Lezersrecensie
Anachronistisch onorigineel vampieren-verhaal
Volgens de achterflap van dit tweede Dracula-boek van Dacre Stoker (de achterachterneef van de schrijver van het originele Dracula-boek) lijkt deze titel een (gedeeltelijke) biografie van de beroemde Bram Stoker te zijn. Op basis van door Bram Stoker nagelaten notities zou de ware oorsprong van zijn klassieker uit 1897 worden beschreven, zo luidt het.
Echter, niets is minder waar.
Het verhaal start in 1854, wanneer de dan zevenjarige Bram Stoker wegens zijn ziekelijke lichamelijke gesteldheid voortdurend het bed moet houden.
Bram Stoker is in zijn jeugd inderdaad heel ziekelijk geweest, maar dat wordt dan als uitgangsbasis gebruikt om een soort van Dracula-prequel in elkaar te knutselen, die links en rechts wordt doorspekt met aardige feitjes uit zijn werkelijke leven.
Bram Stoker wordt op een wonderlijke wijze genezen door de nagelnieuwe maar mysterieuze nanny van de familie, Ellen Crone.
Zo ontstaat er dan een zoveelste horror-“klassieker” waarin de typische elementen van het griezel-fenomeen nog maar ’s aan bod kunnen komen, hoe vampieren de doden kunnen manipuleren terwijl ze in feite zelf dood zijn of toch niet helemaal écht dood, wat hun zwakheden en wat hun sterktes zijn, en hoe men ze kan bestrijden en van het lijf kan afhouden, kortom, alle-wist-je-datjes die iedereen van ons inmiddels tot vervelens toe al lang weet.
De eerste (langdradige) honderd bladzijden beslaan de achtervolging van het intrigerende kindermeisje (die verondersteld wordt door de lezer als zeer spannend ervaren te worden), door de jonge Bram en zijn net oudere zus Matilda ingezet, en die koers heeft gezet naar de ruïnes van het (uiteraard verlaten, door spinnenwebben overdekte, zeer donkere, en uiterst beangstigende) lokale kasteel.
Halverwege het boek komt er dan een kenner van de necromantische problematiek (met een uiteraard erg exotische naam) op de proppen, die de familie Stoker zal helpen in de jacht op het duivelse kwaad.
Even wordt het leuk om te vernemen hoe verschillende Europese culturen in de loop van de geschiedenis verschillende benamingen voor deze duivelse rakkers zouden hebben bedacht
(de Ierse “Dearg-Due”, de Oost-Europese “woiwode”, “stregoica”, “ördög” of “pokol”, de Oostenrijkse “strigoi”, of de Hongaarse welluidende en ethymologisch duidelijke “wampyr”).
Naast het feit dat het boek erg onorigineel is in de wijze waarop met de vampierlegende wordt omgegaan zal de aandachtige lezer een hele rits aan anachronismen bemerken die het boek een amateuristisch cachet meegeven.
(Om er maar enkele te noemen :
- In 1868 betreden de jonge Stokers een geheim genootschap in een jachtslot in Ierland, de Hellfire Club, dat vlgs.de insider ong. honderd jaar tevoren door William Conolly gebouwd zou zijn. De echte Hellfire Club op de top van Montpelier Hill in de Dublin Mountains stond daar echter al in 1725.
- Het gezelschap ziet daar op een zeker ogenblik Arthur Guinness, de beroemde brouwer van het donkere Ierse gerstenat; echter, Arthur Guinness senior is gestorven in 1803 en Arthur Guinness junior was er ook niet meer in 1855, tenzij deze toen ook door een vampier gebeten en leeggezogen was en als “ondode” terug in het leven is gestapt
- Als het gezelschap de Ierse Zee oversteekt en over het Engelse land verder trekt naar Whitby aan de kust van Yorkshire (dat in het leven van Bram Stoker ook een belangrijke rol heeft gespeeld), gaan ze logeren in de “Duke of York Inn”, dat vandaag een B&B is die er 5 jaar geleden prat op ging bijna 150 jaar te bestaan. Even rekenen leert ons dat deze herberg naar alle waarschijnlijkheid de Stokers niet te slapen heeft kunnen leggen (maar wellicht wel een van hun nazaten ttz Dacre Stoker himself)
Helemaal op het einde in het epiloog-gedeelte krijg je nog wat biografische gegevens over de Stokers, maar dit is weinig overtuigend (één van de “zie-je-wel”-kreten die daarbij worden geslaakt is het feit dat Bram Stoker cfr.zijn testamentaire laatste wil zich heeft laten cremeren ipv begraven, wat in die tijd heel ongewoon geweest zou zijn).
