Lezersrecensie
De komst van de Messias in Antwerpen
De vierde maal dat ik dit boek lees, deze keer uit een exemplaar dat onze plaatselijke bib had afgevoerd en in de "alles-moet-weg"-bakken te koop had gezet.
Zeer origineel verhaal, zeer lyrische, barokke en soms wijdlopige taal, zo waren wij Hubert Lampo gewend, in onze scholierentijd, toen wij dweepten met het magisch-realisme, met Lampo, Johan Daisne, Jean Ray, Malpertuis, ... (maar ook met Paul Delvaux, René Magritte, Salvador Dalí ...).
De Ik-verteller en hoofdpersonage, Freek Groenevelt, redacteur bij De Scheldebode, komt op een uiterst vreemde wijze meermaals in contact met een zekere Joachim Stiller. Als hij parallel hiermee ook nog kennis maakt met andere mensen die soortgelijke ervaringen opdoen met de zelfde Stiller (o.a. met Simone Marijnissen met wie zich een nieuwe liefdesrelatie zal ontluiken), beginnen er bij Freek angsten naar boven te komen waarvan hij tot dusver het bestaan nog niet kende.
In zijn essayistische werken zou Hubert Lampo herhaaldelijk gezegd hebben dat hij het boek geschreven heeft vanuit een angstsituatie als gevolg van een psychisch trauma, dat hij uit de oorlog 1940-1945 en de internationale nasleep had overgehouden.
Bij lezing van de roman realiseerde ik me dat ik momenteel wel vier exemplaren van dit boekje bezit, waaronder twee met de omslagillustratie van de editie(s) die het best gekend zijn bij het brede publiek van mijn generatie. Lezing van de roman maakt deze omslagillustratie ook duidelijk : vier gestalten (een vrouw en drie mannen), wachtend voor een (stations)gebouw en in het weids portaal een zwarte gestalte, Joachim Stiller, die lijfelijk het leven van Freek, Simone, Molijn en Keldermans binnentreedt; naar deze "komst" verwijst trouwens ook de titel van het verhaal.
Stiller en zijn "komst" is een metafoor voor een Christus-figuur, typisch voor dit genre roman : het magisch-realisme zit boordevol met metaforen.
Het station is het inmiddels verdwenen Zuidstation van Antwerpen, een pareltje van architectuur, na de Wereldtentoonstelling in 1894 gebouwd op de Simon Bolivarplaats, maar in 1965 terug afgebroken en geslachtofferd voor de aansluiting aan de "toen" toekomstige nieuwe Kennedytunnel onder de Schelde (1970).
Voor mij is dit historische boekje pure nostalgie.
Zeer origineel verhaal, zeer lyrische, barokke en soms wijdlopige taal, zo waren wij Hubert Lampo gewend, in onze scholierentijd, toen wij dweepten met het magisch-realisme, met Lampo, Johan Daisne, Jean Ray, Malpertuis, ... (maar ook met Paul Delvaux, René Magritte, Salvador Dalí ...).
De Ik-verteller en hoofdpersonage, Freek Groenevelt, redacteur bij De Scheldebode, komt op een uiterst vreemde wijze meermaals in contact met een zekere Joachim Stiller. Als hij parallel hiermee ook nog kennis maakt met andere mensen die soortgelijke ervaringen opdoen met de zelfde Stiller (o.a. met Simone Marijnissen met wie zich een nieuwe liefdesrelatie zal ontluiken), beginnen er bij Freek angsten naar boven te komen waarvan hij tot dusver het bestaan nog niet kende.
In zijn essayistische werken zou Hubert Lampo herhaaldelijk gezegd hebben dat hij het boek geschreven heeft vanuit een angstsituatie als gevolg van een psychisch trauma, dat hij uit de oorlog 1940-1945 en de internationale nasleep had overgehouden.
Bij lezing van de roman realiseerde ik me dat ik momenteel wel vier exemplaren van dit boekje bezit, waaronder twee met de omslagillustratie van de editie(s) die het best gekend zijn bij het brede publiek van mijn generatie. Lezing van de roman maakt deze omslagillustratie ook duidelijk : vier gestalten (een vrouw en drie mannen), wachtend voor een (stations)gebouw en in het weids portaal een zwarte gestalte, Joachim Stiller, die lijfelijk het leven van Freek, Simone, Molijn en Keldermans binnentreedt; naar deze "komst" verwijst trouwens ook de titel van het verhaal.
Stiller en zijn "komst" is een metafoor voor een Christus-figuur, typisch voor dit genre roman : het magisch-realisme zit boordevol met metaforen.
Het station is het inmiddels verdwenen Zuidstation van Antwerpen, een pareltje van architectuur, na de Wereldtentoonstelling in 1894 gebouwd op de Simon Bolivarplaats, maar in 1965 terug afgebroken en geslachtofferd voor de aansluiting aan de "toen" toekomstige nieuwe Kennedytunnel onder de Schelde (1970).
Voor mij is dit historische boekje pure nostalgie.
1
3
Reageer op deze recensie