Lezersrecensie
Een bewierookte Vlaamse klassieker ?
Wie in de literatuur aan Vlaamse klassiekers wil denken, denkt uiteraard o.a. aan Ward Ruyslinck. En omdat ik van deze auteur nog nooit een boek had gelezen en deze onlangs door het klassieker genootschap naar voren werd geschoven, leek dat mij het “uitgelezen” moment om één van zijn bekendste werken, “Wierook en tranen”, aan te vatten.
Het verhaal opent met de vlucht op de fiets van de Vlaamse familie Havermans wanneer het Duitse leger op 10 mei 1940 de Lage Landen en Frankrijk binnenvalt. Het narratief komt volledig uit de mond van de negenjarige jongen Waldo.
Zonder zich te bezondigen aan enige spoiler kunnen we kort samengevat de rode draad van dit (erg dunne) boekje vertellen (omdat in de meeste uitgaven deze eveneens op de achterflap wordt vermeld).
Het gezin eindigt in een vluchtelingenkaravaan tussen Poperinge en de Franse grens die moet schuilen voor een vijandelijk bombardement. Vader en moeder Havermans schieten er het leven bij in, Waldo wordt gewond en opgevangen in een lokaal veldhospitaal. Kort daarop ontmoet hij heel toevallig het oudere Antwerpse buurmeisje Vera, met wie hij de terugtocht naar huis wil ondernemen. Onderweg staat hen echter nog iets te wachten, en daar eindigt dan de achterflap … .
Ward Ruyslinck heeft in zijn roman een naïeviteit willen leggen van de kinderlijke onschuld die plots met de oorlog wordt geconfronteerd, door Waldo alles te laten vertellen en een soort spanning te laten ontstaan tussen niet-weten en weten.
Het taalgebruik en de stijl komt echter als een slechte volwassenen imitatie van het kinderlijke denken en spreken nogal gekunsteld over.
De roman werd in 1958 geschreven, een tijd waarin Vlaamse auteurs wellicht verondersteld werden mooi afgemeten en beschaafd Nederlands te schrijven (de voorloper van het “ABN” van onze generatie ?). Zinnen zoals Waldo’s klacht “… dat ik geen snars verstond van al wat ze uit hun laarzen sloegen …”, wat in 1958 misschien een opgekuiste versie was van wat toen als platvloers werd ervaren (“… uit hun botten sloegene …”), leest achteraf niet als een grappige kindertaal, maar eerder als een goedkoop potsierlijk trukje.
Op de dbnl-website wordt een bespreking en verklaring van deze vertelsituatie gegeven, om het niet-begrijpen van seksuele allusies en vreemde talen en fonetische klanken te simuleren.
In het zelfde dbnl-artikel wordt een interview vermeld waarin Ward Ruyslinck vertelde over de werkelijke vlucht van zijn eigen familie naar Calais in Frankrijk, die voortijdig in Audruicq is gestrand. Ward Ruyslinck zou daarin verklaard hebben “Als 12-jarige - ik was 3 jaar ouder dan Waldo, toen de oorlog uitbrak - ben ik met mijn ouders naar Frankrijk gevlucht.”. Dit citaat lijkt erg bizar.
Waldo’s leeftijd (9 jaar) wordt een paar keer in de roman vermeld (helemaal in het begin bovenaan de 2de verhalende bladzijde, en helemaal op het einde als Waldo met Vera in Gent terecht komt) (en die in sommige uitgaven van Manteau op de achterflap verkeerdelijk wordt weergegeven als “het 10-jarige zoontje”). Leg dit naast de geboortedatum van Ward Ruyslinck (17 juni 1929), en de dag dat de Duitsers effectief binnenvallen (10 mei 1940) : Ward Ruyslinck kon toen onmogelijk 12 jaar geweest zijn, maar wél 10 jaar (nog net geen 11, op 1 maand en 1 week na).
Ofwel heeft dbnl een bron gebezigd die voor dit interview een lammelottig slechte journalist heeft ingezet, ofwel wist Ward Ruyslinck toen een en ander ook niet meer zo goed.
Naast de stijl van de roman zijn er tal van elementen die niet erg geloofwaardig overkomen, en afbraak doen aan de dramatische waarde van wat verondersteld werd een tragisch anti-oorlogsverhaal te worden (Ward Ruyslinck was gekend als zeer anti-militaristisch).
