Lezersrecensie
Zoveel soorten van verdriet, ik noem ze niet
Poëzie is niet populair, maar dat pleit er niet tegen. Het is de kern van de literatuur, want er is geen genre waarin de band tussen vorm en inhoud zo hecht is. Gedichten vragen meer concentratie en beschouwing van de lezer. Proza is overal, maar poëzie is vreemd: ‘ongrammaticale’ zinnen, associatieve beelden, klank- en rijmeffecten in korte vormen. Gedichten zijn onvertaalbaar, juist doordat vorm en inhoud zo’n eenheid zijn. De poëzie van een taal is uniek.
M. Vasalis is het pseudoniem van Margaretha Droogleever-Fortuyn Leenmans (1908-1998), ze latiniseerde haar meisjesnaam. Vasalis studeerde in Leiden en werd psychiater. Haar bekendste patiënt was Gerard Reve. Ze schreven elkaar en zij bezocht hem toen hij met een alcoholdelirium was opgenomen in het ziekenhuis van Assen. Vasalis schreef zo’n 150 gedichten in vier bundels die in de ‘Verzamelde gedichten’ bijeengebracht zijn.
Als psychiater schuwde ze de publiciteit en door de kritiek op haar werk publiceerde ze lange tijd niets. Toch ontving ze in 1982 de P.C. Hooftprijs en in haar dankwoord hekelt ze het vooroordeel over ‘[…] typisch vrouwelijke poëzie die zich bezighoudt met de kleine dingen van het leven […]’. Pure ironie, want ze heeft het vooral over de grote levensthema’s: afscheid, rouw en verdriet, ouderdom, ziekte en dood. Passende thema’s voor een psychiater.
Ondanks de somberheid van deze thema’s zijn haar gedichten niet neerdrukkend. Vasalis overdrijft nooit, weet zich te beheersen en ontroert daardoor. Haar gedichten wekken de indruk de ideale vorm te zijn om zulke levensthema’s tot uitdrukking te brengen. Ze hoopt de somberheid in schoonheid om te zetten en te overwinnen. Misschien was poëzie voor haar wel een vorm van therapie.
De poëzie van Vasalis is toegankelijk, maar beslist niet oppervlakkig. In haar gedichten staat meestal één beeld centraal dat ze in de loop van het gedicht uitwerkt om een inzicht duidelijk te maken. Neem nu ‘Aan een boom in het Vondelpark’:
Er is een boom geveld met lange groene lokken.
Hij zuchtte ruisend als een kind
terwijl hij viel, nog vol van zomerwind.
Ik heb de kar gezien, die hem heeft weggetrokken.
Het is een drama en Vasalis heeft verdriet. De gevelde boom is vol leven en heeft iets menselijks. Hij is groen en onvolgroeid met lokken en zuchten als een kind. Aan zijn schoonheid komt voortijdig een eind, de kar maakt de verdwijning tot iets onherroepelijks. Vasalis probeert het plotselinge verlies van jeugd en schoonheid in het gedicht op te roepen en terug te winnen. Afscheid keert regelmatig in haar poëzie terug, zoals in de beroemde regels in ‘Sotto Voce’:
Zoveel soorten van verdriet,
ik noem ze niet.
Maar één, het afstand doen en scheiden.
En niet het snijden doet zo’n pijn,
maar het afgesneden zijn.
Sommige gedichten staan dicht bij haar werk als psychiater. ‘Drank, de onberekenbare’ is een lang en vermakelijk gedicht over de effecten van alcohol, als je het snel hardop leest, wekt het de indruk van een roestoestand. Een ander voorbeeld is ‘De idioot in het bad’, over een man die kalmeert als hij wekelijks in bad gaat, het geeft hem een baarmoederlijk gevoel van veiligheid. Als hij eruit moet, heeft hij verdriet, want iedere week wordt hij opnieuw als bange idioot geboren.
Andere gedichten krijgen filosofische dimensies, zoals het prachtige ‘Afsluitdijk’. Tijdens een busrit weerspiegelt zich alles wonderlijk in de ramen, Vasalis noemt het de geest van de bus, maar het is ook onze eigen geest, onze reflectie. Hieruit volgt een inzicht, zowel over de tocht als over het leven:
Er is geen einde en geen begin
aan deze tocht, geen toekomst, geen verleden,
alleen dit wonderlijk gespleten lange heden.
