Lezersrecensie
Menselijk, al te menselijk
Het waren woelige tijden aan de universiteit, eind jaren 60, begin jaren 70. In Amsterdam bestormden de studenten de ivoren toren en bezetten in 1969 het Maagdenhuis. Ze eisten meer inspraak en medezeggenschap. Willem Frederik Hermans schreef de roman ‘Onder professoren’ over die tijd.
Sinds 1952 werkte hij aan de Rijksuniversiteit Groningen, eerst als assistent, later als lector in de fysische geografie. Hij kreeg een conflict met de hoogleraar en hij zou te veel tijd aan de literatuur besteden. Er kwam zelfs een parlementaire onderzoekscommissie die Hermans grotendeels in het gelijk stelde. Maar hij had er schoon genoeg van, nam in 1973 ontslag en vertrok naar Parijs, waar hij zijn roman schreef.
Professor Dingelam is de hoofdpersoon van ‘Onder professoren’. Hij is hoogleraar in de technische scheikunde en leeft voor en door de wetenschap. Een heel verschil met professor Tamstra, een man met het gezicht van een oorlogsmisdadiger die zelfs geen proefschrift heeft geschreven, maar wel hoogleraar-directeur is. Dingelam is competenter, maar Tamstra is sluwer. Het heeft zo zijn nadelen om vakidioot te zijn.
Dingelam heeft geen netwerk en onderhoudt zijn contacten niet. Op een dag krijgt hij de Nobelprijs, maar de rector magnificus heeft geen idee wie hij is of hoe hij hem kan bereiken. Zijn collega’s lijken eerder van dan voor de wetenschap te leven. Ze zijn wel blij met de Nobelprijs, maar hun jaloezie overheerst. De meesten vinden dat het geld van de prijs aan de universiteit toekomt. Vooral Tamstra is jaloers en pest Dingelam door hem een kleiner kantoor te geven.
Dingelam houdt geen rekening met mensen. Hij heeft geen idee wat de studenten beweegt en komt met hen in conflict. Hij begrijpt niets van hun verlangen naar inspraak. Ze zijn daar toch om iets te leren? Hoe kunnen ze dan willen meebeslissen over de collegestof of over de tentamens?
Er komen steeds meer vergaderingen. Geleidelijk aan wordt het Dingelam onmogelijk te werken. Ze protesteren tijdens de colleges en bezetten zijn kantoor. Uitgerekend op de dag dat Dingelam in de aula gehuldigd wordt, verstoren studenten de plechtigheid met een rookbom. Dingelam is niet gelukkig met de Nobelprijs, hij zou liever een rustig leven willen leiden.
‘Onder professoren’ eindigt met een verklaring van professor Zomerplaag dat het niet om een sleutelroman gaat. Blijkbaar zouden we op het idee kunnen komen, want de roman is rijk aan toespelingen op het concrete conflict van Hermans. Misschien is Zomerplaag van hetzelfde kaliber als zijn collega’s uit de roman en er vooral op uit om de reputatie van de universiteit en zichzelf hoog te houden.
‘Onder professoren’ is een zedenschets van een zonderling biotoop in woelige tijden. Hermans zal zich geamuseerd hebben om zich op deze manier op de universiteit te wreken en de roman is heel vermakelijk om te lezen. Bovendien is het verhaal een noodlotsdrama. De integere Dingelam is niet opgewassen tegen de tijdgeest en de intriges van zijn collega’s. Dingelam heeft in zijn obsessie voor de waarheid iets onmenselijks en hij delft het onderspit tegen het menselijke, al te menselijke van de anderen.
Inmiddels is de tijdgeest weer veranderd en zijn de universiteiten ondernemingen geworden. Ze moeten contractonderzoek doen voor bedrijven en internationale projecten aantrekken. Wetenschappers worden afgerekend op het aantal publicaties en citaties. Maar velen klagen net als Dingelam dat zij aan onderzoek niet meer toekomen. Ze zijn te veel tijd kwijt aan aanvragen en vergaderingen. De vrijheid van onderzoek is beperkt door allerlei belangengroepen. Hoe internationaal ook, de wetenschap blijft een kleine wereld van afgunst, belangen en prestige. Het kleingeestige beeld dat ‘Onder professoren’ daarvan geeft, is van alle tijden.
