Lezersrecensie
‘De vroedvrouw van de Groenburgwal’ is interessant, maar overtuigt niet
Een moeder die je verkoopt als prostituee omdat er nog een schuld moet worden afbetaald; een man die je wantrouwt en verkracht, en met wie je vooral trouwt omdat je als ongetrouwde vrouw geen eigen vroedvrouwpraktijk mag starten: het leven van de Amsterdamse Eefje, zo rond het einde van de Gouden Eeuw, is niet gemakkelijk. De jonge vrouw zou dolgraag vroedvrouw willen worden, maar het is maar de vraag of dat zal gebeuren. Als haar moeder haar naar het ‘hoerhuis’ stuurt omdat ze anders door de huurbaas uit huis wordt gezet, lijkt haar droom zelfs verder weg dan ooit.
Het leven in het ‘hoerhuis’ is weliswaar eenzaam, pijnlijk en vernederend, maar juist daar vindt Eefje mensen die om haar geven: een rijke man die op zoek is naar geluk en een zwarte vrouw met zo haar eigen littekens, die kennis uit een exotische wereld gebruikt om zelfs de zwaarste bevallingen tot een goed einde te brengen. Zo ontstaan nieuwe relaties: met een minnaar waarvoor Eefje dubbele gevoelens heeft, met een vrouw die door Westerlingen inferieur wordt gevonden, en met een verminkte collega-vroedvrouw die getekend door het leven gaat.
Het stelt de hoofdpersoon uit ‘De vroedvrouw van de Groenburgwal’ keer op keer voor dilemma’s en raadsels. Pas als haar kersverse man de minnaar ombrengt en op de vlucht slaat naar het buitenland lijkt er voor Eefje ruimte te komen om haar eigen leven te leiden.
Met ‘De vroedvrouw van de Groenburgwal’ schreef Jeanine de Vries (1979) een interessant verhaal over mensen aan de zelfkant van de Amsterdamse samenleving. En passant passeren de beroemde vroedmeester Frederik Ruysch en het Doodgraversoproer van 1696 de revue.
Helaas slaagt De Vries er niet goed in om Eefje karakter te geven. Ze is begripvol voor de spagaat waarin haar moeder zit als die haar naar het ‘hoerhuis’ brengt, ondergaat het leven als prostituee gelaten en vindt ontspanning in het dubbelleven dat ze moet leiden. Die menselijke karaktertrekken hadden beter kunnen worden uitgewerkt, zodat Eefje minder oppervlakkig overkomt – de ene keer dader en de andere keer slachtoffer. Het verhaal had ook aan kracht gewonnen als het minder personages had bevat, die elk wat meer karakter hadden gekregen.
Uiteindelijk blijft het realiteitsgehalte van De Vries’ nieuwe roman knagen. Bebe lijkt te zijn geïntroduceerd omwille van de diversiteit, en hoewel de culturele verschillen tussen 'de Oost' en 'de Westerse wereld' daardoor concreet zichtbaar worden, blijft haar karakter vlak. Het verhaal had aan diepgang gewonnen als haar personage verder was uitgewerkt of als de culturele/maatschappelijke spanning een grotere plaats in het verhaal had gekregen.
Het leven in het ‘hoerhuis’ is weliswaar eenzaam, pijnlijk en vernederend, maar juist daar vindt Eefje mensen die om haar geven: een rijke man die op zoek is naar geluk en een zwarte vrouw met zo haar eigen littekens, die kennis uit een exotische wereld gebruikt om zelfs de zwaarste bevallingen tot een goed einde te brengen. Zo ontstaan nieuwe relaties: met een minnaar waarvoor Eefje dubbele gevoelens heeft, met een vrouw die door Westerlingen inferieur wordt gevonden, en met een verminkte collega-vroedvrouw die getekend door het leven gaat.
Het stelt de hoofdpersoon uit ‘De vroedvrouw van de Groenburgwal’ keer op keer voor dilemma’s en raadsels. Pas als haar kersverse man de minnaar ombrengt en op de vlucht slaat naar het buitenland lijkt er voor Eefje ruimte te komen om haar eigen leven te leiden.
Met ‘De vroedvrouw van de Groenburgwal’ schreef Jeanine de Vries (1979) een interessant verhaal over mensen aan de zelfkant van de Amsterdamse samenleving. En passant passeren de beroemde vroedmeester Frederik Ruysch en het Doodgraversoproer van 1696 de revue.
Helaas slaagt De Vries er niet goed in om Eefje karakter te geven. Ze is begripvol voor de spagaat waarin haar moeder zit als die haar naar het ‘hoerhuis’ brengt, ondergaat het leven als prostituee gelaten en vindt ontspanning in het dubbelleven dat ze moet leiden. Die menselijke karaktertrekken hadden beter kunnen worden uitgewerkt, zodat Eefje minder oppervlakkig overkomt – de ene keer dader en de andere keer slachtoffer. Het verhaal had ook aan kracht gewonnen als het minder personages had bevat, die elk wat meer karakter hadden gekregen.
Uiteindelijk blijft het realiteitsgehalte van De Vries’ nieuwe roman knagen. Bebe lijkt te zijn geïntroduceerd omwille van de diversiteit, en hoewel de culturele verschillen tussen 'de Oost' en 'de Westerse wereld' daardoor concreet zichtbaar worden, blijft haar karakter vlak. Het verhaal had aan diepgang gewonnen als haar personage verder was uitgewerkt of als de culturele/maatschappelijke spanning een grotere plaats in het verhaal had gekregen.
1
Reageer op deze recensie