Net daarvoor wordt er nog een zeer geheimzinnig briefje onthuld dat Bram in het verleden in handen kreeg, met de “veelbetekenende” geografische coördinaten N 47° E 25,75°. Smartphone erbij, Google Maps openslaan en GPS-coördinaten inbrengen, en je eindigt irgendwo op een bergtop in het midden van de bossen van Transsylvanië (“Draculaland” in Roemenië, voor degene die het nog niet zou doorhebben), 4 km van de “Piatra Moara Dracilor” (ik begin te trillen op mijn benen), en 5 km van Tulgheș (dat zich niet eens in de nabijheid van Bran bevindt waar volgens de legende het kasteel van Dracula zich bevindt, maar op een slordige 200 km daar vandaan). De eerste foto van het dorpje die onder het plannetje verschijnt toont een groene vallei met midden daarin een kerkhof met scheefgezakte grafstenen, een schoolvoorbeeld van goedkope kermis-suspense.
Het feit dat de wat meer ervaren schrijver Jonathan Dylan (J.D.) Barker heeft meegewerkt aan dit boek heeft vast meegeholpen om het te redden van de ondergang.
Jaren geleden heb ik Dacre’s eerste boek gelezen, “Dracula de Ondode” (2009), dat bedoeld was als een sequel op het origineel van zijn overoudoom, en dat toen meegeschreven was door Ian Holt. Mijn ervaring ermee was zoals het toen ook in de pers werd onthaald, nl. barslecht.
Dit boek “Dracul”, de prequel, kan er misschien nog net mee door voor de liefhebber van het genre, maar wat mij betreft is het een absolute laagvlieger, nauwelijks twee sterren waard.
Echter, niets is minder waar.
Het verhaal start in 1854, wanneer de dan zevenjarige Bram Stoker wegens zijn ziekelijke lichamelijke gesteldheid voortdurend het bed moet houden.
Bram Stoker is in zijn jeugd inderdaad heel ziekelijk geweest, maar dat wordt dan als uitgangsbasis gebruikt om een soort van Dracula-prequel in elkaar te knutselen, die links en rechts wordt doorspekt met aardige feitjes uit zijn werkelijke leven.
Bram Stoker wordt op een wonderlijke wijze genezen door de nagelnieuwe maar mysterieuze nanny van de familie, Ellen Crone.
Zo ontstaat er dan een zoveelste horror-“klassieker” waarin de typische elementen van het griezel-fenomeen nog maar ’s aan bod kunnen komen, hoe vampieren de doden kunnen manipuleren terwijl ze in feite zelf dood zijn of toch niet helemaal écht dood, wat hun zwakheden en wat hun sterktes zijn, en hoe men ze kan bestrijden en van het lijf kan afhouden, kortom, alle-wist-je-datjes die iedereen van ons inmiddels tot vervelens toe al lang weet.
De eerste (langdradige) honderd bladzijden beslaan de achtervolging van het intrigerende kindermeisje (die verondersteld wordt door de lezer als zeer spannend ervaren te worden), door de jonge Bram en zijn net oudere zus Matilda ingezet, en die koers heeft gezet naar de ruïnes van het (uiteraard verlaten, door spinnenwebben overdekte, zeer donkere, en uiterst beangstigende) lokale kasteel.
Halverwege het boek komt er dan een kenner van de necromantische problematiek (met een uiteraard erg exotische naam) op de proppen, die de familie Stoker zal helpen in de jacht op het duivelse kwaad.