Sinds 1952 werkte hij aan de Rijksuniversiteit Groningen, eerst als assistent, later als lector in de fysische geografie. Hij kreeg een conflict met de hoogleraar en hij zou te veel tijd aan de literatuur besteden. Er kwam zelfs een parlementaire onderzoekscommissie die Hermans grotendeels in het gelijk stelde. Maar hij had er schoon genoeg van, nam in 1973 ontslag en vertrok naar Parijs, waar hij zijn roman schreef.
Professor Dingelam is de hoofdpersoon van ‘Onder professoren’. Hij is hoogleraar in de technische scheikunde en leeft voor en door de wetenschap. Een heel verschil met professor Tamstra, een man met het gezicht van een oorlogsmisdadiger die zelfs geen proefschrift heeft geschreven, maar wel hoogleraar-directeur is. Dingelam is competenter, maar Tamstra is sluwer. Het heeft zo zijn nadelen om vakidioot te zijn.
Dingelam heeft geen netwerk en onderhoudt zijn contacten niet. Op een dag krijgt hij de Nobelprijs, maar de rector magnificus heeft geen idee wie hij is of hoe hij hem kan bereiken. Zijn collega’s lijken eerder van dan voor de wetenschap te leven. Ze zijn wel blij met de Nobelprijs, maar hun jaloezie overheerst. De meesten vinden dat het geld van de prijs aan de universiteit toekomt. Vooral Tamstra is jaloers en pest Dingelam door hem een kleiner kantoor te geven.
Dingelam houdt geen rekening met mensen. Hij heeft geen idee wat de studenten beweegt en komt met hen in conflict. Hij begrijpt niets van hun verlangen naar inspraak. Ze zijn daar toch om iets te leren? Hoe kunnen ze dan willen meebeslissen over de collegestof of over de tentamens?
Er komen steeds meer vergaderingen. Geleidelijk aan wordt het Dingelam onmogelijk te werken. Ze protesteren tijdens de colleges en bezetten zijn kantoor. Uitgerekend op de dag dat Dingelam in de aula gehuldigd wordt, verstoren studenten de plechtigheid met een rookbom. Dingelam is niet gelukkig met de Nobelprijs, hij zou liever een rustig leven willen leiden.
‘Onder professoren’ eindigt met een verklaring van professor Zomerplaag dat het niet om een sleutelroman gaat. Blijkbaar zouden we op het idee kunnen komen, want de roman is rijk aan toespelingen op het concrete conflict van Hermans. Misschien is Zomerplaag van hetzelfde kaliber als zijn collega’s uit de roman en er vooral op uit om de reputatie van de universiteit en zichzelf hoog te houden.
‘Onder professoren’ is een zedenschets van een zonderling biotoop in woelige tijden. Hermans zal zich geamuseerd hebben om zich op deze manier op de universiteit te wreken en de roman is heel vermakelijk om te lezen. Bovendien is het verhaal een noodlotsdrama. De integere Dingelam is niet opgewassen tegen de tijdgeest en de intriges van zijn collega’s. Dingelam heeft in zijn obsessie voor de waarheid iets onmenselijks en hij delft het onderspit tegen het menselijke, al te menselijke van de anderen.
Inmiddels is de tijdgeest weer veranderd en zijn de universiteiten ondernemingen geworden. Ze moeten contractonderzoek doen voor bedrijven en internationale projecten aantrekken. Wetenschappers worden afgerekend op het aantal publicaties en citaties. Maar velen klagen net als Dingelam dat zij aan onderzoek niet meer toekomen. Ze zijn te veel tijd kwijt aan aanvragen en vergaderingen. De vrijheid van onderzoek is beperkt door allerlei belangengroepen. Hoe internationaal ook, de wetenschap blijft een kleine wereld van afgunst, belangen en prestige. Het kleingeestige beeld dat ‘Onder professoren’ daarvan geeft, is van alle tijden.
6
Reageer op deze recensie