In de gedichten van Vasalis zijn vorm en inhoud één, maar de inhoud primeert, ze probeert altijd een flits van inzicht over te brengen. Haar laatste gedicht heet ‘Sub finem’:
En nu nog maar alleen
het lichaam los te laten –
de liefste en de kinderen te laten gaan
alleen nog maar het sterke licht
het rode, zuivere van de late zon
te zien, te volgen – en de eigen weg te gaan.
Het werd, het was, het is gedaan.
M. Vasalis is het pseudoniem van Margaretha Droogleever-Fortuyn Leenmans (1908-1998), ze latiniseerde haar meisjesnaam. Vasalis studeerde in Leiden en werd psychiater. Haar bekendste patiënt was Gerard Reve. Ze schreven elkaar en zij bezocht hem toen hij met een alcoholdelirium was opgenomen in het ziekenhuis van Assen. Vasalis schreef zo’n 150 gedichten in vier bundels die in de ‘Verzamelde gedichten’ bijeengebracht zijn.
Als psychiater schuwde ze de publiciteit en door de kritiek op haar werk publiceerde ze lange tijd niets. Toch ontving ze in 1982 de P.C. Hooftprijs en in haar dankwoord hekelt ze het vooroordeel over ‘[…] typisch vrouwelijke poëzie die zich bezighoudt met de kleine dingen van het leven […]’. Pure ironie, want ze heeft het vooral over de grote levensthema’s: afscheid, rouw en verdriet, ouderdom, ziekte en dood. Passende thema’s voor een psychiater.
Ondanks de somberheid van deze thema’s zijn haar gedichten niet neerdrukkend. Vasalis overdrijft nooit, weet zich te beheersen en ontroert daardoor. Haar gedichten wekken de indruk de ideale vorm te zijn om zulke levensthema’s tot uitdrukking te brengen. Ze hoopt de somberheid in schoonheid om te zetten en te overwinnen. Misschien was poëzie voor haar wel een vorm van therapie.
De poëzie van Vasalis is toegankelijk, maar beslist niet oppervlakkig. In haar gedichten staat meestal één beeld centraal dat ze in de loop van het gedicht uitwerkt om een inzicht duidelijk te maken. Neem nu ‘Aan een boom in het Vondelpark’:
Er is een boom geveld met lange groene lokken.
Hij zuchtte ruisend als een kind
terwijl hij viel, nog vol van zomerwind.
Ik heb de kar gezien, die hem heeft weggetrokken.
Het is een drama en Vasalis heeft verdriet. De gevelde boom is vol leven en heeft iets menselijks. Hij is groen en onvolgroeid met lokken en zuchten als een kind. Aan zijn schoonheid komt voortijdig een eind, de kar maakt de verdwijning tot iets onherroepelijks. Vasalis probeert het plotselinge verlies van jeugd en schoonheid in het gedicht op te roepen en terug te winnen. Afscheid keert regelmatig in haar poëzie terug, zoals in de beroemde regels in ‘Sotto Voce’:
Zoveel soorten van verdriet,
ik noem ze niet.
Maar één, het afstand doen en scheiden.
En niet het snijden doet zo’n pijn,
maar het afgesneden zijn.
Sommige gedichten staan dicht bij haar werk als psychiater. ‘Drank, de onberekenbare’ is een lang en vermakelijk gedicht over de effecten van alcohol, als je het snel hardop leest, wekt het de indruk van een roestoestand. Een ander voorbeeld is ‘De idioot in het bad’, over een man die kalmeert als hij wekelijks in bad gaat, het geeft hem een baarmoederlijk gevoel van veiligheid. Als hij eruit moet, heeft hij verdriet, want iedere week wordt hij opnieuw als bange idioot geboren.
Andere gedichten krijgen filosofische dimensies, zoals het prachtige ‘Afsluitdijk’. Tijdens een busrit weerspiegelt zich alles wonderlijk in de ramen, Vasalis noemt het de geest van de bus, maar het is ook onze eigen geest, onze reflectie. Hieruit volgt een inzicht, zowel over de tocht als over het leven:
Er is geen einde en geen begin
aan deze tocht, geen toekomst, geen verleden,
alleen dit wonderlijk gespleten lange heden.
In de gedichten van Vasalis zijn vorm en inhoud één, maar de inhoud primeert, ze probeert altijd een flits van inzicht over te brengen. Haar laatste gedicht heet ‘Sub finem’:
En nu nog maar alleen
het lichaam los te laten –
de liefste en de kinderen te laten gaan
alleen nog maar het sterke licht
het rode, zuivere van de late zon
te zien, te volgen – en de eigen weg te gaan.
Het werd, het was, het is gedaan.
4
Reageer op deze recensie