Lezersrecensie
Zelfverlies van een lefgozer
Een hoogstapelaar is een opschepper of een praatjesmaker en dat is een treffende typering van de 17-jarige Ewout Meyster, de hoofdpersoon van deze roman. Zijn obsessies zijn: hoe krijg ik vrienden, hoe houd ik ze en hoe overwin ik ze? Ewout heeft zijn vrienden nodig om zich sterker te voelen, ze moeten hem bevestigen, maar hij voelt weinig liefde voor hen. Vaak zijn ze dom en vervelend. Ewout wil macht, geen vriendschap. Vrienden die hem naar de ogen zien of naar de mond praten, laat hij links liggen. Aangezien Ewout het niet van lichaamskracht of schoonheid moet hebben, heeft hij twee andere tactieken.
Alles draait om houding en uitstraling, hij wijst zijn vrienden er regelmatig op dat ze er zo lullig op staan. Zelf denkt hij aan Churchill en Hitler die alles aan hun charisma te danken hadden en vraagt zich constant af hoe hij zich het beste kan voordoen.
Bovendien heeft Ewout de gave van het woord. Het gaat er niet zozeer om veel aan het woord te zijn, nee, je moet op het juiste moment het hoogstnodige weten te zeggen. Zo doet Ewout alsof hij de wereld en het leven beter begrijpt dan zijn vrienden, hij geeft hen psychologisch advies, gaat met hun ouders praten en heeft zich zelfs het welzijnsjargon meester gemaakt. Hij doet alsof hij Sartre en Camus heeft gelezen. Twijfel aan zichzelf lijkt Ewout niet te hebben. Als hij van school wordt gestuurd, zegt hij tegen de directeur: ‘Als ik spreek, heeft u uw mond te houden’. Hij gaat niet meer naar school, de buitenwereld is nog kleiner geworden, zodat Ewouts binnenwereld nog meer kans krijgt.
‘De hoogstapelaar’ speelt zich af in een niet al te ver verleden (1960?), zoals blijkt uit de licht archaïsche stijl, de kleding van de jongeren en andere details. De stijl dwingt tot aandachtig en rustig lezen. De roman maakt deel uit van een cyclus, maar staat op zichzelf. De thematiek is vergelijkbaar met de eerdere roman ‘De opdracht’, maar ‘De hoogstapelaar’ is compacter en overtuigender.
De roman wordt gedragen door de vele reflecties van Ewout over hoe hij zich moet opstellen, hoe anderen daarop zullen reageren en hoe hij kan zegevieren. Agressie en provocatie horen daar bij. Bepaalde fragmenten keren steeds terug, ze symboliseren de tredmolen van Ewouts leven en zijn gedachten. Steeds maar weer zit Ewout rokend in een fauteuil met cola op het tafeltje naast hem in de woonkamer naar de straat te koekeloeren of hij zijn vrienden al ziet.
Hoe meer je jezelf forceert om tegenover anderen een beter ik te etaleren, hoe meer je jezelf dreigt te verliezen. Ewout komt door alle capriolen die hij bedenkt en uithaalt steeds verder van zichzelf af te staan en krijgt angsten, depressies en inzinkingen. Zijn vrienden zien de barstjes in zijn harnas steeds beter en krijgen door dat deze poseur weinig te betekenen heeft. Zo komt Ewout alleen te staan en beschrijft de roman een cyclus van eenzaamheid.
In sommige opzichten doet 'De hoogstapelaar' aan 'De avonden' van Gerard Reve denken: beide romans zijn vrij statisch, de hoofdpersonen leiden een monotoon leven van thuis zijn en vrienden opzoeken. Ze handhaven zich met het woord, maar anders dan Ewout heeft de iets oudere Frits van Egters het wapen van de ironie ontdekt. Net als in ‘De avonden’ zijn liefde en seks van weinig belang. De jongens praten wel over de meiden, maar daar stopt het. Beschuldiging van homoseksualiteit geldt als een belediging, maar het fascineert hen toch. Ewout masturbeert zonder overgave en doet in het verborgene aan travestie, maar erotische verlangens naar anderen heeft hij niet. Er is een onmacht tot intimiteit die Ewout juist zou kunnen bevrijden van zichzelf. De enige bevrijding is de muziek en Ewout draait zo nu en dan ‘Uit de nieuwe wereld’ van Dvořak.
