duidelijk dat het een ‘reset’ is, een nieuw begin. Er is een nieuwe macht gevestigd, de Autoriteit, en via Anno Autoriteit 37, wanneer dit verhaal zich afspeelt, wordt de lezer verder de toekomst en ook de ruimte in gevoerd: van Anno Autoriteit 37 naar Anno Autoriteit 92 (De ogen van de tijger), naar Anno Autoriteit 287 (De vluchteling), naar Anno Autoriteit 437 (De droom), naar Anno Autoriteit 507 (Inspectie)…
Het zijn degelijke, goed gecomponeerde verhalen, met aansprekende personages vol menselijke emoties, en door de samenhang krijgt het boek nog een extra, de verhalen overspannende spanningsboog, waardoor je ook na het verhaal nieywsgierig blijft naar het vervolg. In deze door de Autoriteit verbonden verhalen wordt de ruimte stap voor stap veroverd en dat drong bij mij de vergelijking op met de Foundation-trilogie. Ergens bij De droom of bij Inspectie, toen ik op tweederde was en het einde van het boek naderde, dacht ik: oké Johan, nu een externe tegenkracht introduceren, en intern verzet, en dan wil ik in twee volgende verhalenbundels van de ‘Autoriteit-trilogie’ dat krachtenspel uitgewerkt zien, waarin ik ook die toch wel erg Christelijke Autoriteit nog wat verder verduidelijkt wil hebben. En ja hoor! Ik wordt op mijn wenken bediend: in AA 891 (Het teken in de lucht) wordt een externe kracht geïntroduceerd en in 1023 (De afgrond) wordt een interne rotte plek getoond. Nu stoppen of een consoliderende afronding, en dan kunnen we de komende jaren genieten van het vervolg, want die externe macht en het interne verzet zijn nog een beetje ééndimensionaal, die moeten met conflicten, groeistuipen en spanningsvelden verder worden uitgewerkt, en juist, die Autoriteit, die moet toch ook wat minder Goddelijk worden.
Maar dan springt Johan met De vrouw aan het einde naar het einde van alles, naar de Anno Autoriteit in de oneindigheid, weergegeven door het lemniscaat of de liggende acht, en dat voelde toch heel erg als: en toen kwam er een olifant met een lange snuit en die blies het verhaaltje uit. En dat was een grote tegenvaller.
Natuurlijk is dat niet eerlijk tegenover dit laatste verhaal, wat op zich een mooi, misschien wel een van de gevoeligste verhalen is. Het is ook niet eerlijk ten opzichte van de gehele bundel, waarvan ik blijkbaar wat anders wilde maken dan de schrijver voor ogen had. Maar het zal toch ook wel duidelijk zijn dat mijn gemopper aan het eind van de bundel toch vooral een compliment is: ik wilde meer.
Ik wil nog steeds meer.
Johan Klein Haneveld treedt in het Nederlandse taalgebied al een aantal jaren op de voorgrond van de sciencefiction met degelijke, goed doordachte en goed gecomponeerde verhalen. Eerder vergeleek ik hem al eens met Isaac Asimov en al heeft elke vergelijking zijn grenzen en beperkingen, ook Het Teken in de Lucht drong die vergelijking weer bij mij op. Dat komt ook door de degelijkheid van zijn verhalen: degelijke stijl, degelijke compositie, degelijke uitwerking van in het algemeen degelijke personages. Maar dat zou zonder zijn oprechte belangstelling in de natuurwetenschappen en de menselijke expansie in de ruimte Dat geeft uiteindelijk de ‘drive’ – in eerste instantie bij de schrijver, maar uiteindelijk ook bij de lezer. Bovendien kreeg ik na een paar verhalen het enthousiasmerende gevoel dat ik een nieuwe, Nederlandstalige Foundation-trilogie aan het lezen was.
