Lezersrecensie
Bloed, zweet en tranen
‘Bezonken rood’ (1981) is een autobiografische roman met een duidelijke focus: Jeroen Brouwers richt zich op zijn vroegste kindertijd in Indië. De roman is van meet af aan succesvol en in vele talen vertaald, het is zijn succesvolste boek. Hoe komt dit?
Het is een verhaal over de verloren tijd. Als zijn moeder eenzaam sterft in een bejaardentehuis, wil Brouwers zijn kinderjaren in een jappenkamp aan de oppervlakte brengen om het te verwerken. Brouwers zegt erover: ‘Mijn ‘kamp-syndroom’ bestaat uit de wroeging die ik heden heb om de alles begerig in zich opnemende kleuter die ik ben geweest’. Het gaat hierbij niet om het werkelijke, maar om het beleefde verleden. Niet wat er gebeurd is, maar hoe hij het ervaren heeft. Boeken, brieven, films en foto’s activeren zijn geheugen. Uit de mist komen geleidelijk flarden verleden tevoorschijn.
We zijn in een wereld van bloed, zweet en tranen. In de tropische hitte zijn oma en moeder, hij en zijn zus opgesloten in het vrouwenkamp Tjideng, een afgescheiden wijk in Batavia. Periodiek zijn er razzia’s waarbij kinderen van hun moeders worden gescheiden. Ze lijden honger en gebrek. Overal vervuiling en vliegen. De Japanners handhaven een ijzeren discipline. Op het appèl worden de gevangen geteld en herteld. Er heerst een regime van mishandeling en marteling met vernedering als doel. Stokslagen bij de minste overtreding, eindeloze blootstelling aan hitte en zon, kwakend kikkersprongen maken op het appèlplein. Hij ziet hoe zijn moeder wordt afgetuigd, haar schoonheid verliest en denkt: ‘[…] nu wil ik een andere moeder, want deze is kapot […]’.
In Nederland is na de Tweede Wereldoorlog weinig gehoor voor de ellende in de jappenkampen. Men heeft immers zelf de nodige ellende achter de rug. Ook jaloezie kan een rol spelen, want wie naar Indië ging, had het beter dan de thuisblijvers. Wie het heeft meemaakt zwijgt, zodat de indruk ontstaat dat het allemaal wel niet zo erg zal zijn geweest. ‘Bezonken rood’ is -ook internationaal- een van de weinige romans waaruit het tegendeel blijkt.
‘Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt’ en het kampverleden heeft dan ook allerlei gevolgen in Brouwers’ latere leven, zoals blijkt uit een aantal passages over het recente verleden. Het leidt tot een haat-liefde verhouding met zijn moeder die hij projecteert op latere relaties, zoals met Liza in de roman. Hij is zichzelf niet meer, wordt verteerd door angst en voelt zijn gezicht vloeibaar worden. Hij heeft een afkeer van het leven gekregen en wil het liefst alleen zijn. Om alles te dempen vlucht hij in alcohol en pillen.
‘Bezonken rood’ is compact, eerder een novelle dan een roman. Het heeft een grote samenhang en spanning door de focus op het verleden en de geconcentreerde stijl. Samenhang ontstaat door de herhaalde symboliek. Jeroen loopt rond met de veel te grote tropenhelm van zijn geliefde grootvader, de helm beschermt tegen de zon en is een amulet dat hem doet overleven. Alles is rood: er zijn rode vliegen met bloed aan hun vleugels, de dood is een bloedrode kikker, de bloeddoorlopen ogen van de kampcommandant, de rode zon, het land van de rijzende zon en de vlag met een rode zon in het midden. Spanning ontstaat doordat de herinneringen toenemen en gedetailleerder worden. Naarmate je verder leest, krijg je een steeds scherper beeld van het kampleven. Je vraagt je af wat er nog bij komt en hoe het afloopt.
Brouwers tracht zich te bevrijden van zijn herinneringen. Hij zegt het zo: ‘[…] wat ik heb geschreven hoeft niet langer door mij te worden onthouden […]’. En verderop: ‘Ik denk dat ik een slechte schrijver zou zijn als ik ‘gelukkig’ was: gelukkige schrijvers hebben niets te vertellen’.
‘Bezonken rood’ is een zoektocht naar een ver verleden in een andere wereld. Het boek roept dit verleden in alle gruwel op en is zowel voor de schrijver als de buitenwereld pijnlijk en met taboe beladen. De roman beschrijft de kampwereld en laat de gevolgen ervan in de tijd zien. ‘Bezonken rood’ doorbreekt het zwijgen in een compacte roman van grote zeggingskracht, het is een sleutelroman tot zijn oeuvre.
