Lezersrecensie
De werkbare waarheid
Met ‘Schemering’ schreef Philippe Claudel zijn tot nu toe grootste roman. Net als in ‘Grijze zielen’ en ‘Het verslag van Brodeck’ staat in ‘Schemering’ het onderzoek naar een moord centraal. Claudel laat zien hoe gevoelens en gedachten een fatale verbinding aangaan die onherroepelijk tot een drama leidt.
Claudel laat in het midden waar en wanneer het verhaal zich afspeelt, al geeft hij wel aanwijzingen. We zijn in een geïsoleerd bergdorp, in de uiterste periferie van een keizerrijk dat zijn gloriedagen achter zich heeft liggen. De Alpen? Claudel noemt streken als Beieren en Wallis of plaatsen als Bern en Wenen. Of Bosnië, Kroatië? De mensen hebben Slavisch aandoende namen en de moslimwereld is vlakbij. Van moderniteit is niets te merken. De mensen leven primitief, zijn arm en in dierenvellen gehuld. Hun bestaan is tot de essentie herleid. Misschien zijn we in het 19de-eeuwse Oostenrijk-Hongarije.
Nu plaats en tijd in het vage blijven, krijgt de roman een universele betekenis. In het dorp leven katholieken en moslims in harmonie samen. De moslims zijn in de minderheid, maar over de grens zijn ze in de meerderheid. In het dorp gebeurt nooit iets, tot de Pastoor op een dag wordt vermoord. De twee hoofdpersonen van de roman, de Politieman Nourio en zijn Plaatsvervanger Baraj, beginnen een onderzoek. Ze zoeken naar aanwijzingen, maken schetsen van de dode en ondervragen. Ze vinden een bebloede, puntige steen, maar geen spoor van de dader.
Beide hoofdpersonen zijn elkaars tegenpolen. Nourio is een ijdele narcist. Hij schrijft en spreekt graag, al nemen zijn gedachten niet zo’n hoge vlucht en kan hij aan seks geen weerstand bieden. Nourio voelt zich verbannen en ziet in de moord een kans op actie en zelfs promotie. Baraj is een deemoedige reus, hij is als jongen mishandeld en houdt van dieren. Hij is geen grote denker, maar toch komen in hem vlagen van poëzie op die hij even snel weer vergeet.
Ondertussen vindt de goegemeente een verklaring: de dader moet in de moslimminderheid worden gezocht. Moslims worden uitgescholden, hun winkels beklad met varkensbloed en hun sluier afgerukt. De Dokter waarschuwt zijn geloofsgenoten. Het lijkt hem beter te vertrekken naar de andere kant van de grens, maar ze willen blijven waar ze altijd waren. Hij vlucht alleen.
Later krijgt Nourio een uitnodiging voor een jachtpartij van de Markgraaf. Hij voelt zich zo vereerd dat hij het hele onderzoek vergeet. Hij schaft zich een jachttenue aan en doet schietoefeningen. Maar hij maakt zich belachelijk en gaat eerder naar huis. In de verte ziet hij een rode gloed. Het is de moskee die volledig is verbrand.
De Politieman vraagt zich af wat er gebeurd is. Hij hoopt dat Baraj opheldering kan geven, maar die is zwaargewond en weet van niets. Hij kreeg bezoek van zijn vroegere kwelgeest, nu leider van een terreurgroep. Waarom waren beide politiemannen op het moment van de moskeebrand uitgeschakeld? Het was tijdens het Vrijdaggebed en de moskee zat vol gelovigen.
De Autoriteiten met wie Nourio op jacht was, staan vrij onverschillig tegenover de gebeurtenissen. De Rapporteur herinnert hem eraan dat het niet gaat om het achterhalen van de waarheid, maar om tot een ‘werkbare waarheid’ te komen. De moslims zijn dood, hun huizen geplunderd, er is een nieuw evenwicht waar iedereen mee kan leven.
Zo heeft de moord op de Pastoor geleid tot een drama dat de gemeenschap verscheurde, alleen op basis van vermoedens. Het werkelijke motief van de moord is heel anders, maar zal nooit achterhaald worden. De Pastoor weigerde een zelfmoordenares een plek op de begraafplaats en bezorgde zo haar familie nog meer ellende. Haar dochter heeft zich daarvoor gewroken.
Claudel schrijft prachtig, zowel beeldend als dramatisch. Sommige scènes blijven je daardoor bij, zoals de moskeebrand en de beer op de jachtpartij. Hij slaagt erin natuurtaferelen zo te verwoorden dat je een landschap voor je ziet. Sterker nog: je bent er. Claudel typeert zijn personages met overdreven trekken, toch zijn het geen karikaturen, maar herkenbare types. Hij noemt ze vaak naar hun functie (met een hoofdletter): ze zijn wat ze doen. Wie ze zijn, hun gedachten en gevoelens blijven vaak schemerig en schimmig. De dialogen zijn levendig en nooit gezocht.
‘Schemering’ is een universeel noodlotsdrama, waarin moedwil en misverstand fatale gevolgen hebben. De roman is een parabel over etnische zuivering, zoals in de jaren 90 in ex-Joegoslavië. Er is weinig voor nodig om een gemeenschap in een hel te veranderen. Een onopgeloste moord, een gevonden zondebok en de kettingreactie van geweld komt op gang. We zijn vertrouwd met de werkbare waarheid, onze politici noemen het realisme of pragmatisme.