Ik denk bv. niet dat de geallieerde soldaten, laat staan de Belgische, tijd, middelen, en zin hadden om in de halsoverkop volle vlucht voor de Duitse tanks tussendoor autoliftjes te gaan geven aan burgers en vluchtelingen, en daar bovenop nog luchthartige grapjes te maken, zoals “dappere Evarist” voor Waldo doet.
Evenmin denk ik dat op het grondgebied dat de Duitsers inmiddels hadden ingenomen er nog “vrijheidsgraden” aanwezig waren om achtergebleven Belgen ongedwongen met paard en huifkar te laten rondsjokken.
En dat Waldo en Vera tussen alle gevechten, troepenbewegingen, en vluchtende massa’s van duizenden mensen door nog een idyllisch plekje in de Vlaamse velden aan de Leie zouden vinden om te gaan bootjevaren en even een uiltje te gaan knappen vind ik helemaal te gek.
Het globale plaatje stelt zich zo dat ik wel ’s de moeite wou doen deze klassieker te lezen omdat het Ward Ruyslinck is. Hij kan er net mee door, maar voor mij is het geen echte hoogvlieger. In de canon van de Vlaamse klassiekers tussen Johan Daisne, Hubert Lampo, Willem Elsschot, Ernest Claes, Gerard Walschap, noem maar op, zou ik hem alleszins niet direct zetten.
Tenslotte nog dit, Ward Ruyslinck was mee betrokken in de verfilming van zijn boek in 1977 door Ruud Keers. Ook dit wordt vermeld op de achterflap, met foto en namen van de kindacteurs, Daan Brouwers in de rol van Waldo, en een zekere "Katlijn” Verbeke in de rol van Vera. Wat opzoekwerk leert mij dat Daan Brouwers jong overleden zou zijn in 2006, maar dat “Katlijn” Verbeke niet bestaat als actrice. De intelligente zoekmachine geeft me wel een match met Katelijne Verbeke (met 2 e's in haar voornaam), die vandaag nog wél actief is, én als actrice, recentelijk nog in de komische Belgische serie "Loslopend Wild", en die was wel degelijk de vertolker van de jonge Vera in 1977. Die redacteurs van Manteau toch.
Het verhaal opent met de vlucht op de fiets van de Vlaamse familie Havermans wanneer het Duitse leger op 10 mei 1940 de Lage Landen en Frankrijk binnenvalt. Het narratief komt volledig uit de mond van de negenjarige jongen Waldo.
Zonder zich te bezondigen aan enige spoiler kunnen we kort samengevat de rode draad van dit (erg dunne) boekje vertellen (omdat in de meeste uitgaven deze eveneens op de achterflap wordt vermeld).
Het gezin eindigt in een vluchtelingenkaravaan tussen Poperinge en de Franse grens die moet schuilen voor een vijandelijk bombardement. Vader en moeder Havermans schieten er het leven bij in, Waldo wordt gewond en opgevangen in een lokaal veldhospitaal. Kort daarop ontmoet hij heel toevallig het oudere Antwerpse buurmeisje Vera, met wie hij de terugtocht naar huis wil ondernemen. Onderweg staat hen echter nog iets te wachten, en daar eindigt dan de achterflap … .
Ward Ruyslinck heeft in zijn roman een naïeviteit willen leggen van de kinderlijke onschuld die plots met de oorlog wordt geconfronteerd, door Waldo alles te laten vertellen en een soort spanning te laten ontstaan tussen niet-weten en weten.
Het taalgebruik en de stijl komt echter als een slechte volwassenen imitatie van het kinderlijke denken en spreken nogal gekunsteld over.
De roman werd in 1958 geschreven, een tijd waarin Vlaamse auteurs wellicht verondersteld werden mooi afgemeten en beschaafd Nederlands te schrijven (de voorloper van het “ABN” van onze generatie ?). Zinnen zoals Waldo’s klacht “… dat ik geen snars verstond van al wat ze uit hun laarzen sloegen …”, wat in 1958 misschien een opgekuiste versie was van wat toen als platvloers werd ervaren (“… uit hun botten sloegene …”), leest achteraf niet als een grappige kindertaal, maar eerder als een goedkoop potsierlijk trukje.
