Lezersrecensie
Twee prijzen: beste debuut en beste openingszin...
Voor slagerszoon Rensing bestaat er geen enkele twijfel: hij wordt net als zijn vader slager en neemt later ook de zaak over.
Het is eind jaren zeventig, je haalde je brood en je vlees en andere benodigdheden bij een speciaalzaak, er waren nog geen supermarkten. In ieder geval nog niet in het dorp waar Rensing woont. Al vanaf kleine jongen hielp Rensing in de slagerij, waar zijn moeder heerste in het winkelgedeelte. Later, toen hij op de slagersvakschool zat, mocht hij ook zijn vader helpen slachten.
Hij had een talent: feilloos kon hij de beste dieren aanwijzen, hij leek het aan te voelen of ze gezond waren.
En hij had plannen: hij zou de slagerij moderniseren, ideeën had hij volop. Maar pas na het overlijden van zijn vader kon hij daarmee beginnen. Gelukkig hadden zijn ouders hem in de armen van een jonge vrouw gedreven, een slagersdochter, die mooi de winkel kon doen. Want Rensing kon niet met mensen omgaan, met zijn vrouw eigenlijk ook niet, hun huwelijk was meer een verstandshuwelijk.
Maar: gemak dient de mens en als de eerste supermarkt zich in het dorp vestigt, is dat het begin van het einde. Rensing probeert het nog, maar de omzet daalt met de dag.
Het einde is onafwendbaar, dat weten we. Maar hoe de weg er naar toe in dit geval verliep, dat vertelt Sarkar in zijn fantastische debuut!
Velen kunnen het zich nog voor de geest halen hoe vele speciaalzaken vanaf de jaren tachtig langzaam het onderspit moesten delven. Zij konden niet op tegen de supermarkten. Manik Sarkar schrijft beeldend, in de prachtigste zinnen beschrijft hij de bloederigste details. Want de keuze voor een slagerij is vast niet voor niets. Een bakker die het niet bolwerken kan geeft waarschijnlijk niet zo’n indringend beeld als het verhaal over deze slager, een man die dieren doodt en ontleedt. Ook al is Rensing een zeer goede vakman, het zijn beelden waarvoor we liever onze ogen sluiten. Je ontkomt er evenwel niet aan, door de woorden van Sarkar zie je het mes snijden. Het komt aan.
Prachtige roman over succes en teloorgang, over de oneerlijke strijd van een eenmanszaak tegen de supermarkt.
De beginzin: (Wow! Bestaat die prijs voor de beste openingszin nog?)
‘Als het enige waarop je je kunt baseren een groot, levend beest op een koude ochtend op de veemarkt is, bij wie de damp tijdens het uitademen uit de neusgaten komt, dan moet je weten dat je je hand op de kossem moet leggen om te controleren of het vlees droog is, dat je bij iedere stap van het dier moet opletten of het niet hinkt, of het vlees bij de hals terugveert als je er met je vinger op drukt en dat als dat niet zo is je op je eigen inzicht moet vertrouwen, ook als de veehandelaar met glimmende rode wangen, een portefeuille vol honderdjes en een flesje brandewijn in zijn binnenzak zegt dat het een topdier is, niks mis mee, vertrouw op mijn ervaring, jong, ik heb je opa nog gekend.’
Het is eind jaren zeventig, je haalde je brood en je vlees en andere benodigdheden bij een speciaalzaak, er waren nog geen supermarkten. In ieder geval nog niet in het dorp waar Rensing woont. Al vanaf kleine jongen hielp Rensing in de slagerij, waar zijn moeder heerste in het winkelgedeelte. Later, toen hij op de slagersvakschool zat, mocht hij ook zijn vader helpen slachten.
Hij had een talent: feilloos kon hij de beste dieren aanwijzen, hij leek het aan te voelen of ze gezond waren.
En hij had plannen: hij zou de slagerij moderniseren, ideeën had hij volop. Maar pas na het overlijden van zijn vader kon hij daarmee beginnen. Gelukkig hadden zijn ouders hem in de armen van een jonge vrouw gedreven, een slagersdochter, die mooi de winkel kon doen. Want Rensing kon niet met mensen omgaan, met zijn vrouw eigenlijk ook niet, hun huwelijk was meer een verstandshuwelijk.
Maar: gemak dient de mens en als de eerste supermarkt zich in het dorp vestigt, is dat het begin van het einde. Rensing probeert het nog, maar de omzet daalt met de dag.
Het einde is onafwendbaar, dat weten we. Maar hoe de weg er naar toe in dit geval verliep, dat vertelt Sarkar in zijn fantastische debuut!
Velen kunnen het zich nog voor de geest halen hoe vele speciaalzaken vanaf de jaren tachtig langzaam het onderspit moesten delven. Zij konden niet op tegen de supermarkten. Manik Sarkar schrijft beeldend, in de prachtigste zinnen beschrijft hij de bloederigste details. Want de keuze voor een slagerij is vast niet voor niets. Een bakker die het niet bolwerken kan geeft waarschijnlijk niet zo’n indringend beeld als het verhaal over deze slager, een man die dieren doodt en ontleedt. Ook al is Rensing een zeer goede vakman, het zijn beelden waarvoor we liever onze ogen sluiten. Je ontkomt er evenwel niet aan, door de woorden van Sarkar zie je het mes snijden. Het komt aan.
Prachtige roman over succes en teloorgang, over de oneerlijke strijd van een eenmanszaak tegen de supermarkt.
De beginzin: (Wow! Bestaat die prijs voor de beste openingszin nog?)
‘Als het enige waarop je je kunt baseren een groot, levend beest op een koude ochtend op de veemarkt is, bij wie de damp tijdens het uitademen uit de neusgaten komt, dan moet je weten dat je je hand op de kossem moet leggen om te controleren of het vlees droog is, dat je bij iedere stap van het dier moet opletten of het niet hinkt, of het vlees bij de hals terugveert als je er met je vinger op drukt en dat als dat niet zo is je op je eigen inzicht moet vertrouwen, ook als de veehandelaar met glimmende rode wangen, een portefeuille vol honderdjes en een flesje brandewijn in zijn binnenzak zegt dat het een topdier is, niks mis mee, vertrouw op mijn ervaring, jong, ik heb je opa nog gekend.’
7
Reageer op deze recensie