Of je Ewout nu sympathiek vindt of niet, we krijgen in deze roman een haarscherp beeld van zijn binnenwereld, van zijn speciale kijk op mensen, de dynamiek van hun verhoudingen en zijn wil tot macht. De aparte stijl van Wessel te Gussinklo vergroot de introspectieve kracht van ‘De hoogstapelaar’ en is volkomen in harmonie met de thematiek van het boek. Voor Ewout zie ik maar één uitweg: schrijver worden.
Alles draait om houding en uitstraling, hij wijst zijn vrienden er regelmatig op dat ze er zo lullig op staan. Zelf denkt hij aan Churchill en Hitler die alles aan hun charisma te danken hadden en vraagt zich constant af hoe hij zich het beste kan voordoen.
Bovendien heeft Ewout de gave van het woord. Het gaat er niet zozeer om veel aan het woord te zijn, nee, je moet op het juiste moment het hoogstnodige weten te zeggen. Zo doet Ewout alsof hij de wereld en het leven beter begrijpt dan zijn vrienden, hij geeft hen psychologisch advies, gaat met hun ouders praten en heeft zich zelfs het welzijnsjargon meester gemaakt. Hij doet alsof hij Sartre en Camus heeft gelezen. Twijfel aan zichzelf lijkt Ewout niet te hebben. Als hij van school wordt gestuurd, zegt hij tegen de directeur: ‘Als ik spreek, heeft u uw mond te houden’. Hij gaat niet meer naar school, de buitenwereld is nog kleiner geworden, zodat Ewouts binnenwereld nog meer kans krijgt.
‘De hoogstapelaar’ speelt zich af in een niet al te ver verleden (1960?), zoals blijkt uit de licht archaïsche stijl, de kleding van de jongeren en andere details. De stijl dwingt tot aandachtig en rustig lezen. De roman maakt deel uit van een cyclus, maar staat op zichzelf. De thematiek is vergelijkbaar met de eerdere roman ‘De opdracht’, maar ‘De hoogstapelaar’ is compacter en overtuigender.
De roman wordt gedragen door de vele reflecties van Ewout over hoe hij zich moet opstellen, hoe anderen daarop zullen reageren en hoe hij kan zegevieren. Agressie en provocatie horen daar bij. Bepaalde fragmenten keren steeds terug, ze symboliseren de tredmolen van Ewouts leven en zijn gedachten. Steeds maar weer zit Ewout rokend in een fauteuil met cola op het tafeltje naast hem in de woonkamer naar de straat te koekeloeren of hij zijn vrienden al ziet.
Hoe meer je jezelf forceert om tegenover anderen een beter ik te etaleren, hoe meer je jezelf dreigt te verliezen. Ewout komt door alle capriolen die hij bedenkt en uithaalt steeds verder van zichzelf af te staan en krijgt angsten, depressies en inzinkingen. Zijn vrienden zien de barstjes in zijn harnas steeds beter en krijgen door dat deze poseur weinig te betekenen heeft. Zo komt Ewout alleen te staan en beschrijft de roman een cyclus van eenzaamheid.
In sommige opzichten doet 'De hoogstapelaar' aan 'De avonden' van Gerard Reve denken: beide romans zijn vrij statisch, de hoofdpersonen leiden een monotoon leven van thuis zijn en vrienden opzoeken. Ze handhaven zich met het woord, maar anders dan Ewout heeft de iets oudere Frits van Egters het wapen van de ironie ontdekt. Net als in ‘De avonden’ zijn liefde en seks van weinig belang. De jongens praten wel over de meiden, maar daar stopt het. Beschuldiging van homoseksualiteit geldt als een belediging, maar het fascineert hen toch. Ewout masturbeert zonder overgave en doet in het verborgene aan travestie, maar erotische verlangens naar anderen heeft hij niet. Er is een onmacht tot intimiteit die Ewout juist zou kunnen bevrijden van zichzelf. De enige bevrijding is de muziek en Ewout draait zo nu en dan ‘Uit de nieuwe wereld’ van Dvořak.
Of je Ewout nu sympathiek vindt of niet, we krijgen in deze roman een haarscherp beeld van zijn binnenwereld, van zijn speciale kijk op mensen, de dynamiek van hun verhoudingen en zijn wil tot macht. De aparte stijl van Wessel te Gussinklo vergroot de introspectieve kracht van ‘De hoogstapelaar’ en is volkomen in harmonie met de thematiek van het boek. Voor Ewout zie ik maar één uitweg: schrijver worden.
5
Reageer op deze recensie