Natuurlijk is de trilogie van Asimov in een heel andere tijd ontstaan. Toen was er nog het geloof dat de mens iets van het verleden kon leren, dat de wereld uiteindelijk toch maakbaar was; toen kon de wetenschapper Hari Seldon van alles in gang zetten en aanwezig zijn in een eeuwenlange ontwikkeling. Maar ook die trilogie is vanuit losse verhalen ontstaan, verhalen binnen eenzelfde context. In de verhalen van Johan Klein Haneveld is geen Hari Seldon aanwezig. De samenhang is losser, meer van deze tijd. Maar ook de verhalen van Johan beschrijven de ontwikkeling van de mens, de verovering van de ruimte, net als de Foundation-trilogie dat deed.
In het eerste verhaal Donkere aarde, dat zich afspeelt in de nabije toekomst van AD2035, waarin de gedrevenheid van NASA en Elon Musk tot een bemande landing op Mars heeft geleid, laat Johan de lezer van een afstand zien hoe op de Aarde het licht uit gaat. Het tweede verhaal, Stad van de duivel, maakt duidelijk dat het een ‘reset’ is, een nieuw begin. Er is een nieuwe macht gevestigd, de Autoriteit, en via Anno Autoriteit 37, wanneer dit verhaal zich afspeelt, wordt de lezer verder de toekomst en ook de ruimte in gevoerd: van Anno Autoriteit 37 naar Anno Autoriteit 92 (De ogen van de tijger), naar Anno Autoriteit 287 (De vluchteling), naar Anno Autoriteit 437 (De droom), naar Anno Autoriteit 507 (Inspectie)…
Het zijn degelijke, goed gecomponeerde verhalen, met aansprekende personages vol menselijke emoties, en door de samenhang krijgt het boek nog een extra, de verhalen overspannende spanningsboog, waardoor je ook na het verhaal nieywsgierig blijft naar het vervolg. In deze door de Autoriteit verbonden verhalen wordt de ruimte stap voor stap veroverd en dat drong bij mij de vergelijking op met de Foundation-trilogie. Ergens bij De droom of bij Inspectie, toen ik op tweederde was en het einde van het boek naderde, dacht ik: oké Johan, nu een externe tegenkracht introduceren, en intern verzet, en dan wil ik in twee volgende verhalenbundels van de ‘Autoriteit-trilogie’ dat krachtenspel uitgewerkt zien, waarin ik ook die toch wel erg Christelijke Autoriteit nog wat verder verduidelijkt wil hebben. En ja hoor! Ik wordt op mijn wenken bediend: in AA 891 (Het teken in de lucht) wordt een externe kracht geïntroduceerd en in 1023 (De afgrond) wordt een interne rotte plek getoond. Nu stoppen of een consoliderende afronding, en dan kunnen we de komende jaren genieten van het vervolg, want die externe macht en het interne verzet zijn nog een beetje ééndimensionaal, die moeten met conflicten, groeistuipen en spanningsvelden verder worden uitgewerkt, en juist, die Autoriteit, die moet toch ook wat minder Goddelijk worden.
Maar dan springt Johan met De vrouw aan het einde naar het einde van alles, naar de Anno Autoriteit in de oneindigheid, weergegeven door het lemniscaat of de liggende acht, en dat voelde toch heel erg als: en toen kwam er een olifant met een lange snuit en die blies het verhaaltje uit. En dat was een grote tegenvaller.
Natuurlijk is dat niet eerlijk tegenover dit laatste verhaal, wat op zich een mooi, misschien wel een van de gevoeligste verhalen is. Het is ook niet eerlijk ten opzichte van de gehele bundel, waarvan ik blijkbaar wat anders wilde maken dan de schrijver voor ogen had. Maar het zal toch ook wel duidelijk zijn dat mijn gemopper aan het eind van de bundel toch vooral een compliment is: ik wilde meer.
Ik wil nog steeds meer.
1
Reageer op deze recensie