Even wordt het leuk om te vernemen hoe verschillende Europese culturen in de loop van de geschiedenis verschillende benamingen voor deze duivelse rakkers zouden hebben bedacht
(de Ierse “Dearg-Due”, de Oost-Europese “woiwode”, “stregoica”, “ördög” of “pokol”, de Oostenrijkse “strigoi”, of de Hongaarse welluidende en ethymologisch duidelijke “wampyr”).
Naast het feit dat het boek erg onorigineel is in de wijze waarop met de vampierlegende wordt omgegaan zal de aandachtige lezer een hele rits aan anachronismen bemerken die het boek een amateuristisch cachet meegeven.
(Om er maar enkele te noemen :
- In 1868 betreden de jonge Stokers een geheim genootschap in een jachtslot in Ierland, de Hellfire Club, dat vlgs.de insider ong. honderd jaar tevoren door William Conolly gebouwd zou zijn. De echte Hellfire Club op de top van Montpelier Hill in de Dublin Mountains stond daar echter al in 1725.
- Het gezelschap ziet daar op een zeker ogenblik Arthur Guinness, de beroemde brouwer van het donkere Ierse gerstenat; echter, Arthur Guinness senior is gestorven in 1803 en Arthur Guinness junior was er ook niet meer in 1855, tenzij deze toen ook door een vampier gebeten en leeggezogen was en als “ondode” terug in het leven is gestapt
- Als het gezelschap de Ierse Zee oversteekt en over het Engelse land verder trekt naar Whitby aan de kust van Yorkshire (dat in het leven van Bram Stoker ook een belangrijke rol heeft gespeeld), gaan ze logeren in de “Duke of York Inn”, dat vandaag een B&B is die er 5 jaar geleden prat op ging bijna 150 jaar te bestaan. Even rekenen leert ons dat deze herberg naar alle waarschijnlijkheid de Stokers niet te slapen heeft kunnen leggen (maar wellicht wel een van hun nazaten ttz Dacre Stoker himself)
Helemaal op het einde in het epiloog-gedeelte krijg je nog wat biografische gegevens over de Stokers, maar dit is weinig overtuigend (één van de “zie-je-wel”-kreten die daarbij worden geslaakt is het feit dat Bram Stoker cfr.zijn testamentaire laatste wil zich heeft laten cremeren ipv begraven, wat in die tijd heel ongewoon geweest zou zijn).
Net daarvoor wordt er nog een zeer geheimzinnig briefje onthuld dat Bram in het verleden in handen kreeg, met de “veelbetekenende” geografische coördinaten N 47° E 25,75°. Smartphone erbij, Google Maps openslaan en GPS-coördinaten inbrengen, en je eindigt irgendwo op een bergtop in het midden van de bossen van Transsylvanië (“Draculaland” in Roemenië, voor degene die het nog niet zou doorhebben), 4 km van de “Piatra Moara Dracilor” (ik begin te trillen op mijn benen), en 5 km van Tulgheș (dat zich niet eens in de nabijheid van Bran bevindt waar volgens de legende het kasteel van Dracula zich bevindt, maar op een slordige 200 km daar vandaan). De eerste foto van het dorpje die onder het plannetje verschijnt toont een groene vallei met midden daarin een kerkhof met scheefgezakte grafstenen, een schoolvoorbeeld van goedkope kermis-suspense.
Het feit dat de wat meer ervaren schrijver Jonathan Dylan (J.D.) Barker heeft meegewerkt aan dit boek heeft vast meegeholpen om het te redden van de ondergang.
Jaren geleden heb ik Dacre’s eerste boek gelezen, “Dracula de Ondode” (2009), dat bedoeld was als een sequel op het origineel van zijn overoudoom, en dat toen meegeschreven was door Ian Holt. Mijn ervaring ermee was zoals het toen ook in de pers werd onthaald, nl. barslecht.
Dit boek “Dracul”, de prequel, kan er misschien nog net mee door voor de liefhebber van het genre, maar wat mij betreft is het een absolute laagvlieger, nauwelijks twee sterren waard.
1
Reageer op deze recensie