Het is een verhaal over de verloren tijd. Als zijn moeder eenzaam sterft in een bejaardentehuis, wil Brouwers zijn kinderjaren in een jappenkamp aan de oppervlakte brengen om het te verwerken. Brouwers zegt erover: ‘Mijn ‘kamp-syndroom’ bestaat uit de wroeging die ik heden heb om de alles begerig in zich opnemende kleuter die ik ben geweest’. Het gaat hierbij niet om het werkelijke, maar om het beleefde verleden. Niet wat er gebeurd is, maar hoe hij het ervaren heeft. Boeken, brieven, films en foto’s activeren zijn geheugen. Uit de mist komen geleidelijk flarden verleden tevoorschijn.
We zijn in een wereld van bloed, zweet en tranen. In de tropische hitte zijn oma en moeder, hij en zijn zus opgesloten in het vrouwenkamp Tjideng, een afgescheiden wijk in Batavia. Periodiek zijn er razzia’s waarbij kinderen van hun moeders worden gescheiden. Ze lijden honger en gebrek. Overal vervuiling en vliegen. De Japanners handhaven een ijzeren discipline. Op het appèl worden de gevangen geteld en herteld. Er heerst een regime van mishandeling en marteling met vernedering als doel. Stokslagen bij de minste overtreding, eindeloze blootstelling aan hitte en zon, kwakend kikkersprongen maken op het appèlplein. Hij ziet hoe zijn moeder wordt afgetuigd, haar schoonheid verliest en denkt: ‘[…] nu wil ik een andere moeder, want deze is kapot […]’.
In Nederland is na de Tweede Wereldoorlog weinig gehoor voor de ellende in de jappenkampen. Men heeft immers zelf de nodige ellende achter de rug. Ook jaloezie kan een rol spelen, want wie naar Indië ging, had het beter dan de thuisblijvers. Wie het heeft meemaakt zwijgt, zodat de indruk ontstaat dat het allemaal wel niet zo erg zal zijn geweest. ‘Bezonken rood’ is -ook internationaal- een van de weinige romans waaruit het tegendeel blijkt.
‘Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt’ en het kampverleden heeft dan ook allerlei gevolgen in Brouwers’ latere leven, zoals blijkt uit een aantal passages over het recente verleden. Het leidt tot een haat-liefde verhouding met zijn moeder die hij projecteert op latere relaties, zoals met Liza in de roman. Hij is zichzelf niet meer, wordt verteerd door angst en voelt zijn gezicht vloeibaar worden. Hij heeft een afkeer van het leven gekregen en wil het liefst alleen zijn. Om alles te dempen vlucht hij in alcohol en pillen.
‘Bezonken rood’ is compact, eerder een novelle dan een roman. Het heeft een grote samenhang en spanning door de focus op het verleden en de geconcentreerde stijl. Samenhang ontstaat door de herhaalde symboliek. Jeroen loopt rond met de veel te grote tropenhelm van zijn geliefde grootvader, de helm beschermt tegen de zon en is een amulet dat hem doet overleven. Alles is rood: er zijn rode vliegen met bloed aan hun vleugels, de dood is een bloedrode kikker, de bloeddoorlopen ogen van de kampcommandant, de rode zon, het land van de rijzende zon en de vlag met een rode zon in het midden. Spanning ontstaat doordat de herinneringen toenemen en gedetailleerder worden. Naarmate je verder leest, krijg je een steeds scherper beeld van het kampleven. Je vraagt je af wat er nog bij komt en hoe het afloopt.
Brouwers tracht zich te bevrijden van zijn herinneringen. Hij zegt het zo: ‘[…] wat ik heb geschreven hoeft niet langer door mij te worden onthouden […]’. En verderop: ‘Ik denk dat ik een slechte schrijver zou zijn als ik ‘gelukkig’ was: gelukkige schrijvers hebben niets te vertellen’.
‘Bezonken rood’ is een zoektocht naar een ver verleden in een andere wereld. Het boek roept dit verleden in alle gruwel op en is zowel voor de schrijver als de buitenwereld pijnlijk en met taboe beladen. De roman beschrijft de kampwereld en laat de gevolgen ervan in de tijd zien. ‘Bezonken rood’ doorbreekt het zwijgen in een compacte roman van grote zeggingskracht, het is een sleutelroman tot zijn oeuvre.
3
6
Reageer op deze recensie