Claudel houdt je in spanning door de informatie te doseren, je op het verkeerde been te zetten en de motieven van zijn hoofdfiguren dubieus te maken. Zo moet je als lezer je weg vinden in een schemering van aanwijzingen en motieven. Het is een spannende tocht die beloond wordt met inzicht in mens, dier en natuur.
Claudel laat in het midden waar en wanneer het verhaal zich afspeelt, al geeft hij wel aanwijzingen. We zijn in een geïsoleerd bergdorp, in de uiterste periferie van een keizerrijk dat zijn gloriedagen achter zich heeft liggen. De Alpen? Claudel noemt streken als Beieren en Wallis of plaatsen als Bern en Wenen. Of Bosnië, Kroatië? De mensen hebben Slavisch aandoende namen en de moslimwereld is vlakbij. Van moderniteit is niets te merken. De mensen leven primitief, zijn arm en in dierenvellen gehuld. Hun bestaan is tot de essentie herleid. Misschien zijn we in het 19de-eeuwse Oostenrijk-Hongarije.
Nu plaats en tijd in het vage blijven, krijgt de roman een universele betekenis. In het dorp leven katholieken en moslims in harmonie samen. De moslims zijn in de minderheid, maar over de grens zijn ze in de meerderheid. In het dorp gebeurt nooit iets, tot de Pastoor op een dag wordt vermoord. De twee hoofdpersonen van de roman, de Politieman Nourio en zijn Plaatsvervanger Baraj, beginnen een onderzoek. Ze zoeken naar aanwijzingen, maken schetsen van de dode en ondervragen. Ze vinden een bebloede, puntige steen, maar geen spoor van de dader.
Beide hoofdpersonen zijn elkaars tegenpolen. Nourio is een ijdele narcist. Hij schrijft en spreekt graag, al nemen zijn gedachten niet zo’n hoge vlucht en kan hij aan seks geen weerstand bieden. Nourio voelt zich verbannen en ziet in de moord een kans op actie en zelfs promotie. Baraj is een deemoedige reus, hij is als jongen mishandeld en houdt van dieren. Hij is geen grote denker, maar toch komen in hem vlagen van poëzie op die hij even snel weer vergeet.
Ondertussen vindt de goegemeente een verklaring: de dader moet in de moslimminderheid worden gezocht. Moslims worden uitgescholden, hun winkels beklad met varkensbloed en hun sluier afgerukt. De Dokter waarschuwt zijn geloofsgenoten. Het lijkt hem beter te vertrekken naar de andere kant van de grens, maar ze willen blijven waar ze altijd waren. Hij vlucht alleen.
Later krijgt Nourio een uitnodiging voor een jachtpartij van de Markgraaf. Hij voelt zich zo vereerd dat hij het hele onderzoek vergeet. Hij schaft zich een jachttenue aan en doet schietoefeningen. Maar hij maakt zich belachelijk en gaat eerder naar huis. In de verte ziet hij een rode gloed. Het is de moskee die volledig is verbrand.
De Politieman vraagt zich af wat er gebeurd is. Hij hoopt dat Baraj opheldering kan geven, maar die is zwaargewond en weet van niets. Hij kreeg bezoek van zijn vroegere kwelgeest, nu leider van een terreurgroep. Waarom waren beide politiemannen op het moment van de moskeebrand uitgeschakeld? Het was tijdens het Vrijdaggebed en de moskee zat vol gelovigen.
De Autoriteiten met wie Nourio op jacht was, staan vrij onverschillig tegenover de gebeurtenissen. De Rapporteur herinnert hem eraan dat het niet gaat om het achterhalen van de waarheid, maar om tot een ‘werkbare waarheid’ te komen. De moslims zijn dood, hun huizen geplunderd, er is een nieuw evenwicht waar iedereen mee kan leven.
Zo heeft de moord op de Pastoor geleid tot een drama dat de gemeenschap verscheurde, alleen op basis van vermoedens. Het werkelijke motief van de moord is heel anders, maar zal nooit achterhaald worden. De Pastoor weigerde een zelfmoordenares een plek op de begraafplaats en bezorgde zo haar familie nog meer ellende. Haar dochter heeft zich daarvoor gewroken.
Claudel schrijft prachtig, zowel beeldend als dramatisch. Sommige scènes blijven je daardoor bij, zoals de moskeebrand en de beer op de jachtpartij. Hij slaagt erin natuurtaferelen zo te verwoorden dat je een landschap voor je ziet. Sterker nog: je bent er. Claudel typeert zijn personages met overdreven trekken, toch zijn het geen karikaturen, maar herkenbare types. Hij noemt ze vaak naar hun functie (met een hoofdletter): ze zijn wat ze doen. Wie ze zijn, hun gedachten en gevoelens blijven vaak schemerig en schimmig. De dialogen zijn levendig en nooit gezocht.
‘Schemering’ is een universeel noodlotsdrama, waarin moedwil en misverstand fatale gevolgen hebben. De roman is een parabel over etnische zuivering, zoals in de jaren 90 in ex-Joegoslavië. Er is weinig voor nodig om een gemeenschap in een hel te veranderen. Een onopgeloste moord, een gevonden zondebok en de kettingreactie van geweld komt op gang. We zijn vertrouwd met de werkbare waarheid, onze politici noemen het realisme of pragmatisme.
Claudel houdt je in spanning door de informatie te doseren, je op het verkeerde been te zetten en de motieven van zijn hoofdfiguren dubieus te maken. Zo moet je als lezer je weg vinden in een schemering van aanwijzingen en motieven. Het is een spannende tocht die beloond wordt met inzicht in mens, dier en natuur.
10
Reageer op deze recensie