Op de dbnl-website wordt een bespreking en verklaring van deze vertelsituatie gegeven, om het niet-begrijpen van seksuele allusies en vreemde talen en fonetische klanken te simuleren.
In het zelfde dbnl-artikel wordt een interview vermeld waarin Ward Ruyslinck vertelde over de werkelijke vlucht van zijn eigen familie naar Calais in Frankrijk, die voortijdig in Audruicq is gestrand. Ward Ruyslinck zou daarin verklaard hebben “Als 12-jarige - ik was 3 jaar ouder dan Waldo, toen de oorlog uitbrak - ben ik met mijn ouders naar Frankrijk gevlucht.”. Dit citaat lijkt erg bizar.
Waldo’s leeftijd (9 jaar) wordt een paar keer in de roman vermeld (helemaal in het begin bovenaan de 2de verhalende bladzijde, en helemaal op het einde als Waldo met Vera in Gent terecht komt) (en die in sommige uitgaven van Manteau op de achterflap verkeerdelijk wordt weergegeven als “het 10-jarige zoontje”). Leg dit naast de geboortedatum van Ward Ruyslinck (17 juni 1929), en de dag dat de Duitsers effectief binnenvallen (10 mei 1940) : Ward Ruyslinck kon toen onmogelijk 12 jaar geweest zijn, maar wél 10 jaar (nog net geen 11, op 1 maand en 1 week na).
Ofwel heeft dbnl een bron gebezigd die voor dit interview een lammelottig slechte journalist heeft ingezet, ofwel wist Ward Ruyslinck toen een en ander ook niet meer zo goed.
Naast de stijl van de roman zijn er tal van elementen die niet erg geloofwaardig overkomen, en afbraak doen aan de dramatische waarde van wat verondersteld werd een tragisch anti-oorlogsverhaal te worden (Ward Ruyslinck was gekend als zeer anti-militaristisch).
Ik denk bv. niet dat de geallieerde soldaten, laat staan de Belgische, tijd, middelen, en zin hadden om in de halsoverkop volle vlucht voor de Duitse tanks tussendoor autoliftjes te gaan geven aan burgers en vluchtelingen, en daar bovenop nog luchthartige grapjes te maken, zoals “dappere Evarist” voor Waldo doet.
Evenmin denk ik dat op het grondgebied dat de Duitsers inmiddels hadden ingenomen er nog “vrijheidsgraden” aanwezig waren om achtergebleven Belgen ongedwongen met paard en huifkar te laten rondsjokken.
En dat Waldo en Vera tussen alle gevechten, troepenbewegingen, en vluchtende massa’s van duizenden mensen door nog een idyllisch plekje in de Vlaamse velden aan de Leie zouden vinden om te gaan bootjevaren en even een uiltje te gaan knappen vind ik helemaal te gek.
Het globale plaatje stelt zich zo dat ik wel ’s de moeite wou doen deze klassieker te lezen omdat het Ward Ruyslinck is. Hij kan er net mee door, maar voor mij is het geen echte hoogvlieger. In de canon van de Vlaamse klassiekers tussen Johan Daisne, Hubert Lampo, Willem Elsschot, Ernest Claes, Gerard Walschap, noem maar op, zou ik hem alleszins niet direct zetten.
Tenslotte nog dit, Ward Ruyslinck was mee betrokken in de verfilming van zijn boek in 1977 door Ruud Keers. Ook dit wordt vermeld op de achterflap, met foto en namen van de kindacteurs, Daan Brouwers in de rol van Waldo, en een zekere "Katlijn” Verbeke in de rol van Vera. Wat opzoekwerk leert mij dat Daan Brouwers jong overleden zou zijn in 2006, maar dat “Katlijn” Verbeke niet bestaat als actrice. De intelligente zoekmachine geeft me wel een match met Katelijne Verbeke (met 2 e's in haar voornaam), die vandaag nog wél actief is, én als actrice, recentelijk nog in de komische Belgische serie "Loslopend Wild", en die was wel degelijk de vertolker van de jonge Vera in 1977. Die redacteurs van Manteau toch.
1
Reageer op deze recensie